Klioos kraam. Deel 1(1656)–Anoniem Klioos kraam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 221] [p. 221] Op de Afbeeldinghe Van de schoone Herderinne Anna. O Uylenborg, uw levensverven, Als zy deze Anna zien, besterven. Want zulk een proefstuk van natuur, Blaakt gloeyender als Hemelvuur. Als ghy hare oogjens recht zout malen, Most ge uw penzeel aan Zonnestralen Ontvonken, en met leventgit Deurmengen; maar om 't rechte wit Van 't purpre mondtje wel te treffen, Most ge uw vernuft noch hoger heffen. Neem Roozen van de Roozekrans Die Venus draegt, mengt die met glans Van heldre Starren, uitgekozen; Dat zal dan als heur lipjens blozen. Maar wist gy raat heur zoete taal, Daar door zy harten meenigmaal Ten ooren uitrukt, ons te toonen, Dan moogt gy wel by Goden woonen. Natuur u deze kunst verbiet, En al uw arbeidt is om niet, O Uylenborg, dies is 't van nooden Dat ge, als Pigmalion, de Goden Aanbidt met nederig gekniel; Op dat ze in Annaas beelt een ziel En leven storten uit heur zalen. En anders kuntg'er geest niet malen. J. Dullaart. Vorige Volgende