Klioos kraam. Deel 1(1656)–Anoniem Klioos kraam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 196] [p. 196] Aan J. v. Vondel, Toen zijn E. het Feest van S. Lucas met zijn gezelschap vereerde. TOen 't groote Licht verscheen op 't Feest der Kunstenaaren, Was ieder een verheughdt, en zoo vernoegt en bly, Dat wie de Vader zagh, ontstack in poëzy, Nu dat de Kunst-goddin, hier met Apol zou paaren. Terwijl de Priesterschap, door zang en spel der snaaren, Begroetten dus die Zon: ô Fenickx van ons Landt! Die 't gantsche Helikon doet luystren naar uw trant, En wijdt aan godt Jupijn, een kroon van gryze haaren. Die stadigh zijn omringt met heylge Lauwre-blaan. Wat offer zullen wy u voor dees weldaadt brande? Wie danckbaer is voor gunst, die heeft de gunst voldaan: Want danckbaerheydt is meêr als duysendt offerhande. De Vader zy vernoegt, nu dat S. Lucas hier U schenckt Apelles Schilt, Apol het Lauwerier. T. Asselyn. Vorige Volgende