Klioos kraam. Deel 1(1656)–Anoniem Klioos kraam– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 179] [p. 179] Jaargetyde Van haar Doorluchtighste Majesteyt Van Zweeden. SChoon of, by alle Grooten, De Vreê niet is beslooten; Zoo houdtmen hier alreê Voor 't heilig vreê besluit, het voorspel van de Vreê. Men laat nu, onder 't krygen, Trompet en Trommel zwygen, Om wel vernoeght en bly Te vieren ongesteurt Kristinaas Jaargety. De Blyschap boven maten Schynt lustigh uitgelaten. De keurige Natuur Deez' dagh heeft uitgekipt; om daar op, in een uur, Meer wonderen te baaren Dan eer in duizent jaren. De Zon wenscht dat ze magh. Besluiten op dit Feest twee dagen in een dagh. Het licht hier opgevaren, In driemaal zeven jaren, Geklommen is om hoogh, Soo ver in 't oor bekent gelyk de zon in 't oogh, Haar Faam wort omgedragen Op Febus zonnewagen; [pagina 180] [p. 180] 't Zy dat hy daelt of ryst, En met zyn goudt vergult de blaauwe waterlyst, Zy zou alleen verdooven De glans van alle hoven; Indien de Hemel schonk Dat aen de wereldkroon maar slechs een perel blonk. De dagh nu opgerezen Moet eeuwig heilig wezen, Dat die met blyder geest In Zweeden werdt geviert dan eer 't Olimpisch feest. Apollo, bron der lichten, Help my nu zoo in 't dichten, Dat ick na waarde sier Kristiins geboortekroon, met pronklof van papier. Zal ik de lof beginnen Van 't puik der Koninginnen, Die in myn Pallas vandt Geen wysheit die zy had, maar slechs myn slecht verstandt? Wat zal het nu beschieten Schoon ik besta te gieten Een druppel in een bron? Wat toon ik met een kaars de stralen van de zon? Jupyn om hoog gezeten Gebruikt Ambroos in 't eten; Maar plaght noch bly te zyn Met offer ingewandt, beplenght met slechte wyn, Zy, die hem na wil trachten, Zal dit ook niet verachten; Dien hy het alles geeft Die kryght geen meerder lof dan zy alreede heeft. Natuur is self bezweken Toen zy haar lof zou spreken; Door dien ze ons niemandt wyst Ten zy 't Kristine was, die recht Kristine pryst. [pagina 181] [p. 181] Die zal in 't hert begraven Haar opgehoopte gaven; Want zy, die ieder een Door grootheidt overtreft, schynt by haar zelf noch kleen; Zy, door de Deught gedreven, Wist na 't geluk te streven, Dat, al te wuft en blindt, Haar niet heeft opgevoert in't Zweedsche rijxbewind: Of zoo het heeft bedreven, Dat zy zoo is verheven Door gaven van haar geest, Zoo is Kristinaas Deugt haar leitsvrouw dan geweest. Die zou de Deught beminnen, Al kon z' er niet meê winnen; Om dat zy, groen in jeught, Volwassen is in trou, en grys in witte deught. Indien in 's werelts dalen De Vredezon haar stralen Nu schiet, tot Zwedens lof, Zoo helpt gy my Kristiin aan heilge vredestof. R. Anslo. Vorige Volgende