Het kinderleven geschetst in een tiental liederen
(ca. 1830-1840)–Anoniem Het kinderleven geschetst in een tiental liederen – Auteursrechtvrij
[pagina 16]
| |
[pagina 17]
| |
hol _ de voort hop, hop, hop, hop, in ra_ _zen_den ga _ lop.
| |
2.Het dacht om rampen noch gevaar,
Als of het niets kon deeren.
Kind!_riep de moeder,_kind, bedaar!
Gij zult u wis bezeeren.
Maar 't holde voort hop, hop, hop, hop,
In razenden galop.
| |
3.Het lam liet niet van 't rennen af,
Sprong over heg en muren,
En moest helaas! maar al te straf
Zijn stoutheid ras bezuren.
Steeds holde 't voort hop, hop, hop, hop,
In razenden galop.
| |
4.Er lag op weg een groote steen,
Daar wilde 't overspringen;
Maar ach! het viel en brak een been:
Nu was 't gedaan met springen.
Nu holde 't niet meer hop, hop, hop,
In razenden galop.
| |
5.O makkers, neemt die les te baat,
Laat ons dit voorbeeld leeren,
Dat vreugden steeds door overmaat
In ramp en leed verkeeren.
Holt dus niet voort hop, hop, hop, hop,
In razenden galop.
|
|