Jongens-spelen
(ca. 1830-1840)–Anoniem Jongens-spelen – Auteursrechtvrijmet XII gekleurde platen
[pagina 5]
| |
Wakkre jongens! met vermaak
Let ik op uw spelen;
En al is 't niet meer mijn zaak
In uw pret te deelen,
Zes paar zijn nog naar mijn' smaak,
Die 'k het liefst mogt spelen.
Allen zijn ze u wel bekend:
Kijkt maar eens ter degen;
'k Heb u voorgesteld in prent,
Hoe 'k mijn stokpaard heb gemend
Door de naauwste stegen;
Hoe 'k de kegels nedersmeet,
| |
[pagina 6]
| |
Vaartje speelde of tolde,
Wondervlug op schaatsen reed,
't Hobbelpaard zoo draven deed,
Dat het bijkans holde,
Hoepelde, of met veel pleizier
Vliegers op deed stijgen.
Blindemannetje! ik ben hier:
Kunt ge mij niet krijgen?
Riep ik, en, met overleg,
Sloop ik langs zijn handen weg.
'k Wipte en knikkerde ook heel graag
Met een kameraadje,
En op kermis in den Haag
Speelden wij soldaatje,
En veel andre spelen meer,
Die 'k nu heb vergeten,
En waarvoor ik liet weleer
Drinken staan en eten,
Speelziek in den hoogsten graad,
'k Wil dit nog wel weten,
| |
[pagina 7]
| |
Was ik, maar - 'k heb inderdaad
't Leeren niet vergeten;
'k Ging naar school met lust en vlijt;
't Lezen, schrijven, reeknen,
Leerde ik in een' korten tijd,
Fransch, Latijn en teeknen.
'k Gaf op 's meesters lessen acht;
'k Was zelfs onder 't spelen
Op mijn leeren nog bedacht,
En niet wild, als velen.
Spelen, jongens! mogt ik wel,
Maar 'k moest spelend leeren:
Voordeel trekken uit het spel,
Was staâg mijn begeren.
Daarom wil ik ook dat gij
Vrij en blij zult spelen,
Mits het leeren hoofdzaak zij,
Die nooit moet vervelen.
't Spelen is gezond en goed,
't Geeft tot leeren nieuwen moed.
|
|