Wat Albien ondervond.
Bien was een jonge kerel, die met eenige honderden peerdenoogen de wereld afreizen wilde, om, zoo 't hij zelf zei, veel ondervindinge op te doen. Zijn vader had hem altijd gezeid: ‘jongen, let wel op alles wat rondom u gebeurt, neemt alle leskes te bate, want veel kennisseis meer weerd dan de borze geld die ik u achterlaten zal.’
Bien meende dat hij op zijn dorp die ondervindinge niet en kost opdoen, daarom ook gaf hij geerne zijne vijffrankstukken ten beste en reisde de wereld rond.
Hij vertrok met een herte lijk een brood en met zijne zakken vol schijven; hij was gezind gelijk eene katte en liep gekleed lijk een baron.
Hoelang Albien wegbleef en vertellen ze niet, maar wat ze te verduitschen weten is, dat hij weerkeerde met een herte lijk een steen en met zijne zakken vol armoê; hij was zoo kwaad als een gestampte duivel en liep gekleed lijk een schooier.
Daarbij, de menschen zeggen dat Bien de wereld verwenschte, omdat zijn geld op was en omdat hij ondervonden had dat de wereld eene vieze parochie is, eene fopperije, een hennenroest waar de bovenste kiekens de onderste bedoen.
De herbergiers - zoo vertelde Bien - schre-