Jong Dietschland. Jaargang 14(1911-1912)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 203] [p. 203] Voorjaarsnevel 't Zijn ongehoorde zuchten die de velden langs In wazigwitte nevelsluiers ommezweven... 't Zijn ongehoorde zuchten van die 't laaiend leven Een morgenstond maar in een verren zonneglans Ontwaren mochten eer ze in donkren nacht verdwenen... En ongezien, weemoedig hier nu ommedwalen... 't Zijn zuchten van de velen, die de roos'ge stralen Der liefde in blijden morgen, hoopvol, heeft beschenen Maar - hoe zij ook beloften eeuwigschittrend waanden - Des avonds voor hun traangevoolde blikken taanden... 't Zijn zuchten om het oogenluiken van die velen Waarrond de droefste 'erinneringen bleven kwelen... ...Vergaan, gelijk in zonvergulde herfstlandouwen Toen plots de bleeke zon verdween, de boome-schaûwen... 't Zijn zuchten om de smarten die geen mond zal spreken Maar uit doffe oogen, lijk uit dorre bloemen, leken... 't Zijn zuchten om den tijd die ruischloos henenschrijdt, Om zooveel dagen, die nooit weder zullen komen, 't Zijn zuchten om de zorgen die mijn hart omzoomen, 't Zijn zuchten om mijn langvervlogen kindertijd... 1907. Joris Eeckhout. Vorige Volgende