Jong Dietschland. Jaargang 14(1911-1912)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 199] [p. 199] Jezus de Kindervriend Laat de kleinen tot mij komen, Want zij hebben met hun bloed Mijne komst het eerst vergoed. Laat mij schouwen in hun oogen, Dat er stil ontvonken gaat Zucht naar schoenen dageraad. Laat mij zaaien in hun zielen Zaad van heerelijker vrucht Dan er rijpt in aardsche lucht. 'k Zal hun spreken van den Herder, Die het afgedoolde lam Op zijn moede schouders nam. 'k Zal hun spreken van den Vader En dien armen armen zoon, Verre van de Vaderwoon. Van den een'gen zoon der weduw, Dien ik op don boord van 't graf Aan zijn moeder wedergaf. 'k Zal ze éen voor éen omarmen, Ieder als het eenigst kind Dat ik eeuwig heb bemind. Zalig zijn de reine harten, Want aan hun onoozelheid Blijft Gods aanschijn toegezeid. Hebt ontzag voor kinderzielen, Want hun englen staan altijd Schouwend in Gods majesteit. Komt, - bruidekens mijns Harten, Maagdelijk en morgenfrisch Tot mijn rijksten koningsdisch; [pagina 200] [p. 200] Komt, in 't blanke kleed der onschuld, Plukken in mijn paradijs Dagelijksche levensspijs; Komt, gij kleinen, mij vertroosten Nu de grooten henengaan En mij eenzaam laten staan... L.A. Vorige Volgende