Jong Dietschland. Jaargang 9(1906-1907)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] Talium est enim regnum coelorum. (Mt. xix, 14) Zie, Heer, ik kom ootmoedig als een kind Vóór U den waan neerleggen van mijn leven. Ik wist dat Gij de kinderen bemint En hun uw liefdezegen hebt gegeven. Ik wist dat Gij aan 't kruis te bloeden hangt Em mij bemind hebt al uw smarte-dagen, Dat Gij der menschen reine hart verlangt, En U slechts kinderootmoed kan behagen. Om al mijn dwaling wil ik boete doen, U weenend mijn te grooten trots belijden, Uw kruis omhelzen in een tranenzoen En schreien om mijn zonden en uw lijden. Stom staar ik op uw wreed-miskende smart. Geen woorden komen van mijn mond gegleden Voor al 't berouw en liefde van mijn hart. Ik snik luidop om uw bebloede leden En hopend, daar Ge op 't kruis mij tegenlacht, Kom stillekens een stapje, een stapje nader, En streel uw wonden têer en prevel zacht: Uw zegen voor uw kleine kind, mijn Vader! Gabriël VERBORGHT. Vorige Volgende