Jong Dietschland. Jaargang 9(1906-1907)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Mundi Felicitati 'k Heb u vaak aangestaard, en toch steeds klein bevonden, Want hoe uw roode zon, in andre levenslanen In gouden kransen blonk, 'k wist dat zij eens zou tanen En 't uur niet ver kon zijn, en hoe ze dan verzwonden Ten zwarten einder, menig troostloos hart zou wonden... 'k Heb u vaak aangestaard, en moe van zeurig wanen, Gepoogd mezelve een andren, zeekren weg te banen, Langs dorre streken, waar veel doorenstruiken stonden, Naar 't lang-betrachte land waar mijne droomen woonden. Ik ben gegaan met vromen moed, en die me hoonden Zou 'k nu misschien reeds droevig-snikkend wedervinden. Ik ben gegaan, en eindlijk juichend aangekomen, Waar gouden zon steeds glanst, op eeuwig groene boomen, Waar zoete koeltjes gaan en droomen nooit verzwinden. 15-4-1905. Karel De Strever. Vorige Volgende