Jong Dietschland. Jaargang 8
(1905-1906)– [tijdschrift] Jong Dietschland–
[pagina 208]
| |
De Engelsche dichteres Mrs. BrowningDe engelsche letterkunde der verleden eeuw heeft een groot deel van haar roem te danken aan eenige hoogbegaafde vrouwen. In den roman en de novel hebben George Eliot († 1880), Lady Fullerton († 1885), Mrs. Craik († 1887) Mrs. Henry Wood († 1887), Mrs. Hungerford († 1897), Mrs. Oliphant († 1897), Mrs. Emma Marshall († 1899) zich door hun fijne, diep-psychologische kunst een onsterfelijken glorienaam verworven, en dagelijks nog verrijken de voortreffelijke verhalen der niet minder talentrijke Mrs. Braddon, Mrs. Thackeray, Charlotte Brontë e.a. de literatuur van Groot-Bretapje. Ook de poëzie der afgeloopen eeuw zal steeds met trots op twee vrouwennamen wijzen: de gevoelige kunstenares Mrs. Hemans († 1835) en de geniale Mrs. Browning. Iets over het leven en de werken dezer laatste, die door alle critici onder de hoofdtypen der negentien eeuwsche letterkunde gesteld wordt, zal hier, hoop ik, niet misplaatst vóórkomen. Want we leven in Vlaanderen vaak wat te veel buiten de kennis der engelsche letteren: met de duitsche schrijvers is het heel anders, eerst omdat we de taal gemakkelijker en zóó liever aanleeren en dan omdat Duitschland door de aantrekkelijkheid zijner goedkoope Reclame-, Hendel- en andere uitgaven ons aanlokt tot het koopen zijner boeken. Maar als we eens oppervlakkig kennis gemaakt hebben met de dramas van Shakespeare en nog het een of het ander lief stukje van Longfellow gelezen hebben, zien we de andere lui voorbij. En toch is de kunst der Engelschen in de laatste eeuw niet minder rijk dan die der Duitschers. Elizabeth Barrett - zoo was de eigenlijke naam der | |
[pagina 209]
| |
dichteres - werd op 6n Maart 1806 te Coxhoe Hall, in het graafschap Durham, geboren. Als zij nog heel jong was, ging zij met hare ouders op een buitengoed te Hope End bij Ledbury wonen. Een overheerlijke plek was het daar: dichte wouden lijnden den horizont af, hier en daar een zachtopstijgend heuveltje met lieve villas, rijk-bebouwde akkers en groene weiden in den zomer vol grazend vee. De stille pracht der natuur werkte dan ook sterk in op het gemoed van het kind en de eenzame omgeving stemde uiterst goed met haar droomerig-aangelegden geest overeen. Later schreef zij dat de Malvern heuvelen de tooneelplaats van Langdale's ‘Visions’ waren en zoo den eersten klassieken grond der Engelsche poëzie mochten genoemd worden. Bijna ongelooflijk komt het vóor en toch is het waar dat zij haar kinderlijke gevoelens in verzen reeds uitstortte toen zij pas zeven jaar oud was, en als veertienjarig meisje maakte zij een episch gedicht op den slag te Marathon: zoo teekende haar poëtische begaafdheid zich vrij vroeg af en haar vader, die de kunst hoogachte, liet haar privaatlessen over Latijn en Grieksch geven en verzuimde niets om het literarisch talent van zijn kind te ontwikkelen. Als een ander groot dichter, de Italiaan Leopardi, las zij reeds in haar prilste jeugd Homeros' Ilias in de oorspronkelijke taal en trad in kennis met de werken der grieksche dramatiekers en der latijnsche lierdichters. Op het eenzaam Hope End was er een man die goed op de hoogte der oudere letteren was en wien het meisje een soort vereering en later een innige vriendschap in gemeenschap van hart en geest toedroeg: Hugh Stuart Boyd. Daar hij onverwacht blind geworden en zoo genoodzaakt was zijn lievelingschrijvers - de heidensche dichters en de Kerkvaders - vaarwel te zeggen, trok het meisje dikwijls naar zijn woning en was overgelukkig toen zij door het voorlezen hunner werken den armen man in zijn ellende wat kon troosten en, volgens haar eigen woorden, kon ‘unlock the darkness of his eyes’. Hoe teer zij Hugh Stuart Boyd beminde toonen ons de drie sonnetten die | |
[pagina 210]
| |
zij op hem maakte na zijn afsterven, wanneer haar dankbaarheid en genegenheid in droefheid veranderd waren - zoo ze schreef - en zij weenend nadacht op hetgeen haar oude vriend haar nagelaten had: Three gifts the dying left me: Aeschylus,
And Gregory Nazianzen and a clock
Chiming the gradual hours out like a flock
Of stars, whose motion is melodious.
De Heer had haar van jongs af zoo een medelijdend, teergevoelig hart geschonken. Reeds in 1825 werd zij medearbeidster aan de bekendste letterkundige bladen uit Engeland en de poëzie die zij daarin openbaarde, trok aldra op haar aller aandacht en bewondering. Haar eerste boek verscheen in 1826 en behelsde, benevens een lang en groot stuk ‘Essay on mind’ een aantal kleinere gedichten. Maar toen zij pas twee en twintig jaar oud was, trof haar een droevig voorval: de dood harer diepgeliefde moeder, en korts daarop moest zij haar aangenaam buitenverblijf te Hope End verlaten en met haar vader - die door allerlei tegenslagen in geldgebrek gekomen was, - een kleiner huis bewonen. Te Sidmouth was haar leven treurig: de gedachte aan hare moeder en aan Hope End matte haar af en werkte invloedrijk in op haar van natuurwege droefgeestig karakter. Het woord van Byron mocht zij waarlijk op haar toepassen: All mine madness none can know,
maar om de eentonigheid harer droomerige dagen af te breken vatte zij de vertaling van Aischylos' Prometheus aan en toen ‘Prometheus bound’ verscheen, maakte de kritiek zich erg boos op de vertaalster om haar slordige verzen. Later gaf de dichteres een andere vertaling in het licht en bekende dat haar zielstoestand oorzaak geweest was van veel kommer en daardoor van zorgelooze onoplettendheid. Haar nieuwe vertaling werd dan ook alom met uitbundigen lof besproken. Niet langer dan twee jaar bracht zij door te Sidmouth en hoopte door de verstrooiing van het druk | |
[pagina 211]
| |
londensch leven in Engelands hoofdstad weder blijheid en vreugde te kunnen opnemen in haar hart. Daar maakte zij ‘The Seraphim’ en andere gedichten; met de droefheid van haar hart, die haar steeds bijbleef, overviel haar nog een lichamelijke krankheid: zij werd ziek en degeneesheeren raadden haar aan genezing te zoeken op de frissche kust van Zuid-Engeland, te Torquay. Toen zij aan de beterhand gerocht was kwam haar broeder met twee vrienden haar eens bezoeken, maar verdronk binst een lusttochtje op zee. Dit pijnlijk voorval deed haar zoozeer aan dat haar toestand onrustwekkend, bijna hopeloos werd en als zij naar Londen teruggebracht was bleef zij gerüimen tijd gevaarlijk ziek; later werd zij beter en legde zich weder ijverzuchtig op de literatuur toe. Zoo schonk zij in 1844 haar goed gekend drama ‘A drama of exile’, waarover we verder wat uitvoerig spreken. Haar gezondheid keerde terug; naderhand kwam zij in betrekking met Robert Browning - een dichter die zijn edel talent bevestigd heeft door zijn fijne lyriek - en reeds op 12 September 1846 trad zij met hem in het huwelijk. Korten tijd na hun huwelijk, reisden zij af naar Italië: haar echtgenoot was bezorgd om de tengere gezondheid zijner eegade en dacht dat de zuiderlucht haar voordeelig zou zijn, en met verjongde hoop trok de dichteres naar het zonnige Zuiden: Kennst du das Land, wo die Citronen blühn? Want daar meende zij eerst gelukkig te kunnen leven. Zij betrokken Florencië: daar werd op 9n Maart 1849 haar eenig kind, Robert, geboren. In haar ‘Highland Minstrelsy’ heeft Mrs David Ogilvy, een kennis der dichteres, het leven te Florencië verhaald: we achten het overbodig tot de bijzonderheden af te dalen omdat zij vaak weinig belang opleveren tot de studie harer poëzie: daar sleet Elizabeth een huiselijk, afgezonderd leven en bracht al de liefde van haar hart op haar echtgenoot en haar kind over. Zij was er betrekkelijk gelukkig, gelukkiger althans dan in haar geboorteland; haar man, die een opschietenden, geweldigen aard had, begreep | |
[pagina 212]
| |
echter niet goed haar stille inborst, maar steeds wist zij met een zachtsmeekend: ‘Oh! Robert!’ op zijn soms heftige woorden haar onveranderlijk teeder temperament te bewaren. Aan een anderen kant plaagde het heimwee haar op sommige stonden zoo hevig dat zij een onbedwingbaar verlangen voelde naar hare geboortestreek, waaraf haar ziekelijke toestand haar verwijderd hield. In die stemming schreef zij haar meesterwerk: ‘Aurora Leigh’ een der bijzonderderste werken uit de engelsche kunst, waardoor haar naam wereldberoemd werd. Dit verscheen in 1857 en drie jaar daarop liet zij nog hare ‘Poems before Congress’ verschijnen: op 3o Juni 1861 stierf zij te Florencië en de gemeenteraad der stad liet als eeuwige gedachtenis in het huis, waar zij verbleven had, een herinneringsteen plaatsen met deze woorden: ‘Qui scrisse e mori Elizabeth Barrett Browning che in cuore di donna conciliave scienze di dotto e spirito di poeta, e fece del suo verso aureo anello fra Italia e Inghilterra. Pose questa memoria Firenze grata. 1861.Ga naar voetnoot(1) Haar leven was een leven vol smart geweest: nooit heeft de dichteres ware vreugde genoten. Haar lijden staat afgeteekend op haar zacht-ingetogen gelaat en wordt vertolkt door den droeven blik harer oogen. Als ik het portret - dat ik voor me liggen heb - bezie, maakt de weemoedstille uitdrukking van haar gelaat, omlijst door de lange, neerhangende zwarte lokken, op mij den indruk van iemand die een eenzaam en somber leven gehad heeft. Zoo is het inderdaad voor Mrs Browning geweest. * * * Hare lyriek is de volle uiting harer levensomstandigheden. De hoofdtrek harer poëzie is dan ook de weemoed, maar een weemoed, die echt persoonlijk is. In hare smart-poëzie treffen we als bijzondere hoedanigheid eerst aan dat haer | |
[pagina 213]
| |
smart waar, echt gevoeld is. Dat komt ook heel natuurlijk voor als we aan den eenen kant de treurige wisselvalligheden van haar leven en aan een anderen kant haar licht ontroerd karakter kennen. Nooit kwam bij haar de gedachte op valsch subjectivisme te schrijven zooals het heden veelal bij nederlandsche en fransche modernen het geval is; als zij bij ons nu zeggen dat ‘Het leven wordt toch waar ik toef
Naar mijn behoef wel veel te droef
Dan dat ik 't meer begeere’
en andere onnoozele uitkramerijen, kunnen we er maar geen geloof aan hechten en ver van op het smartthema te denken meenen we onwillekeurig dat Van Eeden moet heel voldaan geweest zijn om zoo een mooi-klinkend vers geschreven te hebben. Hoor hoe zij om vervlogen geluk binst haar ziekte klaagt in een beeldschoon sonnet: Irreparableness.
I have been in the meadows all the day
And gathered there the nosegay that you see;
Singing within myself as bird or bee,
When such do field-work on a morn of May:
But now I look upon my flowers, - decay
Had met them in my hands, more fatally,
Because more warmly clasped; and sobs are free
To come instead of songs. What do you say,
Sweet counsellors, dear friends? That I should go
Back straightway to the fields, and gather more?
Another, sooth, may do it - but not I:
My heart is very tired - my strength is low.
My hands are full of blossoms plucked before,
Held dead within them till myself shall die.
Met reden mocht zij haar vader schrijven ‘dat zij bezong wat in haar hart lag’ zoo is heel hare kunst. Al haar lyrieke stukken mag men doorlezen: telkens zal men ondervinden dat hare kunst beleefd is: een kenmerk van ware lyriek. Hare smart was zacht, stil. Mrs Browning's poëzie heeft op bewonderenswaardige wijze de teederheid van haar hart | |
[pagina 214]
| |
vertolkt. Haar geduldig lijden, de bangheid van haar vreesachtige natuur, haar zucht tot afzondering, hare liefde tot droomerige eenzaamheid, dat alles heeft haar lyriek doorgaans met den stempel van stil-roerende, innige weekheid beslaggn. Zij schijnt haar smart heel haar leven dóór zonder eenige drift maar zacht geliefkoosd te hebben. Niet zooals andere smartdichters Leopardi, de Musset enz. heeft zij met heftige klachten haar weedom uitgeslaakt; bescheiden en schuchter schijnt zij den toestand van hare ziel in hare verzen blootgelegd te hebben, zooals het staat in die vermaning van haar vreezend vrouwenhart: Smile, as tears were coming after. Hoe teer b.v. dien zang van haar kinderleven: ‘The last Bower’! Nooit echter is bij haar een gevoel van wanhoop, van levensmoe(d)heid opgekomen. Gelaten heeft zij haar pijn gedragen, omdat zij haar ziel versterkte door de philosophische beschouwingen van haar eenzaam leven en door haar geloofsovertuiging. Er zijn lijders die wanneer zij de buitenwereld - waar zoovelen zonder angst of kommer schijnen rond te zwerven - beschouwen door de antithesis met hun eigen wee alle levenophoudende kracht verliezen en beklagen dat zij ooit geboren werden: zoo de russische dichter Lermontoff die op zeven en twintig jarigen ouderdom kloeg: ‘Es ist ein Glück auf Erden nicht zu sein’,Ga naar voetnoot(1) anderen vinden juist daarin stof tot sterking hunner wankelende zielskrachten, tot een zekere fierheid waardoor zij willen heldhaftig hun smart torschen, waardoor zij willen grootleven. En als zij daarnevens nog een geloof hebben en de blikken op een lijdenden God-Mensch kunnen richten, staan zij des te vaster. Want zooals de vrees van een ander leven den kwade ontstelt, zoo verheft de hoop op een beter leven den lijdende. Zoo was het ook met Mrs Browning: zij had het katholiek geloof niet, maar in den calvijnschen godsdienst bleef zij toch altijd het betrouwen op een toekomend | |
[pagina 215]
| |
leven bewaren. Geene ontmoediging, neen! O brothers! let us leave the shame and sin
Of taking vainly, in a plaintive mood,
The holy name of Grief! - holy therein
That bij the grief of One came all our good.
Hoe sterk komt ook niet haar betrouwen uit in dit stuk. dat de lezer mij nog wel zal laten afschrijven: Cheerfulness taught by reason.
I think we are to ready with complaint
In this fair world of God's. Had we no hope
Indeed beyond the zenith and the slope
Of you grey blank of sky, we might be faint
To muse upon eternity's constraint
Round our aspirant souls. But since the scope
Must widen early, is it well to droop
For a few days consumed in loss and taint?
O pusillanimous Heart, be comforted -
And, like a cheerful traveller, take the road
Singing beside the hedge. What if the bread
Be bitter in thine inn, and thou unshod
To meet the flints? - At least, it may be said
‘Because the way is short, I thank thee, God!’
De kunst van Mrs. Browning roert ons dan ook diep in al haar eenvoud. Of zij haar eigen smart bezingt of zij iets van de dingen buiten haar behandelt, steeds roeren haar strophen het hart van den lezer. Hoe heerlijk is die zang b.v. waarin de dichteres het gevoelen van onwaarde en moederliefde der H. Maagd, na de geboorte van haar goddelijken Zoon, afbeeldt in ‘The Virgin Mary to the child Jesus’. Sleep, sleep, mine Holy One,
My flesh, my Lord-what name? I do not know
A name that seemeth not to high or low,
To far from me or Heaven.
My Jesus, that is best!............
Hoe prachtig die uitingen van moederlijke bezorgdheid en eerbied, met die in hartvervoering uitgesproken liefdebenamingen: ‘my saving One’, ‘my weary One’, ‘my dreaming One’, ‘my worshipped One’, ‘my kingly | |
[pagina 216]
| |
One’, ‘my loving One’! Echt lief klinkt haar toon in de frissche liederen en idyllen: ‘The romaunt of Margret’, ‘the romaunt of the page’, ‘the lay of the brown rosary’, ‘rhyme of the duchess May’: niet minder roerend in de talrijke stukjes die zij op kinderen en het kinderleven - waar de ellende van lateren leeftijd nog afwezig is - gemaakt heeft. Met éen woord heel hare verzameling lyrische gedichten, die zich nog kenschetsen door een rijke beeldspraak en een weidsch versontplooien, verdienen dat men haar onder de beste lyriekers uit Engeland stelle. Als motto mag men hare lyriek de woorden van V. Hugo terecht voorafplaatsen: ‘De patrie et de Dieu, des poètes, de l'âme Dat alles omvat haar lyriek. Mrs. Browning is echter ook een philosophische dichteres, ik wil zeggen een dichteres met diepen blik over de natuur en het leven van den mensch. Zij had de werken der groote denkers en wijsgeeren uit de oudheid ingestudeerd: van hen had zij niet slechts een strenge dialectiek maar ook een breede levensopvatting afgeleerd. ‘The tempest’ ‘A sea-side meditation’ ‘A vision of life and death’ ‘browned and buried’ liggen vol diepe, aangrijpende gedachten: evenzoo haar lang stuk: ‘a vision of poets’ waarin zij - om haar eigen woorden aan te halen: ‘getracht had de enge vereeniging van genie aan den eenen kant en lijden en zelfverloochening aan den anderen te vertolken. In de meening der huidige samenleving - zoo zegt zij voort - is de dichter terzelvertijd rijker en armer dan hij zou moeten zijn: hij draagt schooner kleeren maar spreekt geene orakelen meer en deze opvatting is algemeener dan lezers of schrijvers het wel denken. Ik heb gepoogd de zending van den dichter uit te beelden, de zelfverloochening, het hoogedel werk, de plicht en de glorie van wat Balzac zoo mooi en zoo waar genoemd heeft: “la patience angélique du génie” en meest nog heb ik deze waarheid willen vertolken dat, indien kennis macht is, lijden als een deel van de kennis moet opgenomen worden’. Statig treedt de pleiade der grooten op: Homeros, Shake- | |
[pagina 217]
| |
speare, Aischylos, Euripides, Sophocles, Virgilius, Ossian, Dante, Tasso, Racine, Corneille, Calderon, Goethe, Schiller, Milton, Shelley, Byron e.a. worden voorgesteld elk met hun eigen, karakteristieke persoonlijkheid, maar toch allen even diep lijdende genieën op wien dan ook na een opvolging van levendige beschrijvingen, samenspraken en verhandelingen het slotwoord toegepast wordt: Kńowledge by suffering entereth
And life is perfected by death.
Te lang ware het in zoo een korte studie het diep philosophisch bewijsvoeren dezer toch zeer dichterlijke poëzie uiteen te zetten: men moet het zelf lezen om zich een denkbeeld te kunnen vormen van de meesterlijke uitbreiding. Haar tweespraak ‘The Seraphim’, welke zijgedu rende haar oponthoud te Londen uitgaf, bekwam ook niet zonder reden een algemeenen bijval. De personen van het stuk zijn twee engelen, Ador, de sterke, en Zerah, de heldere, die binst de kruisiging van onzen lieven Heer alleen nog in den hemel zijn: al de andere engelen zijn door God den Vader naar de wereld afgezonden om hulde en liefde te gaan betuigen aan den stervenden Heiland. Zij verlangen ook naar de aarde te snellen om dat schouwspel te mogen zien. Niets schijnt hen nog af te houden dan de gedachte te moeten verblijven - al weze het ook maar voor eenige uren - op de booze wereld die om al het kwaad dat zij heden zal bedrijven onbetwijfelbaar met den vloek van God beladen is. Een voortreffelijke bladzijde is de dialogue tusschen Ador en Zerah als zij de God-moordende en toch van God geschapen wereld bespreken. Hun liefde doet hen vooruitsnellen om door hun tegenwoordigheid den Zaligmaker te kunnen troosten en opbeuren. Hoe driftig dat afdalen tot de aarde terwijl Zerah in verrukking spreekt: I am strong, I am strong!
Were I never to see my heaven again,
I would wheel to earth like the tempest rain
Which sweeps there with exultant sound
To lose its life as it reaches the ground
| |
[pagina 218]
| |
I am strong, I am strong!
Away from mine inward vision swim
The shining seats of my heavenly birth -
I see but His, I see but Him. -
The Maker's steps on His cruel earth.
Zij dalen dus af naar Judea en staan een eindje van de andere engelen het tooneel ga te slaan. Zij ontwaren een stad met een tempel en torens, zij zien den tocht van Jezus naar Calvarië heen en het kruis. Dan barst hun liefde uit en Ador roept luid: Weep, weep blood
All women, all men!
He sweated it, He,
For your pale womanhood .
And weak manhood
. . . . . .
. . . . . .
And men weep only tears?
Zoo spreken zij beiden voort hun passievolle liefde tot den Zaligmaker op heerlijke wijze uit en diep aangrijpend komen opvolgenlijk de woorden van den Gekruisigde hun samenspraak onderbreken. Ook de aarde krijgt allengerhand berouw om de moord die zij op Jezus bedreven heeft en smeekt om vergiffenis voor haar kwaad: Ah me, ah me, ah me!
My sin is on Thee, sinless One!
‘The seraphim’ is waarlijk een heerlijk gedicht. Met buitengewone kracht heeft Mrs. Browning de grenzenlooze vernedering van den gelaten Zaligmaker, de toomelooze liefde der engelen tot hun Heer, den angst en het berouw van het moordend menschdom weten af te schetsen. Te ootmoedig sprak de dichteres toen zij dit stuk uitgaf: ‘Ik zou graag iets beters leveren - en ik voel dat ik het zou kunnen: Ik wil betere stukken maken’. Want al treft men er aldra eenige zonderlinge punten aan, b.v. dat Ador en Zerah in den hemel moeten blijven en dat zij dan zoo maar algelijk uit den hemel sluipen, dat zij de woorden van den afgematten, stervenden Verlosser uit | |
[pagina 219]
| |
de verte kunnen hooren - niettegenstaande enkele opmerkingen zal ‘The Seraphim’ om zijn hoogedele lyriek aan alle kunstliefhebbers en om zijn innige liefdevertolking tot Jezus aan alle geloovigen steeds duurbaar blijven. Maar het wordt tijd dat we een woord reppen over de twee bijzonderste werken van Mrs Browning: ‘A diama of exile’ en ‘Aurora Leigh.’ (Wordt voortgezet.)
N. van Hove |
|