| |
| |
| |
Boekbeoordeelingen
Eva, naar het Deensch van Joh. Jörgensen, vertaald door J. Voens. - Te Venlo bij G. Mosmans, senior.
De lezers van ‘Dietsche Warande en Belfort’ hebben Jörgensen leeren kennen uit ‘De uiterste Dag’ en ‘Levensleugen en Levenswaarheid’, vertalingen door M. Belpaire.
Evenals die twee verhalen is ‘Eva’ een tendenz-werk; het toont ons den invloed van de zoogezeid-moderne wetenschap, kunst en den invloed dier laatste vooral op de zedenleer.
Het boek is hoogst-interessant en prachtig geschreven, maar de strekking bederft de waarde van het werk als roman. Ook met de waarschijnlijkheid wordt niet altijd rekening gehouden.
Dit erkent de heer Poelhekke, die het boek inleidt. ‘De strekking, zegt hij, spreekt hier en daar niet zoozeer te sterk, maar te opzettelijk, de waarschijnlijkheid lijdt een enkelen keer geweld, maar het moeilijke gegeven is realistisch en toch met groote kieschheid behandeld geworden’.
L. D.
| |
Ge zijt de mijne, naar het Duitsch van Hedwig Erlin. - Schmeckebier.
Meistorm, naar het Hoogduitsch van L. Ganghofer. - Beide bij Mosmans, senior.
Twee boeiende tamelijke wel-geschreven verhalen, wegens hunne sterke Duitsche overgevoeligheid niet geschikt voor studenten.
Langs moeilijke paden, naar het Duitsch van Margarete Böhme, is een vrij banaal boek voor meisjes en verdiende niet in het Nederlandsch te worden vertaald.
| |
| |
| |
Noord-Hollandsche vertellingen, door Geertruida Carelsen. Bij W.L. Brusse, Rotterdam.
Een zevental schetsjes uit Noord-Holland, zeer lief geschreven, zonder groote vinding noch verfijnde kunst, maar vol stil humor en kennis van taal en ziel der eenvoudigen.
| |
Kanunnik Daems, zijne werken beschouwd als spiegel van zijn karakter. - Eene voorlezing door W. Van Neylen.
In deze voordracht wordt de Eerwaarde Pater Daems bekend gemaakt als luimig, teergevoelig, Kempisch dichter; als christen, priester en kloosterling.
Niemand veile een oordeel over wijlen dichter Daems zonder eerst de belangrijke bijdrage van den Eerwaarden Heer Van Neylen te hebben gelezen.
| |
Liefde, door M. Constant, - bij Van Holkema-Warendorf
geeft ons 'n brok uit 'n wereldsch meisjeskunstenaarsleven. Daar komen goede gedachten voor in dat boek, doch die liefde is zoo wat boheemsch, wat te veel met sensualisme doorspekt: En goed kan ik ze niet noemen, ze is te week, te verwijfd. De stijl is vloeiend, vlotweg. Hier en daar kan wel een al te pretentieuze zin voorkomen, doch voor 't overige is 't nog al kleurrijk en met vaste hand geteekend.
De Slaapsteê, drama van Maxim Gortri.
Eerst en vooral zij gezeid, dat zulks weinig naar het drama overhelt. Boeiende handelingen, treffende toestanden komen hier niet in voor. 't Is dus veeleer eene zedenschets en als dusdanig kan het eene stevige brok heeten; doch de schrijver heeft toch zoo laaggevallen personnages willen voorstellen. Er zijn typen bij die meesterlijk uitgebeeld zijn.
Alles is zoodanig donker, zoodanig gemeen, dat het genieten ervan niets verheffends kan teweeg brengen.'t Is brut realisme.
Hartog, de vertaler, heeft wel begrepen en weêrgegeven.
Beide boeken zijn niet voor studenten aan te bevelen.
Jef Joos.
| |
Een Rooske van Overzee, door August Cuppens, nr 46 der Duimpjesuitgave.
De witglanzende omslag met teerblauw opschrift doet me iets rein, iets fijn verwachten, doet me trachten naar den groenen oever van 't eiland, daar 't roosje gegroeid is.
August Cuppens vertelt ons op eenvoudige wijze, op zijn Limburgsch, wat, na geziene of gehoorde werkelijkheid, daarvan in zijn | |
| |
geest, of liever in zijn hart, geworden is. Hij schildert niet objectief, maar doorweeft zijn verhaal met lapkes warm gevoel, en spelt er zijne fijne opmerkingen op. Wij leven meê; 't is menschelijke poëzie, uit het gemoed, niet uit de hersenen.
Toch brengt Cuppens' werk nog niet die vaste zeggingskracht, wier komst ons zekere gedichten uit zijn ‘Verzekens’ beloofd hadden. Weleens wordt de rythmus hortend, hetgeen de overloopende, rijmlooze trochee noodzakelijk meebrengt. Nochtans staan gansche brokken flink gerythmeerd op hun voeten: b.v. Margets keuze. Zoo August Cuppens een meer vasten vorm voor zijn vers gekozen had, en hoekjes en kantjes had willen uitslijpen, ware 't ‘Rooske’ een raar bloemeke geweest in onze letterkunde.
Leuven.
Juul Grietens.
| |
Jaarboek van de Algemeene Katholieke Studentenvereeniging van Gent, 1905.
Dit vijfde jaarboek bevat meer Nederlandsche bijdragen dan het vorige. Benevens drie Vlaamsche verslagen en een paar Vlaamsche ‘Studententypen’, treffen we gedichten aan van Lod. Dosfel en Al. Walgrave; voorts van Albrecht Kluyskens, Juul Grietens, Stanne Serneels en Leo van Puyvelde; prozastukken van Jan Sebrechts en R. Vermandere. - Fransche letterkundige bijdragen van Georges Ramaekers, P. Schmitz, Henri Crokaert, Léopold Rossy, en van eenige studenten waaronder we Léon Vander Mynsbrugge wenschen te vermelden.
Voor twee jaar bevatte het Jaarboek geen Nederlandsch; daar kwam verbetering in, wij hopen dat het daarbij niet blijven zal en onze taal in het volgend Jaarboek nog meer tot haar recht komen zal.
| |
't Jaarboek voor 1902-1903 der Rodenbach's vrienden, Studentengilde der Gentsche Hoogeschool.
Delille, Maldeghèm, 1904. Dit boek, al kwam het voor een ‘Jaarboek’ wat laattijdig van de pers, is er niet minder belangrijk om. Een goed deel van het boek is toegewijd aan verslagen, die in dit tijdschrift niet hoeven besproken te worden. Het letterkundig gedeelte bestaat uit de volgende bijdragen:
‘Naar den Hemel’, schets van Jan Sebrechts, die we reeds vroeger in ‘Jong Dietschland’ lazen; ‘Wat ik zag’ en ‘Een Rustplaats!’ beschrijvingen door H. Hamilton (Nederland); ‘Een plezierige Reis’ en ‘De Eersteling’, twee schetsen van Gustaaf Lefèvre; ‘Kikkerfeest’ door Hendrik N. Ouwerling (Nederland). Gedichten van A. Kluyskens, P. Dendoncker, L. Van Puyvelde, ‘Mervig’, Moerens’ en anderen.
| |
| |
Dit Jaarboek, al is het zeer verdienstelijk, kan het naar onze meening, niet halen bij het jaarboek voor 1901-02 dat nochtans bijna uitsluitend door Gentsche studentenkrachten opgesteld werd. Het komt ons dus voor dat de Rodenbach'svrienden te veel van hun krachten verhopen met het uitgeven van een jaarboek, en wij opperen de vraag of het niet beter zijn zou dit jaarboek door een vijfjaarlijkschen letterbundel te vervangen.
| |
Augustinus' Belijdenissen, in XIII boeken, vertaald uit het latijn door M. Erens. Kerkelijk goedgekeurd. - Uitgave: C.L. Van Langenhuysen, Amsterdam. Prijs: ing. g. 3,60; fraai gebonden g. 4,25.
't Ware overbodig hier breedvoerig uit te weiden over dit door alle eeuwen heen hooggeprezen boek; slechts dit moesten wij zeggen dat alhoewel sommige kleine passages of te wel onvertaald of te wél onbegrepen bleven: deze nauwgezette vertaling de beste blijkt, te wezen die ooit op Nederlandschen bodem verscheen.
Ook de typographische uitvoèring van het werk verdient allen lof.
| |
Het bedrijf van den Kwade, door H. Teirlinck, - bij Van Dishoeck te Bussum.
Daar ligt voor ons een roman, waarin niet meer de doode natuur, noch aan de lage natuur verslaafde menschen, maar de vrije gevoelens van het hart de hoofdrol spelen.
‘Het bedrijf van den Kwade’ is een roman naar oude overlevering : Hij toont hoofdzakelijk de ontwikkeling: ontstaan, groei en dood van een driftig gevoel onder den invloed van omstandigheden.
Alles bestaat om dit verhaal hetzij als tegenstelling hetzij als medewerkende oorzaak.
Alle personen bestaan om den hoofdpersoon ook als tegenstelling of als verklaring.
Goedele een naar wijde openlucht-voor-het-hart strevend meisje smacht in een muffen kring van eenzijdige, kleinzielige, maniake burgersluidjes. Zij liet zich verloven met een kunstenaar die is een heel correct-knap, verstandig man maar met een dorre ziel. Den man naar haar hart ontmoet zij en met hem is zij haast de breede baan op van het bederf.
Maar welhaast met haar spijts-alles-schoone ziel eikent zij de leelijkheid van hare handeling en bekent hare schuld aan moeder en verloofde.
De zielkunde blijft beperkt tot wat met het verhaal in verband | |
| |
staat: al de personen kunnen met weinig woorden worden gekenschetst. In hen heerscht almachtig ééne hoedanigheid.
Zoo is Goedele uitsluitend liefde en buiten dat weten wij al heel weinig van haar, doch des te omstandiger en fijner wordt geteekend de geleidelijke ontwikkeling van hare zondige liefde tot den verleider, in tooneelen vol leven en soms vol waarlijk-menschelijke schoonheid.
Wat de zedelijke strekking betreft moet gezeid worden dat het boek evenals de meeste thans verschijnende werken geen goede lezing is, vooral voor de jongelieden,juist omdat de zonde te uitvoerig wordt geschilderd ook met wat ze voor de zinnen bekoorlijks heeft maar dat aan een anderen kant toch, op de akelige keerzijde van de leer der vrije liefde wordt gewezen en de hoofdpersonen in het boek, door hunne handelingen deze verloochenen.
| |
De Last, roman in 2 deelen, door G. Vermeersch - bij Van Dishoeek.
Vermeersch roman is een physiologisch-nauwgezette met passende kleuren uitgewerkte studie van een dierlijken mensch.
Die woorden besluiten in zich wat aan het boek te loven en te laken valt.
Het is een studie: geen schets, noch ontwerp maar wel degelijk eene geduldige volledige studie van een wezenlijk-bestaande minderwaardige menschensoort: Jan tengevolge van overdaad in drank en van zondige gewoonten is verslaafd aan zijne driften, die hem drukken als een niet-af-te-schudden last. De wil is begraven, een enkel goed gevoel licht eventjes uit dien nacht van kwaad: de liefde tot de ouders vooral tot moeder. - Grondbeginselen heeft Jan niet meer: Begrippen over zedenleer liggen verdronken - al drijft soms een wrak van wroeging boven. Alle personen en om-. standigheden dragen ertoe bij om den levenslast voor Jan ondragelijker te maken: zijne gezellen zijn ofwel nihilisten in hun zedenleer en beprediken hem met spreuken gelijk die te rapen zijn in Tolstoïs ‘Kreuzer sonate’ of zijn overdreven mystiekers; zijne schoonmoeder besteelt hem en snoept met zijn geld, zijne vrouw bedriegt, de wereld bespot hem. Niets wekt hem ernstig op naar het goed.
Dit alles kan bij den lezer nog mogelijk maken een gevoel van medelijden voor dien ongelukkigen onmensch.
De zelfmoord is het logisch gevolg uit de gestelde praemissen.
Wij denken dat het bestudeeren van misdadige typen als Jan, niet te huis is in romans noch werken met kunstdoel gemaakt, maar wel in wetenschappelijke verhandelingen. Wij gelooven niet in het | |
| |
modern, ook door katholieken vooruitgezette dogma van de allesheiligende kunst. - Het afdalen tot zekere onderwerpen is verlaging voor de kunst.
In romans willen wij menschen zien handelen en geene sensatiemachines.
Het spreekt van zelf dat ‘De Last’ geen boek is voor onze lezers.
| |
Vermeylen Ie Bundel: Verzamelde Opstellen.
Van August Vermeylen werd prachtig uitgegeven bij Van Dishoeck te Bussum een eerste bundel Verzamelde Opstellen, gaande van 1893 tot 1900. Eenige dier opstellen-niet de minste belangrijke - handelen over de Vlaamsche Beweging.
Deze te bespreken valt buiten het bestek van ‘Jong Dietschland’.
Het onderwerp der andere is van lettterkundigen en kunst-philosophischen aard: b.v. ‘Onze tijd’, ‘De man die zijn eigen Ik verloren had’, ‘De Kunst der vrije gemeenschap’, ‘Starkadd’, ‘De Dichtkunst der Renaissance’, ‘La Sagesse et la Destinée’, ‘Guido Gezelle’.
Als eene levensbeschouwing van een modern ‘Enfant du siècle’ kan gelden het stuk ‘Eene jeugd’.
Al deze opstellen zijn geschreven in een betooverend-mooie, verleidende taal. Heerlijke figuren zingen in zangerige volzinnen.
Wat de gedachten betreft is Vermeylen's werk in de kenmerkende stukken: ‘De Kunst der Vrije Gemeenschap’ en ‘Eene jeugd’ eene zee van alle moderne dwalingen vooral anarchisme (hierbij denke men aan geene bommen) en pantheïsme met hier en daar een prachteiland waarop frisch-weelderig bloeit immer-groene waarheid.
Een zaaier van nieuwe gedachten is Vermeylen niet. Theorieën over Levensrythmus, nieuwe denkbeelden over God, welke soms erg-onduidelijk klinken als sibyllijnsche orakeltaal, zijn in de anarchistische letterkunde sedert lang gemeenplaatsen. - Vermeylen heeft het geloof verworpèn en zwemt in stelsels, zooals de vriend wiens zielevolutie in ‘Eene Jeugd’ wordt geteekend.
Alleen in het verloochenen is hij sterk en verkondigt hij dogmas, als: ‘Het Christendom heeft de wet van 't leven buiten het leven geplaatst en daarom moet zijn naam gepaard gaan met dien van despotisme. - De vreugde die de mensch aan zich zelf moet voelen, waar vindt men ze in die leer van nederigheid en deemoed, negatie van de menschheid, religie voor tamme zielen’ (bl. 21.)
Vermeylen is voorzeker te bewonderen als stylist, maar hij die bouwt op het drijfzand van de dwalingen en den twijfel kan geen wezenlijk-groot denker zijn.
L. Dosfel.
| |
| |
| |
Stille Stonden, gedichten van Al. Walgrave - bij De Meester, Roeselare.
Zij die het genoegen hebben A. Walgrave van naderbij te kennen stellen vast hoe bij hem onder alle vermogens orde en evenwicht heerschen: Kloek verstand, gesterkt door stevige studiën in de wijsbegeerte; een verbeelding die nooit ‘la folle du logis’ wordt; gevoel echt-mannelijk, soms een eik met tranendruppelen in, nooit een naar den grond nijgende treurwilg. Alles bij hem is kracht naar lichaam en ziel Dichter Walgrave is meer een ziener-in-denatuur met-God dan een mijmerende zelfbeschouwer en in de natuur zoekt hij de macht en de grootschheid meer dan de liefelijkheid. Sursum corda: hoog gaan zijn hart en zijn blik.
De dichter, van wien hij zingen leerde is Gezelle.
Het teekenen van den schrijver is het teekenen van zijn werk.
De schoonste gedichten uit den bundel staan in de deelen: ‘In Gods wereld’ en ‘Zeegezichten’. Op stukken als ‘Via Triumphalis’, ‘Rotsen’, ‘Zeegezichten’ past het bijvoegelijk naamwoord schoon in den meest-overtreffenden trap.
Toch zijn in dien bundel stukken, welke ons minder behagen: loutere beschrijvingen als Binnenrust (bl.28) en Schoonheid(bl.6l); ook sommige godsdienstige gedichten o.a. de berijmde Kruisweg en eenige oppervlakkig-mystieke stukjes; verder de vaderlandsche gezangen als ‘Gezichten uit het verleden’ en vooral ‘Een zang voor 't vrije land’.
Maar dat hij, die een bundel uitgaf, zonder minderwaardige stukken hem daarvoor den eersten steen toewerpe. Wij zullen dat niet doen en zijn erover gelukkig dat in de ‘Via Triumphalis’ die voor ons A. Walgraves eerste gedichten openspreiden, alle kleine vlekjes overschenen worden door heerlijk-stralend licht.
L. Dosfel.
| |
Gedichten van Frans Mariman. - Bomans en Van Brusselen, Leuven.
Voor priester-dichter Mariman is het een bijzondere verdienste, dat hij gegrepen heeft niet boven, niet onder zijn bereik, maar juist het hem eigene en geschikte. Hij houdt zich niet op met bijzondere verhevenheden of diepzinnige vondsten: hij maakt zelfs geen plannen vooruit; planloos staan opeens zijn verzen op het papier, zoo als ze ontsprongen zijn en opgegolfd uit zijn eigen dichterlijk hart. Goddank! Frans Mariman zingt het lied dat hij kent, en de wijze die hij machtig is geen dichter dus die zijn verzen ‘maakt’ maar ‘voelt’ m.a.w. een dichter die dicht omdat hij dichten moet, omdat hij een echt dichter is.
Dat, eenmaal zijn verzen op 't papier staan, hij deze niet meer | |
| |
naziet, loopt in de oogen, en dit laat den lezer soms de impressie van slordigheid...
Ook hadden we hier liever eenige gedichten zien wegvallen (‘non praevalebunt’ - Heiligschennis’) wijl ze opgeblazen en rhetorisch, dreunen,.. Toch een echt dichter...
17-6-05.
J.E.
| |
Heimwee, door Constant Eeckels. - Antwerpen, L. Opdebeek.
Nu ik zoowarm-bewonderend over Constant Eeckels' ‘Heimwee’ schrijven ga, vrees ik nog dit éene gevaar te loopen: te ver beneden mijn onderwerp te blijven. Om de diepe emoties, in mij bij het lezen van deze gedichten ontstaan, waardig te vertolken, zou ik de groote ziel en de machtige zeggingskracht van dezen dichter zelven behoeven.
‘Heimwee is de verwoording van een zieleleven’. Uit dezen bundel schreit of klaagt of zucht u tegen: een ziel die loom gebukt onder't zware wee door 't wrange leven schrijdt..... Soms - o heel schaars - stijgt een ziele-lach; maar door dien lach snikt nog het nooit-gestorven leed..... Critici hebben gesproken van een kunstmatig opschroeven van uitgebeelde smart omdat dit zoo modern staat; mijne lezers mag ik ten zekerste zeggen - en die Constant Eeckels kennen zullen me niet tegenspreken - dat ieder gedicht uit ‘Heimwee’ waar en eerlijk is.
Alle zijn verzen heeft de dichter doorvoeld in innigst wezen, in 't diepste van zijn christelijk gemoed; alle zijn kinderen geboren uit stil-bedwongen leed of godsdienstige ontroering: hun leven is 's dichters leven zelve.
Het hoogste algemeen-menschelijk gevoel: de smart - en het uit-die-smart-noodzakelijk-geboren heimwee - heeft de groote dichter Eeckels in droomerig-moede rythmen verklankt...
Voor onze Vlaamsche Letterkunde heet die plotselinge verschijning - Eeckels' eerste verzen verschenen in de ‘D.W. en B.’ Maart 1904 - een kostelijke aanwist. Ons katholieken is daarbij nog de bijzondere vreugd en fierheid gelaten te weten dat Constant Eeckels een der onzen is.
22-6-05.
J.E.
| |
Tongerloosch lindeloover, door Fr. Romb. Jan Jordens. - Sierlijk uitgegeven door de Abdij te Tongerloo.
Fr. Jordens staat bepaald buiten de moderne richting, zoowel door de keus zijner onderwerpen: ‘Tijdzangen, heldendichten, | |
| |
kantaten, gelegenheidsliederen, verzen ‘over dit of over dat’ als door de behandeling ervan: kleurloosheid in de beschrijving, klankloosheid in den rythmus. Geen moderne zal zich bezondigen aan verzen zooals er op bl. 78 staan: ‘Juicht Bornhem, Puurs’ ‘Rollier, Van Camp, Cools, Huvneers, Apers, Sierens’.
Het hoofdbezwaar dat wij tegen dien bundel hebben is het onpersoonlijke. Het maakt op ons den indruk dat de meeste gedichten gemaakt zijn, niet gevloeid uit opwelling des gemoeds. Er zitten te veel Rhetoricale knepen in: uitroepingen, hoera's harpgetril, ondervragingen m.a.w. de gebreken van onze oudere Vlaamsche dichters. Het werk heeft ook hunne hoedanigheden en daarom zijn wij ervan overtuigd dat voor de meesten de besproken gedichten een rijkere bron van genietingen zullen zijn dan het beste dat de modernen schreven: Pater Jordens onderwerpen zijn volksch, alles is genietbaar zonder dat de lezer voor hoofdpijn hoeft te vreezen, de verzen zijn klassiek-vloeiend.
Moge die bijval vergoeden wat bij velen onder ons aan waardeering ontbreekt.
L. Dosfel.
| |
Van een schoonen dag, door Marie Marx-Koning - bij Van Dishoeck, Bussum.
Dit mooi-uitgegeven boek behelst drie sprookjes - niet voor kinderen - : ‘Het verzonkene Kasteel’, ‘de God van het Kind’,
‘Van een schoonen dag’ soms zinnelijk, duister en valsch-wijsgeerig. maar knap-geschreven.
Hetallegorisch tooneelspel: ‘Prins Ideio’ en het gevoelspel ‘Van de Vreeze’ is verdunning van Shakespeare. Schoone verzen zweven wel hier en daar maar kunnen niet doen vergeten het zeepbelachtige van het geheel.
L. D.
| |
Uit de lage Landen bij de Zee, door Albert Verwey.
Een bundel gedichten op Hollandsch papier, gebonden in perkamenten band. - Uitgever: W. Versluys, Amsterdam.
Wie het dichter-zijn van Albert Verwey - gelijk het zich uitte in zijn sedert 1885 talrijk verschenen bundels - naspeurde, moest bemerken dat weldra het ‘puur-artiest-zijn’ den dichter geen bevrediging meer kon schenken; en hij ten schade van zijn niet te miskennen poëtische gaven, aan ‘gemeenschap-kunst’ doen ging. Hoe naar-stemmend klonken (1896) reeds in de ‘Natuurlijke Aarde’ de prozaische versregels:
‘Ik wil het tot alle menschen
Verbloeien zal, verslensen
De gelijklooze maatschappij.’
| |
| |
Voor de hooge poëzie, waarvan hij in zijn ‘Verzamelde Gedich ten’ (1889, 2de druk 1901) zulke schitterende proeven gaf (zie hooger Dr Persyns artikel) werd Verwey langzamerhand een vreemdeling.....
Nochtans kon zulke jammerlijke kentering niet langer duren; zijn voorlaatste bundel ‘De Kristaltwijg’ gaf ons wederom hoop... en deze maal bleek die niet ijdel...
Uit zijn laatsten bundel ‘Uit de lage Landen bij de zee’ bevattend de aandoeningen die in den dichter ontstonden door den plotselingen dood van een vriend, rijst weer een zanger van groot poëtisch talent. Kwamen in zijn vorige bundels al te dikwijls verzen die naar proza-op-afstand-gesneden zweemden, hier luidden weer harte zangen. Ik wijs slechts op de prachtige sonnettenreeks ‘Gedachtenis’. Laat ik het eerste sonnet hier overschrijven:
Dit is geen droom: dit is het lijdzaam peinzen
Dat alle leven eens een einde neemt;
Dat bloeiens-rijpheid naar verwording zweemt,
En blijheids-lach gelijkt op blijheid-veinzen.
In 't forsch gebaar merk ik het angstig deinzen,
In jonge stem hoor ik hoe de oude teemt,
'k Zie hoe in knapen-moed de grijsaard fleemt,
En in 't bevleesd gelaat het doodshoofd grijnzen.
Ik heb mijn kracht verloren bij het zien
Van 't lijk dat stil de doode wimpers strekte
Op de oogen waar ik graag in kijken mocht
En blik en lach en vraag en antwoord zocht:
Nu weet ik wel daar hem geen vraag meer wekte
Dat ik dien doode en vriend tot niets meer dien.....
Hoe verheugd zijn we den Verwey der ‘Verzamelde gedichten’ hier te hebben weergevonden!
De uitgever ook heeft eens te meer een prachtige uitgave bezorgd!
17-6-01.
J.E.
| |
Impressions de Litteratuur Contemporaine, par Firmin van, den Bosch. - Editeur: Vromant et Cie, Bruxelles.
De heer Firmin van den Aosch, mederedakteur van ‘Durendal’ behoort tot ‘une génération de jeunes hommes qui depuis quinze ans à travaillé de toute son âme - et à réussi - à orienter la litterature belgs (d'expression française)vers l'idéalisme catholique’. (Zie ‘Le Samedi’ een fransch-literair weekblad, Brussel, 19-11-04) | |
| |
Daar het nu toch een feit is dat die groepeering bestaat en reeds fraai werk leverde zoo kunnen wij - al moog' misschien menigeen wel eenigszins betreuren dat velen dier Vlamingen fransch aan 't schrijven gingen - den schrijver om zijn prettig geschreven boek dankbaar zijn. Daaruit besluite echter niemand dat wij schrijvers haat en liefde geheel en gansch deelen - o neen, en 't lijkt ons soms kleinzielig te hooren hoe bijv. een groot figuur als Brunetière afgebroken en de immoreelste onder de fransche decadenten Baudelaire, die als mensch en kunstenaar o zoo weinig was, opgehemeld wordt! Zeker wij houden van geen bekrompenheid, maar men kan toch te ver gaan!
Naast dit weinig gebrekkigs staat er ook veel goeds in dit boek; wij wijzen slechts op de meesterlijke typeering van Paul Bourget(bl. 29) op de krachtige bladz. ‘De quelques leçons d'énergie’, ‘Un duel artistique’, op de raakfijne schetsen over Emile Verhaeren, Eugène De Molder, Georges Rodenbach, Max Waller, Edmond Picard en Georges Virres.
Ook over vlaamsche letterkunde heeft het hier de schrijver; aan Guido Gezelle, Hugo Verriest en Albrecht Rodenbach worden eenige bladzijden gewijd: of nu de heer van den Bosch hun kunstenaar-zijn wel begrepen heeft? niet steeds en zeker niet voor Albrecht Rodenbach.
Dat vlot geschreven boek verschaft aangename uitspanningslectuur; daarom kome het in veler handen!
J.E.
| |
Overzicht der Tijdschriften.
Bij gebrek aan genoegzame plaats moet het Overzicht der Tijdschriften tot een volgend nummer verschoven worden.
| |
| |
Te bespreken in volgende nummers.
Onze letterkundigen 1 a 11. - L.J. Veen, Amsterdam. |
Werk van Styn Streuvels. - V. de Meyere en K.v. de Woestyne. |
Verzen van Karel v.d. Woestyne - Van Dishoeck-Bussum. |
De dorre Tuin van G. van Hulzen. - Van Dishoeck-Bussum. |
Verzen van Marie Marx-Koning. - Van Dishoeck-Bussum. |
Voorhal door Carel Scharten uitgever de Erven Bohn, Haarlem. |
Tropenwee door Henri van Booven. - Van Holkema en Warendorf. |
Openlucht door Styn Streuvels. - Meinders-Bogaerdt, Rotterdam. |
In 't Blauw door E. Van Oye. - Van de Vyvere-Petit Brugge. |
Hollandsche novellen. Veertiendaagsch Tijdschrift. - Voorburg. |
Werken van Querido, Simons, Van Scheudel. |
Leeraars en studenten zeer aan te bevelen werken zijn:
Beknopte geschiedenis der Ned. Letterkunde door W. van Neylen. Lier J. en H. Taymans, prijs 3. - fr. |
Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten. L.J. Veen Amsterdam, prijs fl. 0.90. |
Over navolging en Overeenkomst in de Literatuur door Dr. Edw. B. Koster. - Uitgever Joh. Pieterse-Wageningen prijs fl. 0.75. |
Edw.Coremans. De Nederlandsche Letterkunde in België sedert 1830 vertaald door L. Krijn, met portretten. - Bij Meindert Boogaerdt Iun. Rotterdam en Vlaamsche Boekhandel Brussel. Van dit werk bestaat ook een fransche uitgave. (Dit werk voor leeraars alleen - voor studenten o.a. te beknopt.) |
|
|