Jong Dietschland. Jaargang 7
(1904-1905)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Drie Kunst-ontledingenDeze eerste eenvoudige kunst-ontledingen, die naast de letterkundige ontledingen hun plaatsje afsmeeken, kunnen voorzeker dienen tot zelfonderricht, maar beter in de les van Geschiedenis, Letterkunde of Godsdienst te stade komen; en, ziet de professor of liever het onderwijs- gesticht niet op tegen eenige franken om de gemakkelijk verkrijgbare afbeeldingen onder de oogen der studenten op te hangen, zoo wordt hierdoor zonder twijfel hun schoonheidsgevoel merkelijk bevorderd en ten goede ontwikkeld.Ga naar voetnoot(1) Opmerkzaamheid, verwondering, bewondering en studie zijn de vier noodige sporten om over het benauwend muurtje der saaie alledaagschheid heen te kijken in het zonneland van schoonheid en kunst. Enkel volge men niet slaafs ééne methode en men late bij détail-beschrijving alles van persoonlijke waarneming en zelf-zien uitgaan. Helpt gevoelen en ontroerd worden zonder schroom maar ook zonder aanstellerij; leert liefhebben en bewonderen waar er stoffe toe is. Dàt, niet op alles iets afdingen, is opbouwend werk. Overdreven idialisme is in onzen tijd noch voor ons jeugd te duchten. | |
[pagina 66]
| |
Maar, het weze herzegd, de afbeeldingen zijn hier zoo noodig als de tekst voor de bespreking van een letterkundig gewrocht.Ga naar voetnoot(1) | |
I. - Het Zeus-beeld van Otricoli.
| |
[pagina 67]
| |
Algemeene indruk.Het statig en rustig wezen wekt bij ons een gevoelen van bewondering en godsdienstig ontzag. | |
Doel.Het valt geenszins lastig, ook in ons beeld, den ‘verheven Zeus, den wijzen Zeus, den milden Zeus, den vader van menschen en goden’ van den Helleenschen dichtervorst terug te vinden; en de korte ontleding zal de meening staven dat de beeldhouwer voor oogen heeft willen stellen de majestatische grootheid, de macht en tevens de goedheid van den opperste der goden. a) Grootheid: het open, rustig en diep ernstig wezen, steekt boven het menschelijke uit en wordt door geene driften beroerd. b) Macht: is die ongestoorde rust op haar zelve reeds een zinnebeeld van kracht, Zeus wordt bovendien voorgesteld in onverzwakbare, rijpe mannenkracht. De dikke haarvlokken, die heel het aanschijn omgolven en zelfs wat tè ver overschaduwen, de zware krollen, die over de ooren op de schouders nedervallen, gelijken de manen van den leeuw. De lange dwarsgroeven door het knokkelig, vooruitgedreven voorhoofd, de even gebogen wenkbrauwen en gewelfde oogholten, de van boven af breed gekapte neus getuigen van diepe, rustige denkkracht, en alvermogend willen. Homeros had het zoo prachtig uitgedrukt: ‘Zeus trok zijn sombere wenkbrauwen neer: de haren van den god, met ambrozijn doorbalsemd, schuddeden op zijn onsterfelijk hoofd. Het fronsen van zijn voorhoofd zet den Olymp aan 't sidderen.’ (I. 528 en v.) c) Goedheid: de smalle, diep-liggende oogen met dien ietwat bewolkten maar toch helderen, vasten alomvatteden blik, in verband met den geopenden mond, de zware, neerhangende onderlip, de dikke knevels en den vaderlijken vollen baard schenken aan | |
[pagina 68]
| |
de verschijning als eene blijde, ouderlijke goedaardigheid die treft: wij verstaan de lichte neiging des hoofds naar ons, en de met ontzag naderende vrome durft van zulken god de vervulling zijner bede verhopen. | |
Schoonheid.De hooge verdienste der Grieksche kunst ligt in hare eenvoudige. ongedwongen natuurlijkheid. De hoogste bevalligheid en schoonheid is er, als de gezondheid is het lichaam, des te sterker dat ze minder wordt gevoeld. Wilt gij eene oude formule: zij legt in een minimum van beweging een maximum van uitdrukking en verheffing. De schoonheid van den Zeus van Otricoli spruit voort uit de welgevallige, eenvoudige en toch nauwgezette weergave der hoogste zedelijke deugden: grootheid, goedheid, macht. In den aanvang dringt zich dit alles zoo klaar wel niet op, maar hoe langer wij het rustig geheel doorschouwen en doordenken, hoe sterker uit dit beteekenisvolle wezen de ééne indruk overheerscht van hooge majesteit. Het tweevoudig tegenstrijdig gevaar: dorheid en bovenmatige beweging zijn meesterlijk vermeden, en geen wonder dat de Zeus van Otricoli, zoo niet gelijk vroeger als eene Romeinsche copie naar Phidias, dan toch als een heerlijk gewrocht der school van Praxiteles wordt geprezen.Ga naar voetnoot(1) Als wij een stond de oneindige liefde van den éénen waren God konden vergeten, zouden deze bewonderenswaardige trekken Hem ook passen: dit leere ons hoe ook uit de heidensche kunst een zwakke echo opklinkt van de openbaring van God, die zich aan de eerste menschen niet enkel als almachtigen Schepper, wijzen Bestierder, goeden Vader | |
[pagina 69]
| |
maar ook, wat hier te loor ging, als één en eenig volmaakt Wezen kennen deed. | |
II. - Vóór de Graflegging, door Fra Bartolommeo.
| |
Het doel.Het doel van den kunstenaar is onze verbeelding en ons gemoed te ontroeren en te helpen in de rustige en liefdevolle overweging van een der passietooneelen. Te dien einde heeft hij de verschillige personen harmonisch gegroepeerd en treffend voorgesteld op het oogenblik dat zij het H. Lichaam hebben afgedaan en het gaan overvoeren.Ga naar voetnoot(1) | |
Treffende bijzonderheden.Op eenen rijken lijkdoek, eenen rechthoekigen steen overdekkend, rust het half opgeheven lichaam des Verlossers. Verdwenen zijn de bloedige sporen van het wreede lichamelijk lijden. Uit de doorstokene zijde zijpelen eenige streepjes bloed en de nagelwonden der handen en voeten zijn maar even aangeduid. Het lijk, maar groenhellend paars, bleef plooibaar en schijnt als gereed ter verrijzenis. Dit gedacht versterkt de Moeder, die in rouwgewaad aan den voet van het kruishout nederzit. In zachte gelatenheid houdt zij met hare linkerhand den arm des gekruisten Heilands omhoog, en met hare rechter drukt zij een laatste maal tegen haar hart het hangende hoofd van haar gestorven kind. | |
[pagina 70]
| |
De trouwe leerling, dien Jezus liefhad, zit lastig neergehukt aan het hoofd des lijks; zijne handen heeft hij met het uiteinde van den zweetdoek bedekt, en, na het lichaam onder de oksels te hebben aangevat, maakt hij zich gereed het met groote voorzorg en eerbiedigheid op te lichten. Zijn groot-starende blik spreekt van aandoening, maar ook van de verwarring zijns geestes die de volle beteekenis der lijdensmysteriën nog niet vermocht te vatten. Geknield heeft de schoone zondares van Magdala zich ter aarde gebogen; de handen in eenen doorschijnenden schoudersluier gehuld, houdt zij in liefdevolle omarming de knieën omkneld van Hem. die hare dolingen vergaf en hare liefde zalig verklaarde. | |
Eenheid.De einheid ontstaat hieruit dat èn bewegingen èn gewaarwordingen tot den Zaligmaker worden herleid. | |
Verscheidenheid.De verscheidenheid komt uit de afwisseling der goed geharmoniseerde houdingen en gevoelens: gelaten smart der zittende moeder, verbazing en eerbied des gehurkten leerlings, dankbare liefde der geknielde boetelinge. | |
Beoordeeling: a) Tijdgeest.De schilders van de xive en het begin der xve eeuw beoogden vóór-al de aandoeningen der ziel, zóó zelfs dat vormenschoonheid als bijzaak werd beschouwd. De reactie bleef niet uit: vormenschoonheid en individualistische karakters scheppen stelden de kunst nieuwe opgaven die bij ons eerder op goed-val-uit, bij de Italianen door streng wetenschappelijke navorschingen werden opgelost. Waren Boticelli (1446-1510), Perugino (†1524), da Vinci, Michel-Angelo, Tiziaan, Raphaël, bijna gelijktijdig groote meesters, uit Florentie zou toch het meeste licht uitgaan. Jammerlijk zetten sommigen zich tegen het oudere te heftig in de weer; en, door het geleerd en driftig zoeken naar nieuwe banen, kwam er, in het begin | |
[pagina 71]
| |
der xvie eeuw, een oogenblik dat het mysticismus van eenen Fra Angelico met zijne zoete aandoeningen en hemelsche zielsvervoeringen verdrongen geraakte, verlaten, ja vergeten bleef. Bevalligheid en vormenfijnheid, al was ze ledig, groot- en-mooidoen met edele bewegingen, majesteit der samenstelling tot aanstellerig maak-werk toe, dàt werd als het alleen-noodige, het ‘regel-matige’ nagejaagd. In hetzelfde klooster waar eens Fra Angelico (1387-1455) zijne hemelsche paneelen schilderde, waar de overweldigende preêker Savonarola in 1497 al wat maar wellust scheen ten vure doemde en de eenzijdige, maar voor velen en de besten ook heilbrengde machtspreuk deed beamen: ‘schoon is alleen de schoonheid der ziel!’ dààr moest, nog geen tien jaren later, zijn vriend en volgeling Fra Bartolommeo vervallen tot de majesteit in poppenkunst, tot de apotheose des lichaams zonder ziel.’ | |
b) Schoonheid der Graflegging.Hierin zit de beteekenis onzer schilderij: in dit zijn laatst voltooide werk, dat boven het peil des tijds uitsteekt, is het den monnik van San Marco gelukt eene schoone samenstelling met eene ware gevoelde zielsontroering te paren. | |
c) Besluit.Al is onze Dominikaan in zijne blinde jacht naar vormenschoon verdoold geloopen, toch dient herinnerd dat hij de vaste wetten vond der kunstrijke groepeering, dat de geniale verzoener aller stijlen, Raphaël, voor zijne stukken bleef stilstaan en ook aan hem eenige elementen van schoonheid heeft ontleend.Ga naar voetnoot(1)) | |
III. - Christus beweend, door Antoon Van Dyck.
| |
[pagina 72]
| |
wekt bij ons een gevoelen van diepe droefheid en innig medelijden met de Moeder van Smarten, voor wier Kapelle het stuk werd bestemd. | |
Hoofdgedachte.De kunstenaar heeft de verschillige personen vereenigd rond het koude lijk des Verlossers en toont ze ons deelend in zijn geleden smarten. | |
Treffende bijzonderheden.De bedrukte Moeder zit neer, gerugsteund tegen de grafrots, die een derde van den achtergrond beslaat. Haar snikkende borst en gezwollen halsspieren, haar pijnlijk samengetrokken gelaat met vele tranen op de wangen spreken van het onzeglijk leed dat heur moederziel verscheurt. Op hare rechterknie rust het gekroonde, ontsierde hoofd van haren goddelijken zoon, wiens koud en verstijfd lichaam in haren schoot ligt, en lageraf op een breed doek, dat den grooten grafsteen bijna geheel toedekt. Krampachtig heeft Maria de handen wijd openslagen tot teeken van eindelooze verlatenheid: Cujus animam gementem,
Contristatam et dolentem
Pertransivit gladius...
De bevallige Sint-Jan, achter het lijk geknield, heft Jezus' linkerhand op, en, met gelatenheid en schijnbare koudheid, wijst hij ondervragend op de breede nagelwonde. Een rechtstaande engel, in de laaghangende wolken maar gedeeltelijk zichtbaar, let op het handgebaar des discipels en de vingers krampachtig samengeperst, beschouwt hij in godsdienstige verbazing de passieteekens zijns Meesters. Een tweede engel, geknield, heeft de handen voor zijn angezicht geslagen om zijne tranen te verbergen. | |
[pagina 73]
| |
Eenheid en verscheidenheid.Alle bewegingen en alle gevoelens hebben het lichaam van Christus tot voorwerp en in beiden bewonderen wij rijke verscheidenheid. Om te zwijgen over de verschillende houdingen, stippen wij aan dat het tooneel in twee evenredige groepen kan worden verdeeld: de groep der twee groote dulders en die der omstaande medelijders, St-Jan en de engelen. In de vertolkte gevoelens bemerke men: wreed zieleleed, kalme smart, verwondering en eerbied, stille tranen. | |
Schoonheid.De schoonheid spruit voort uit de harmonievolle samenstelling en de klare vertolking van christelijk medelijden, dat de smart als iets heiligs beschouwt. Voor het doek voelen wij beter de kracht der kerkelijke bede: Eia mater, fons amoris,
Me sentire vim doloris
Fac, ut tecum lugeam...
En geen wonder: buiten zijne altijd kokette en dikwijls roerende portretkunst, lukte A. Van Dijk het best als hij zachte, elegische stemmingen te belichamen had. Hierin is hij een kind des tijds. Rubens was ‘een zondagskind, een zoon der hooggetijden, gelijk er maar één geboren wordt in heel een eeuw of in heel een hand;’ hij was de slotsom eener lange kunstontwikkeling, een verzoener als Raphaël maar veel geweldiger; de reus met opbruisende physische kracht en gezond sensualismus, een natuurgeweld, een vleeschwinkel is zijne ongeëvenaarde geborstel, een eeuwig fortissimo-gejubel in kleuren. Dat vlammend gepassie was niet vol te houden, | |
[pagina 74]
| |
en na Rubens komt de weeke moeheid van den ras uitgeleefden Van Dijck.Ga naar voetnoot(1) | |
Vergelijking.Uit de vergelijking met Fra Bartolommeo's Graflegging teekenen wij enkel op: a) bij Antoon Van Dijck komt de achtergrond, met het huiveren der stoffelijke natuur te herinneren, den indruk verlevendigen en uitbreiden tot heel de schepping. b) de ruwere en realistischer voorstelling van Christus is hier meer op zinnelijke aandoening dan op meditatie en geestesbeschouwing berekend. De Nederlander is niet bang voor physisch lijden en m.i. zijn wij hier ook ver van 't heerlijk vers: O Man van smarte met de doornenkroon, O Bleek bebloed gelaat, dat in den nacht Gloeit als een groote bleeke vlam, - wat macht. Van eindloos lijden maakt uw beeld zoo schoon?Ga naar voetnoot(2) c) de Mater dolorosa van den Vlaming heeft, bijzonder in het krampachtig, haast wanhopig gebaar, iets theatraals dat sterk afsteekt tegen het kalme lijden in de Italiaansche Pietà. Of dit bij den Benjamin der Rubens-school een zwak is laten wij bevoegden beslissen. Wij zagen 't liever anders.
L.A. |
|