Jong Dietschland. Jaargang 6

[p. 196]

Gelegenheidsdicht.
't Lied van de Turners.

Een mannenwil dien past een mannenlijf!

Turners! Voedt uw spieren!

Geen wilskracht slap! Geen lenden stijf!

Vrij laat de armen zwieren!

Het hoofd keersrecht! de borst vooruit!

Ten hooge 't hert verheven!

De vrankheid strale uwe oogen uit!

Aan ons de kracht door 't leven!

Niet slaapziek, mannen!

Sterk te been!

De lamheid gebannen!

Bijeen!

Ei! we wachten! Randt ons aan!?

Loopt gij ons tegen? Wij staan!

Wie zal net wagen zijn strikken te spannen?
Wie zal bevechten onz' stevige plannen?

Ei! Ei! niet een?

Neen!

Geen kloeke rug en zwicht voor slap geweld.

Turners! kent gij schromen,

Als 't onheil met zijn plagen kwelt?

't Onheil zal vervromen!

De buien door! De stormen door!

Ten hooge 't hert verheven!

Ons vroomheidsvaandel waaie voor!

Aan ons de kracht door 't leven!

Niet slaapziek, enz.

De geest is ziek waar 't luie lichaam kwijnt

Turners! Vroed in 't oordeel!

Eer loomheid 't herte u ondermijn'

Stout bevecht uw voordeel!

[p. 197]

 

Met klaren blik, met klaar verstand!

 

Ten hooge 't hert verheven!

 

De laffe domheid baart de schand'!

 

Aan ons de kracht door 't leven!

Niet slaapziek, enz.

Sint Jorisgilde, moedig, onversaagd!

Turners! vecht voor 't Goede!

't Is rijk gewas dat vruchten draagt,

Onder 's Heeren Hoede!

Gereed voor God! Gereed voor Recht!

Ten hooge 't hert verheven!

Heil hem die voor het Goede vecht!

Voor 't Goede gansch ons leven!

Niet slaapziek, enz.

Herman Broeckaert