Verslag over den tweeden Prijskamp voor een Tooneelstuk door Jong Dietschland uitgeschreven.
(Zie vorig verslag, in voorgaande jaar bl. 84bis).
Slechts twee stukken werden ingezonden, namelijk ‘Albrecht Rodenbach, treurspel in drie bedrijven, in verzen, door L. Berca’, en ‘Horand, zinnebeeldig tooneelstuk in twee tafereelen, door Interiorist’. Een der vijf leden van den keurraad deelde aan de andere leden zijn bepaald oordeel en vast besluit schriftelijk mede:
‘Geen van beide stukken, schreef hij, heeft de minste waarde’, ‘de raad en bekroont niemand. Om nochtans het welbedoelde werk der mededingers niet heel en gansch onbeloond te laten, stelt hij vooreene bepaalde som eenvoudig tusschen L. Berca en Interiorist te verdeden’.
De ondergeteekende leden van den keurraad zijn volstrekt niet eens met den steller van dit aangehaald oordeel: ‘dat geen van beide stukken de minste waarde bezit’, nochtans is hunne vaste overtuiging dat geen der twee den vollen prijs verdient; zij achten het niet wenschelijk hier een breedvoerig verslag mee te deden van beweegredenen over stukken die het Vlaamsch publiek de gelegenheid niet hebben zal te lezen, geen van beide werken hoog genoeg staande om in druk te verschijnen.