| |
| |
| |
Boekbeoordeeling.
Gedichten van A.J.M. Janssens, lid der koninklijke Vlaamsche Akademie. Tweede reeks. Met teekeningen van Jozef Janssens, St-Niklaas. We G. De Puysselaer-Laenen. Prijs 3,50 fr.
Deze tweede reeks van Janssens Gedichten mag een gelukkig verschijnsel in onze tegenwoordige letterkunde genoemd worden. Nu dat sommige jongeren aan 't zoeken en 't ziften zijn, aan 't ombliksemen en aan 't afbreken van al het smakelijke, het zoetsappige, het gemoedelijke en innig verhevene van dezen die zij de ‘ouderen’ noemen, doet het deugd ‘een dreupelke poëzij’ van dichter Janssens te genieten. Om het werk te beoordeelen van hem wiens verzen door den grooten Gezelle, bij ons eigen weten en ondervinden, zoo zeer gegeerd en gesmaakt wierden, geven we het woord aan den Limburgschen zoetgevooisden zanger Aug. Cuppens, die schreef:
Lieve Vriend. - Goddank! Daar ligt hij vóór mij op tafel, uw tweede dichtbundel, afgedrukt tot de leste bladzijde, 304, bijkans gereed en reisveerdig.
't Is het puik uwer dichterlijke vondsten, zorgvuldig gelezen en uitgezift - gij hebt ondervonden hoe streng de zifter was! - onder alles wat gij gedicht hebt tusschen de jaren 1884 en 1902; 't is het werk van achttien jaren dichterlijke vruchtbaarheid, de eerlijke arbeid van uw mannelijke, rijpe kracht.
Wat ben ik blij, fier en vereerd, - ja, veel te veel vereerd - van te mogen zeggen tot den Vlaamschen liefhebber van schoone zaken: koopt dezen bundel, gij móet hem hebben.
Uwe eerste gedichten staan al zoo menig jaar, schoon en stevig ingebonden, neven Meester Guido's en Karel de Gheldere's dichtwerken in mijn boekenrek: ze worden daar altijd meê uitgelangd als ik ‘een dreupelke poëzij’ wil genieten, van die eigene, zoete, innige en | |
| |
ware poëzij, die deugd doet aan 't hert, die 't verstand verheldert en de schoone gedachten verwekt, die echt Vlaamsch en christelijk is, van die poëzij die niet en verslijt, die men nooit beu wordt.
Daar komen allerhande dichters op bij ons, tegenwoordig, ja, ook goede.
Maar 't meeste deel der poëten roept u te veel toe van: ‘ziet eens wat ik kan, ik!’ Zij dichten voor den snoef, met groote gebaren, met misprijzend en hooveerdig meesmuilen op alles dat hun oud schijnt, dat eenvoudig, simpel en waar is, dat zij niet kunnen maken, omdat hun gemoed vervalscht is door zinnelijkheid en hooveerdij.
Die brave jongens janken te veel over hun eigen, toonen hun waterzuchtige hertekens en nog liever 't binnenste van hun hersenpannekens als 'nen ‘raren kijk’.
Och! wat zijn ze vetvelend en belachelijk met hunne aanstellerij! Neen, 't zijn de rechte vogels niet; 't zijn geen Vlaamsche, ook geen jonge.
Al zijn zij jong van jaren en al heeten zij hun eigen de ‘jongeren’, toch zijn ze al ouder als gij, die eenen grijzen baard hebt, zij waren versleten eer zij mansch werden.
Uwe poëzij is de goede, de eeuwig-jonge, de oprechte.
Zij gelooft en belijdt vastelijk, zij hoopt vol betrouwen, zij bemint warm, oprecht en diep; zij kan ook nog lachen, dien gezonden, breeden, Vlaamschen lach, die u doet schudden.
Uwe verzen, die ik gelezen heb, klinken als klokken en bellekens van goed en rein erts, waar geen blik of geen ander voos metaal in verwerkt zit.
Eenvoudig en waar is de galm van die verzen, ongezocht en toch fijn, heel nieuw en gevonden van maat en zwang somtijds.
Edele, verheffende gedachten, grondhertige, diepe gevoelens, die ieder onbedorven hert doen meêzinderen, schoone, beziensweerdige zaken, goed afgezien en oprecht weêrgegeven.
Uwe taal is fijn en bezorgd, alhoewel eenvoudig gelijk het Vlaamsch gemoed, uw vorm is passende schors om gezonde kern.
Deze bundel is voller, machtiger, veel schooner dan uw eerste.
Gij verdeelt hem in vijf reeksen, met simpele, oude namen daarboven, oud en simpel, maar groot en heilig en schoon als de zaken zelf die gij bedicht:
Huisgedichten.... Hoe zal de lezer meêweenen, meêlachen en meê aan den heerd zitten, aan uwen vlaamschen, christen heerd!
Vaderlandsche gedichten.... Neen, geen officieële cantatenrijmelarij, maar echte Vaderlandsche Poëzij: de Koning - Prins Boudewijn - Brugge - Antwerpen, bezongen door een diep- en recht- en grootgevoelend Burger van ons vrije Vlaanderen.
Godsdienstige.... Geen rijmelarij ‘á la Rousseau’ maar echt gevoelde, hooge, christelijke poëzij en mystiek. | |
| |
Verscheidene.... Ei! van alles dat ontvoert en doet juichen, lachen, weenen en monkelen, stukken vol humor, verhalen die perels zijn als Klaaskensdag, Rozekens, Eerste Communie, enz.
Eindelijk de Zeegedichten: De leste en de beste, geloof ik, na zooveel goeds en schoons.
Als ik die lezen kan en hoef ik geen kaartje te nemen om naar de zee te gaan: ik zie ze wentelen en schuimen in uwe verzen, ik hoor ze zingen, ik adem hare gezonde lucht, ik geniet van hare oneindigheid.
Die wonderschoone zeegedichten bekroont gij met een allerliefste Idylleke, ‘'t Koninginneke der Duinen’ dat aan elkeen zoo welkom, och! zoo welkom zal zijn.
Proficiat, vriendlief, met uwen schoonen boek, 't is de beate die er uitgekomen is na Gezelle's Rijmsnoer, 't is degelijk werk. Al ons Vlaamsche Studenten moesten hem hebben, kunnen zij hem niet koopen, dat hunne vaders het dan voor hen doen.
In een bundel als de uwe zit kunst, blijdschap, opbeuring, schoonheid, zielsgenucht die meer weerd zijn als staven gouds voor den Vlaming die niet enkel en wilt leven met stoffelijk brood.
UW LIEFHEBBENDE VRIEND,
AUG. CUPPENS.
Loxbergen, 15 Juli 1902.
| |
Der Rhein von Strassburg bis zur Holländischen Grenze in technischer und wirthschaftlicher beziehung unter benutzung amtlicher quellen in auftrage des herrn ministers der óffentlishen arbeiten, bearbeitet im frühjahr 1902 von C. Beyerhaus. enz.
Veruit het bijzonderste werk onder de tallooze uitgaven van het 9ste internationaal scheepvaartcongres te Düsseldorf 19..... Is dus eene vermelding overwaardig; verklaard met tallooze afbeeldingen enkele platen en zeven prachtkaarten.
| |
Ontvangen: Groeninge sage, lied voor Bas-Barryton, met begeleiding. Woorden van D.M. Muziek van O. Lefèvre. Prijs fr. 1. G. Faes, uitgever, Beddenstraat, Antwer- | |
| |
pen.
Heerlijk muziek op heerlijke woorden! de 600ste verjaring van den Guldenspoorenslag heeft onze toondichters in geestdrift ontvlamd; veel werd er gedicht en gecomponeerd! Wij meenen te mogen voorspellen dat ten minste dees lied niet het lot ondergaan zal van zoo menig lied dat ter gelegenheid der Boerenkrijgsfeesten werd uitgegeven en niet spoedig in vergetelheid zal geraken; allerprachtigst is het niet, maar toch ver boven het middelmatige. Aanbevolen dus.
| |
Het Hospitaal van O.L.Vrouw te Aalst door J. Roegiers, Priester. Kunstgewrochten en Oude Gedenkenissen. Aalst, Vernimmen, 1902.
Schoon en groot boekdeel met 55 prachtige platen versierd. Wij vermelden dit werk daar de meeste dier platen afdeeldingen zijn van schilderijen of beeldhouwwerk. Mochten alle Vlamingen, die boeken uitgeven, dit steeds in 't Nederlandsch doen, dit is hoofdzaak voor de handhaving onzer taal.
| |
A. Mervillie. Evangeline van Longfellow op mate vertaald uit het Engelsch in 't Vlaamsch, met taalkundigen uitleg en allerhande ophelderingen.
Zoo één werk eene vertaling verdient, is het wel dit lieve verhaal, vol zoete innigheid en diep gevoel.
‘Gij die gelooft aan liefde,
die hopend kan lijden en dulden,
gij die aanveerdt nog, hoe edel
en sterk de verkleefdheid der vrouwe is,
luistert, naar 't treurig verhaal.’
't Is de klaagzang van Evangeline, die gescheiden van haren beminde, dezen jaren lang opzoekt en niet vindt.
Ze wordt liefdezuster, en eens dat eene besmettelijke | |
| |
ziekte in het land is, vindt zij Gabriël haren verloofde terug op zijn sterfbed.
De droefheid die in het gedicht besloten ligt, is geen luid stormen noch bulderen, maar een innig, pijnlijk gevoel, een woudweemoed.
Niet de personen alleen staan daar sterk uitgebeiteld of liefelijk gepenseeld, maar gansch de natuur leeft mede en wordt één met de personen.
Een werk als Evangeline, in onzen tijd van ruw realism komt als een frissche tocht lucht in eene muffe zaal.
De liefde is van alle zinnelijkheid ontdaan, evenals in Webers Goliath, waar Evangeline, in menig opzicht, mag mee vergeleken worden.
Wat de vertaling betreft: De taal ervan is voorzeker rijk en macht; de verzen zijn zangerig en vloeiend en munten dikwijls uit door mooien klankenrijkdom en schilderende kracht, hetgeen ons dwingt eenige onverrechtvaardigde eigenaardigheden over 't hoofd te zien.
Het taalkundig stelsel van den Heer Mervillie bespreken, ligt in ons bestek niet.
De heer De Meester te Roeselare heeft een prachtig boek aan den Vlaamschen lezer bezorgd. Het wordt aan eenieder aanbevolen, die eenige diamantdruppels poëzij smaken wil. G.H.
| |
Vertellingen van graaf Tolstoï,
vertaald door Styn Streuvels, nr van 30 de Duimpjesuitgave. Deze vertellingen hebben een welverdienden bijval genoten; van rechts en links hoorden we er den lof van maken, en we lazen ze zelf met klimmend belang. Streuvels was wel de rechte | |
| |
man om deze vertaling te bezorgen, hij die zijne eigene gedachten zoo wonderwel naar Russischen geest weet uit te drukken. Hier en daar nochtans komen we eene stroeve, oneigene, men zou zeggen eene Duitsche wending tegen, 't gene ons doet veronderstellen dat de Vertellingen uit het Duitsch in 't Vlaamsch overgezet wierden.
| |
Bij Jan Steen, door Fikken van Eksterleen, nr 31 van de Duimpjesuitgave.
Wie schuilt achter dien deknaam? Bij Jan Steen is eene lieve schets die in de eerste en de laatste bladzijden bijzonderlijk eenen schrijver van talent verraadt.
Heel hoog van vlucht is zij niet, maar de wondere opmerkingsgeest die er uit doorstraalt, bewijst dat de schijver ook wel hoogere onderwerpen mag aandurven. Indien we iets mochten wenschen dan ware het dat de schrijver eenige kleine feiten omstandig, al te omstandig beschreven hadde achterwege gelaten.
De gekende kunstrechter Max Rooses heeft dit boekske, in een briefke aan de Lille, zeer gunstig beoordeeld.
|
|