geschiedenis, oudheidskunde en kunst, en, om de beschrijving nog vatbaarder te maken, heeft hij zijn zaakrijk werk opgeluisterd met talrijke penteekeningen, welke zijn wezenlijk talent als teekenaar veropenbaren.
Hij wil, de geschiedenis en de meer of min bepaalde waarde der oude gebouwen van Dendermonde doen kennen en aldus een klein steentje aanbrengen voor het verheven werk: Het herdenken onzer oude monumenten. Zóó schrijft hij in zijne voorrede; nu, de heer de Maesschalck heeft meer dan zijn doel bereikt.
Hij is er niet alleen in gelukt, zoowel door zijnen duidelijken tekst als door zijne recht artistieke teekeningen, bij den lezer de hoogste belangstelling op te wekken voor die talrijke gebouwen, oprechte kunstoverblijfsels uit vroegere eeuwen, welke men in die Denderstad nog ziet of er vroeger aantrof, maar hij heeft tevens, door het uitgeven van dat werk, onze vaderlansche geschiedenis verrijkt met een gewrocht, dat hem, tot eere, en ons volk tot roem strekt.
Talrijk zijn de geschiedkundige werken welke, in de laatste jaren, door Vlaamsche geschiedvorschers werden uitgegeven; ongelukkig zijn vele dier kostbare dokumenten voor de geschiedenis van ons volk en der kunst in Vlaanderen niet genietbaar door de massa: deze vraagt niet alleen het verleden in schrift maar ook en vooral in beeld te leeren kennen.
Net gelijk in het onderwijs de aanschouwelijke leermethode de beste vruchten afwerpt, zoo moet ook in geschiedkundig opzicht, het schrift, met het beeld gepaard, het beste middel zijn voor het populariseeren of beter gezegd, voor het verspreiden onder het volk van de zucht naar de kennis der geschiedenis.
Dát heeft M. de Maesschalck begrepen: wij wenschen er hem rechtzinnig geluk over, en voegen er welgemeend bij, dat zijn werk geroepen is, om, onder de bevolking van Dendermonde, de liefde voor den geboortegrond en de