Constantijn Huygens-prijs 2016
Atte Jongstra
Juryrapport
Atte Jongstra bouwde in dertig jaar een veelkleurig oeuvre op waarin de liefde voor archieven, lexica en encyclopedieën een constante is. Aanvankelijk waren er wel eens verzuchtingen over het ‘gemystificeer’ van deze schrijver, over al die parafrases en verwijzingen, al dat nadoen en overschrijven. Ook werd het werk in die eerste jaren, naar de mode van de tijd, regelmatig in een postmodern kader geplaatst. De kunstige taalbouwsels leken immers meer naar teksten dan naar de werkelijkheid te verwijzen. Gaandeweg is echter duidelijk geworden dat de liefde van Atte Jongstra voor naslagwerken geen pose of modieus verschijnsel vormt, maar de onvervreemdbare kern van zijn schrijverschap uitmaakt. Elk boek is anders, maar steeds zijn citaten, verwijzingen en fictie aaneengesmeed tot een ingenieus en vaak vermakelijk verbeeldingswerk.
Het oeuvre heeft inmiddels, sinds het debuut uit 1985, een indrukwekkende omvang bereikt van zo'n twintig prozawerken (romans, verhalen, essays of die alle tegelijk) en een aantal dichtbundels. Klassieke romans zijn het niet, eerder vrije, experimentele teksten, vormgegeven door associaties en intuïtie, zo beweeglijk als die van Multatuli van wie Jongstra een groot bewonderaar is. Het schrijven is overduidelijk een plezier en het lezen is dat al evenzeer. Veel van Jongstra's teksten zijn niet direct begrijpelijk, maar ze zijn altijd vrolijk en aanstekelijk. Ze nodigen de lezer uit vrijelijk rond te dwalen en zich te verbazen over curieuze weetjes, merkwaardige details en wonderlijke uitweidingen. Lezen en schrijven zijn vaste thema's, of ze nu verbeeld worden als een wandeling door een moestuin (Groente, 1991), een zwemtocht (De tak van Salzburg, 2003) of de bereidingswijzen van worst (Worst, 2014).
Een hoogtepunt vormt de verzonnen autobiografie van de achttiende-eeuwse Zwollenaar Henry II Fix uit 2007. Hier is