J. Greshoff-prijs 2016
Kees 't Hart
Het gelukkige schrijven
Juryrapport
‘Verbaas me! Verveel me niet! Maak me gelukkig!’ Dat zijn de eisen die Kees 't Hart stelt aan elk boek dat hij gaat recenseren. Maar het zijn ook de eisen die hij aan zijn eigen schrijverschap stelt. 't Hart mag dan in het titelessay van zijn bundel Het gelukkige schrijven beweren dat wanneer het hem lukt, dat gelukkige schrijven, hij er niets over kan en zelfs mag zeggen (omdat de ware schrijver daarover zwijgt en dat daarom het titelessay na lezing beter vernietigd kan worden), in elk essay dat hierop volgt probeert hij toch steeds weer dat geluk van het schrijven in het vizier te krijgen. Niet alleen als schrijver, maar ook als lezer, of beter gezegd: tegelijk als schrijvende lezer en lezende schrijver.
Er zijn weinig schrijvers die zo nieuwsgierig zijn naar wat anderen hebben geschreven (het soort schrijversnieuwsgierigheid dat ook Vestdijk kenmerkte), zij het niet naar waarover ze hebben geschreven, maar naar hoe ze hebben geschreven. 't Hart heeft dan ook een broertje dood aan morele oordelen in het denken over literatuur en dat gaat - heel verfrissend - tegen de heersende mode in. De literatuur verdedigen door te beweren dat romans je tot een beter want empathischer mens maken of je zelfs de werkelijkheid anders of beter laten begrijpen, daar gelooft 't Hart niet in, terwijl die nu juist tot de geloofsbrieven behoren van de lezers die voor lezen hebben doorgeleerd.
Nee, van romans leer je volgens 't Hart niks: ‘Je leert wel iets over de illusies die literatuur oproept. Tussen literatuur en werkelijkheid staan illusies over inzichten, het leven en de werkelijkheid. We krijgen wanneer we lezen meer en betere illusies over de werkelijkheid of over onszelf. Illusies over ons gevoel van solidariteit en empathie. Meer is het niet maar ook niet minder. We hebben de kans betere dromers te worden,