Constantijn Huygens-prijs 2015
Adriaan van Dis
Juryrapport
Adriaan van Dis (1946) kwam als embryo uit Nederlands-Indië naar Nederland, met zijn Nederlandse moeder, zijn drie donkere halfzusjes, en zijn getraumatiseerde en agressieve vader. Over zijn jeugd als bastaardkind verhaalt hij ontroerend in de romans Indische duinen en Familieziek waarmee hij ‘de schat-bewaarder’ van de trauma's van zijn ouders werd. Het recente en bejubelde Ik kom terug is een testament in romanvorm, niet alleen van de moeder, die in flarden haar verhaal vertelt, de zoon met vulpen in de aanslag om alles alsnog te noteren, maar ook van de zoon. Terwijl Van Dis de 65 al gepasseerd is stelt hij het in beton gegoten beeld van zijn ouders alsnog bij.
Adriaan van Dis is daarmee, naast een origineel schrijver met een geheel eigen toon, ook de bewaarder geworden van een andere schat: die van de (post)koloniale literatuur. In de Nederlandse letteren is het voormalige Nederlands-Indië door de grootste schrijvers verbeeld. Bij Multatuli vindt men het verweer van de oorsponkelijke bewoners tegen de Nederlandse bezetters, bij Couperus de wonderlijke ontdekking van onbekende rituelen en de langueur onder de mensen die terugkwamen naar het koude Den Haag, bij Hella Haasse de heimwee naar een kindertijd en de schok die de moderne, naoorlogse mens ondervond, bij Jeroen Brouwers de gruwelen onder de Japanse bezetting. Van Dis heeft die literatuur op zijn beurt verrijkt met literatuur waarin de trauma's, opgedaan toen de Nederlanders definitief Indonesië moesten verlaten om terug te keren naar een volledig onbekend land, worden verwerkt.
In romans als Tikkop en De wandelaar blijkt dat zijn diepe interesse voor andere culturen zich niet beperkt tot Nederlands-Indië. Van Dis verdiept zich ook in een migrant of vluchteling die, hoewel dichtbij, in heel andere omstandigheden verkeert dan de Europese mens. Zijn reisverhalen, zoals