voor de pop. ‘Mag ik ook eens wassen’, vraagt Jip. ‘Even dan’, zegt Janneke. ‘Maar netjes hoor. En niet te hard spatten’.
Dat wij - feministen - dit soort bevestiging van stereotype sexerollen levensbedreigend vonden, was niet zo vreemd. Vreemder misschien dat het veel en veel minder invloed had dan wij vreesden. Tussen 1952, toen de eerste Jip- en Janneke-verhaaltjes wekelijks op de kinderpagina van Het Parool stonden tot aan de meer dan veertig drukken van de grote verzamelbundel die nog steeds over de toonbank gaat, 62 jaar lang, zijn miljoenen kleuters groot gebracht met deze mega-bestseller. Met de poppen van Janneke en de auto's van Jip, met moeders die altijd thuis zijn om kinderruzietjes te beslechten met een kop warme chocola. Ook ver voorbij de jaren vijftig toen het dorpse bestaan, met de bakker, de groenteboer, de fourniturenwinkel en zelfs nog het postkantoor om de hoek, allang verleden tijd geworden was, werden kleuters geconfronteerd met die twee leeftijdgenoten die samen boodschapjes deden, naar de boer gingen om appels te halen of kersen. Nooit ging er iemand dood in dit dromenland, nooit hadden vader en moeder ruzie, nooit spatte een huwelijk uiteen. Het tutterde maar aan: geruststellend en gezellig.
En heel erg grappig. Dat ontdekte ik pas een paar jaar terug toen ik in het kader van een andere bezigheid de illustraties van Fiep Westendorp bestudeerde en totaal werd ingepakt door die prachtige en innemende silhouetjes die je naar de tekst sleuren. Vadertje en Moedertje. Jip is de vader en Janneke is de moeder. (Daar gaan we weer, maar wacht...) En Janneke heeft al twee keer gevraagd ‘Wil je nog thee vader? Alsjeblieft zegt vader’ en dan drinken ze thee. ‘Ik vind het geen leuk spel’ zegt Jip. ‘Het is alleen maar theedrinken. Anders niet’. ‘Dat komt omdat we geen kinderen hebben’, zegt Janneke. ‘Hebben we dan geen kinderen?’, vraagt Jip. ‘Nee, Poppejans is kapot, haar hoofd is eraf.’ Dat is heel treurig. Een vader en een moeder met een kind. En dan nog een kind zonder hoofd. Niks wee, soms zelfs hilarisch. ‘Ik ga naar mijn grootmoeder’, zegt Janneke als Roodkapje. ‘Zij is ziek. Ik ga haar een fles wijn brengen en koek. En sigaren.’ Of deze. Poppetjes van klei. ‘Ik ben klaar’, zegt Jip. ‘Heel mooi’, zegt