op zetten: voor 10 jaar. Ik dacht: dat nooit. Dan vanaf 12 jaar. Daar was ik het ook niet mee eens, maar ik moest wel instemmen, want anders zou het niet verschijnen. Het was niet voor de basisschool, het was voor de hoogste klassen van de middelbare school en verder. Er zijn volwassen mensen die graag kinderboeken lezen, alhoewel als ik zo in de zaal kijk, dan denk ik: hier zitten ze. Meer zijn er niet. U moet weten dat ik overdrijf, altijd overdrijf. In 1995 verscheen Bombaaj! Een boek over een hond, het Kinderboekenweekgeschenk van dat jaar. Een vriend van mij had eens gezegd: ik lees nooit kinderboeken, dat lukt me niet, ik vind ze vreselijk. Probeer Bombaaj! eens, raadde ik hem vriendelijk aan. Voor mijn ogen begon hij te lezen, na tien regels smeet hij het boek op tafel. ‘Ik kan dat niet, ik kan dat niet,’ riep hij. Kinderboeken zijn belast met vooroordelen. Vreselijk!
Wist u al vroeg dat u voor kinderen wilde schrijven?
Ik heb er nooit aan gedacht om voor volwassenen te schrijven. Ik schrijf vanuit een kind, een kind dat dichtbij mezelf staat. Ik maak van mezelf de hoofdpersoon. Aanvankelijk schreef ik voor dyslectische kinderen, dat ging al gauw over in zogenaamd ‘officiële’ kinderboeken. Dat komt misschien omdat ik me tussen volwassenen nooit helemaal thuis voel. Gelukkig heb ik hier mijn familie bij me!
In 1977 verscheen De kinderen van het Achtste Woud, ook bekroond met een Gouden Griffel. Men beschouwt het vaak als uw echte debuut. Ik liep met die geschiedenis al heel lang rond. We brachten de laatste oorlogsjaren niet meer in Arnhem door, maar op een Veluwse boerderij. Dat was natuurlijk heel spannend en avontuurlijk voor een kind, ik was toen tien jaar, maar voor bijvoorbeeld de vader van mijn kinderen stelde het niet zo veel voor wat ik daar had meegemaakt. Die had de hongerwinter in Amsterdam, een hongerwinter in de grote stad. Altijd honger ervaren, dat was pas erg!
Maar goed: ik ben natuurlijk ook van de generatie van: eet je bord leeg, in de oorlog had je naar eten gesnakt. Daar kregen mijn kinderen wel eens genoeg van. Ik was de veertig