Voorwoord
Dit jaarboek bevat de juryrapporten en dankwoorden van de literaire prijzen van de Jan Campert-Stichting en de essays die over de bekroonde werken geschreven werden. Het tweede gedeelte wordt gevormd door de teksten van het symposium ‘Remco Campert. 60 jaar dichter’.
De Jan Campert-Stichting, die al bijna 65 jaar de literaire prijzen van de Gemeente Den Haag toekent, heeft voor 2011 vier schrijvers en een organisatie bekroond.
A.F.Th. van der Heijden (1951), ontvangt de Constantijn Huygens-prijs 2011 voor zijn hele oeuvre. In 33 jaar schrijverschap is A.F.Th. van der Heijden er als geen ander in geslaagd om de wereld met een literaire blik te bezien. In zijn romans en verhalen kan alles literatuur worden. Of het nu gaat om beroemde misdaadgeschiedenissen, krakersrellen, voetbalvandalen of om zijn persoonlijk leven, steeds slaagt Van der Heijden erin om het menselijk bestaan met een scherp oog voor het morele en het tragische te herscheppen als een groots kunstwerk.
Erik Spinoy (1960) valt voor zijn bundel Dode kamer de Jan Campert-prijs 2011 toe. Erik Spinoy schreef een bundel die één experiment is met waarnemingen, van zintuigelijke exotische ervaringen tot het afgesneden zijn van de wereld in een echo-loze dode kamer. Met Dode kamer heeft Spinoy fascinerende gedichten geschreven, waarin de lezer zich beweegt tussen flitsen van herkenning en vervreemding.
Aan Gustaaf Peek (1975) is voor zijn roman Ik was Amerika de F. Bordewijk-prijs 2011 toegekend. Met Ik was Amerika dompelt Gustaaf Peek zijn lezers onder in een deelaspect van de Tweede Wereldoorlog dat voor de Nederlandse literatuur volkomen nieuw is: krijgsgevangenkampen voor Duitsers in de vs. De jury heeft de roman als bijzonder filmisch ervaren en is onder de indruk van de wijze waarop Peek levensverhalen van uiteenlopende figuren met elkaar heeft verstrengeld in een overtuigende vorm. De roman ademt de sfeer van een Amerikaanse road movie: panoramische weidsheid en scènische intimiteit wisselen elkaar af.