Jaarboek Monumentenzorg 2001. Interieurs belicht
(2001)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Pronkzucht en rafels
| |
Pomp and tattersHam House, bij Londen, is een prachtig voorbeeld van een huis met een goed bewaard historisch interieur. De fraaie verbouwing van het huis in 1673 en de rijke, modieuze inrichting door de eerste hertog van Lauderdale, werden door zijn nazaten op bijzondere wijze in ere gehouden: er werd vrijwel niets aan veranderd. Zelfs in een verleden dat minder snel aan ingrijpende veranderingen onderhevig was dan onze hectische tijd, was Ham House zo'n honderd jaar later al een dermate curiosum geworden dat de nieuwsgierig geworden George III een bediende naar de toenmalige eigenaar, Lyonel Tollemache, 5th Earl of Dysart, zond met de wens van de vorst om het huis eens te kunnen bekijken. Het antwoord van Dysart was van een onsterfelijke grandeur: ‘Whenever my house shall become a public spectacle, His Majesty shall certainly have the first view.’ Het mag dan ook niet verbazen dat de estheet Horace Walpole in 1770 azijnig opmerkte dat zijn neef, de zojuist genoemde graaf van Dysart, kennelijk graag wilde dat zijn huis ‘in this state of pomp and tatters’ zou blijven.Ga naar eind1 Dat een huis in de oude staat behouden blijft, kan vele redenen hebben. Om er maar enkele te noemen: piëteit jegens voorouders én het huis, | |
[pagina 87]
| |
Renswoude, kasteel Renswoude. Enfilade op de eerste etage na de brand. Foto RDMZ, J.P. de Koning, 1999.
problemen met de erfenis, geldgebrek, of omdat een reeks van opeenvolgende eigenaren een zeer hoge leeftijd bereiken. Ham House is een goed voorbeeld van al deze factoren, waar al vroeg een grote mate van piëteit werd getoond en de laatste eigenaar zeer oud werd. James Lees-Milne bezocht in 1944 Ham House en werd binnengelaten door een oudere, wat slordig geklede man van zo'n zestig jaar oud. ‘“The old alcoholic family butler”, I said to myself. (...) At last he stopped outside a door, and knocked nervously. An ancient voice cried, “Come in!” The seedy butler then said to me, “Daddy is expecting you,” and left me. I realized that he was the bachelor son of Sir Lyonel Tollemache, aged eighty-nine”.’Ga naar eind2 Vanouds was het, ook in Nederland, gebruikelijk dat een adellijk huis op bepaalde voorwaarden bezichtigd kon worden door geïnteresseerden. De wandelende dominee J. Craandijk maakte veelvuldig gebruik van deze traditie toen hij in de tweede helft van de 19de eeuw door Nederland trok.Ga naar eind3 De mogelijkheid voor het grote publiek om een oud landhuis te bezoeken, ontstond in 1926 toen de Menkemaborg als museum werd opengesteld, | |
[pagina 88]
| |
Deurne, kasteel Deurne. keuken. Foto W. Bingel, 1939.
een voorbeeld dat vele kastelen en landhuizen in de loop der jaren volgden. En met de openstelling als museum volgde ook vaak de, hoognodige, restauratie van gebouw en interieur. En juist met de restauratie werd een belangrijk stuk authenticiteit van het huis ingeleverd. Als de steigers waren afgebroken, het vocht uit nieuw stucwerk was getrokken en de verf opgedroogd, dan presenteerde een huis zich alsof het gerenoveerd was in plaats van gerestaureerd. Wie kan zich niet nog tamelijk recente restauraties herinneren waarbij gehele vloeren werden weggebroken of onherkenbaar vlak geschuurd, wanden werden weggenomen omdat zij in een latere periode waren geplaatst, de kleuren van schilderwerk werden veranderd en de gebruikelijke witkalk op de muren werd vervangen door veegvaste latex? Interieurs kregen een geheel nieuw aanzien doordat oud behang werd vervangen door nieuw met een min of meer gelijkend, of zelfs met een ‘mooier’ of ‘beter’ bijpassend patroon en in plaats van de oude sleetse of verkleurde gordijnen nieuwe gordijnen werden opgehangen. Hoe vakkundig en nauwgezet deze restauraties ook worden uitgevoerd, zij zijn funest voor de authenticiteit van het historisch interieur en vervangen de werkelijkheid door een schone schijn. In wezen ligt aan deze werkwijze een psychologische factor ten grondslag, namelijk de ingebakken wens om alles netjes en schoon te tonen. Maar de strijd tegen ‘stuif, gruis en pluis’ die elk huishouden behoort te voeren, voltrekt zich ook tegen de verschijnselen van ouderdom: in de restauratiewereld wordt nog te vaak gestreefd naar het beeld van de eeuwige jeugd.Ga naar eind4 Wie in kastelen en landhuizen een beeld van het dagelijks leven in het verleden wil krijgen, dient zich ervan bewust te zijn dat in de gemusealiseerde situaties met de bewoners meestal ook het dagelijks leven is verdwenen. De interieurs lijken dan ook vaak sterk op de zorgvuldig gearrangeerde chic die de glossy woontijdschriften ons als ‘leefstijl’ voorschotelen. Een voorbeeld? Oude afbeeldingen van keukens tonen een werkruimte waar het vuur oplaait om het eten te bereiden en oude vloeren waarop stevige tafels staan, kortom ruimtes om te werken. Koks hadden weliswaar de naam om rommelig te werken, maar na afloop werd er opgeruimd en stevig geboend en geschrobd.Ga naar eind5 Waar | |
[pagina 89]
| |
vuur is, is rook. Op de wanden van vrijwel alle afgebeelde keukens is dan ook roetaanslag te zien en vooral op de boezem van de schouw, boven de vuurplaats! Met dit beeld voor ogen zijn de meeste keukens die wij nu te zien krijgen, een soort steriel laboratorium geworden, waar op z'n best ooit een ei werd gekookt.Ga naar eind6 De afgelopen twintig jaren ontstond een toenemende aandacht voor conservering van bestaande situaties. Hieraan gekoppeld ontstond ook een herbezinning op hetgeen men wilde bewaren en tonen. De aanblik van de tand des tijds wordt langzaam maar zeker niet meer als stuitend of onesthetisch ervaren, maar geaccepteerd als een proces. Dit proces moet natuurlijk zoveel mogelijk worden afgeremd, maar er hoeft niet meer te worden gedaan alsof het niet bestaat. In Engeland werd zelfs gekozen voor het tonen van enkele landhuizen in een verregaande staat van verval; naast de glorie wordt nu ook de materiële neergang getoond als verschijnsel van maatschappelijke ontwikkelingen.Ga naar eind7 De toegenomen belangstelling voor het conserveren van historische interieurs ontwikkelde zich gelijktijdig bij restauratoren van kunstvoorwerpen. Naast allerlei ethische aspecten biedt deze invalshoek nog een ander voordeel, want een ruimte kan zich slechts als een eenheid presenteren indien er ook een zeker evenwicht is in de wijze waarop het gehele interieur zich vertoont, dus waarop de afzonderlijke voorwerpen zich ten opzichte van elkaar verhouden.Ga naar eind8 | |
Whenever my house shall become a public spectacle ...De openstelling van historische interieurs voor het publiek brengt gevolgen met zich mee die van grote invloed zijn op behoud en presentatie. Natuurlijk moeten er faciliteiten komen die het de bezoekers mogelijk maken om de ruimtes te bezichtigen: looproutes, lopers in de paden, afscheidingen etc. Zoals de bezoeker beschermd dient te worden tegen het gevaar van onverwachte op- en afstapjes, lage doorgangen enzovoorts, zo dient ook het interieur beschermd te worden tegen ondoordacht enthousiasme van de bezoeker. Vette plekken op het behang, rafels aan wandbespanning en gordijnen, gesleten bekleding van stoelen, zijn bekende stomme getuigen van regelmatige aanrakingen door het publiek. Openstelling voor het publiek betekent ook het gevaar van langdurige, sterke lichtinval (of belichting) en een wisselend klimaat met sterke schommelingen van temperatuur en luchtvochtigheid. Chargerend, maar zeker niet onterecht, kan worden gesteld dat vijfentwintig jaar openstelling van een historisch interieur als museum, meer schade kan opleveren dan honderd jaar traditionele bewoning. Bewuste regulering en beperking van bezoekersstromen moeten een rol spelen in de openstelling van monumenten en zal bij de verschillende belangenafwegingen moeten worden meegenomen.Ga naar eind9 Beheer en behoud van monumenten is een kostbare zaak. Wat in vroeger eeuwen werd gebouwd en ingericht voor plezier of prestige, heeft nu een meer collectief, maatschappelijk doel gekregen: ons nationaal cultureel erfgoed. De financiële lasten die het behoud van dit erfgoed meebrengt, drukken zwaar op de eigenaren of beherende instellingen en instanties. Restaureren en conserveren is doorgaans beduidend kostbaarder dan het opnieuw inrichten van ruimtes. Het ligt dan ook voor de hand dat er gezocht wordt naar mogelijkheden om inkomsten te verkrijgen uit het erfgoed. Hiermede zijn wij beland op het glad ijs van exploitatie van historische interieurs. Hoe interessant deze ruimtes zijn voor het geven van diners, recepties, feesten en seminars voor het bedrijfsleven, blijkt uit de talloze advertenties van kastelen en landhuizen waarin zij hun ‘sfeervolle ambiance’ aanprijzen. Voor de grote groep van begerige ‘tijdelijke kasteelheren’ worden zelfs speciale gidsen op de markt gebracht met locaties die kunnen worden afgehuurd.Ga naar eind10 Sommige instellingen gaan zeer doordacht en weloverwogen met deze vorm van exploitatie om en weten hierdoor de schadelijke invloed op de interieurs te beperken. In vele gevallen echter is de druk om inkomsten te verwerven zo groot, dat de historische interieurs zonder duidelijke afspraken, garanties of toezicht worden blootgesteld aan een gebruik dat zeer schadelijke gevolgen kan hebben. Voor de exploitatie van monumenten waarvan ook de waardevolle interieurs met gemeenschapsgelden in stand worden gehouden, zou de overheid strengere richtlijnen dienen uit te vaardigen dan thans het geval is. De schade van vijfentwintig jaar commerciële exploitatie, hoe zal die zich verhouden ten opzichte van traditionele bewoning of museale openstelling? De laatste jaren wordt het begrip ‘beleving’ voor de bezoeker van musea en monumenten steeds belangrijker. Juist monumenten en vooral de historische interieurs bieden een uitgelezen gelegenheid voor de beleving van het verleden. ‘Living history’ op een goede manier, met goede aankleding en goede acteurs presenteren, is een uitdagende maar kostbare zaak. Als | |
[pagina 90]
| |
Rozendaal, kasteel Rosendael. Eerste salon. Foto RDMZ, G. Drukker en P. van Galen, 1999.
men uit deze evenementen extra inkomsten wil verwerven, dan moet men grote bezoekersaantallen trekken, waarmee natuurlijk weer de geest uit de fles wordt gehaald ... Grote aantallen bezoekers bij evenementen, of eenvoudigweg bij slecht weer, in gebouwen die hier niet voor zijn gebouwd, vormen een reële bedreiging voor het historisch interieur. Maar massaal bezoek vormt ook een ernstige bedreiging voor de veiligheid van de bezoeker zelf. Hoeveel van deze monumenten hebben goede veiligheidsvoorzieningen en een adequaat calamiteitenplan? Recente branden met rampzalige gevolgen voor grote aantallen mensen zullen, terecht, onherroepelijk leiden tot verzwaarde veiligheidseisen van de overheid. Dat in veel historische interieurs binnenkort verlichte bordjes, blusmiddelen, brandmelders etc. zullen worden geëist, lijkt onontkoombaar. Het gegeven dat in de meeste historische interieurs zeer veel, zeer brandbare stoffen zijn toegepast en verwerkt, zal op korte termijn ongetwijfeld eveneens de aanleiding vormen voor een lastige maar noodzakelijke discussie.
Ten slotte dient te worden opgemerkt dat het behoud van de historische interieurs, ook wordt bedreigd door de wetgeving van de overheid. Het gebruik van traditionele materialen botst steeds vaker met de nieuwe voorschriften inzake het milieu. Maar ook de maatregelen met betrekking tot de (brand-)veiligheid en de werkomstandigheden bemoeilijken de uitvoering van de traditionele ambachten. Natuurlijk wordt hier niet het belang en de redelijkheid van de nieuwe voorschriften aangevochten. Het gebruik van bijvoorbeeld oplosmiddelen in verven of het steenstof dat vrijkomt bij het bewerken van zandsteen, is in eerste instantie schadelijk voor degene die het werk uitvoert. Hoe fraai en belangrijk tradities ook mogen zijn, niemand mag worden blootgesteld aan het gevaar om de traditionele | |
[pagina 91]
| |
beroepsziektes op te lopen. Maar door het zogeheten Zandsteenbesluit is het toch mogelijk om, onder specifieke voorwaarden, dit materiaal bij restauraties nog altijd toe te passen. Het gebruik van de in het binnenhuis voorgeschreven waterdragende verven betekent dat de oude verflagen zeer sterk moeten worden voorbewerkt of zelfs dienen te worden verwijderd. Hierdoor verdwijnt de documentatie van vaak eeuwenoude verf en kleurenschema's en de toegepaste technieken onherroepelijk, evenals een gedeelte van de esthetische beleving hiervan, om niet te spreken over mogelijke verborgen decoratieve schilderingen. Het is dan ook verheugend dat er vanaf de tweede helft van dit jaar voor beschermde monumenten een uitzonderingsregeling bestaat op de sinds 1 januari 2000 geldende Arbo-eis dat voor interieurafwerkingen
Rozendaal, kasteel Rosendael. Bovengang voor (boven) en na (onder) restauratie. Foto RDMZ, resp. 1977 en 1990.
| |
[pagina 92]
| |
Mapje met prentbriefkaarten. Collectie Menkemaborgh te Uithuizen.
| |
[pagina 93]
| |
In de rij voor kasteel Keppel. Foto particuliere collectie, 2000.
enkel VOS-arme (VOS = Vluchtige Organische Stof) producten mogen worden ingezet. In de toekomst zal bij het verder ontwikkelen van de milieuwetgeving, het Bouwbesluit en de richtlijnen vanuit de Arbo-diensten en brandweerkorpsen het behoud van het cultureel erfgoed in alle overwegingen en besluitvorming moeten worden betrokken. Dat historische interieurs uitermate kwetsbaar zijn voor meer dan de tand des tijds, is duidelijk. Het is hoog tijd, in feite vijf voor twaalf, om de discussie over het behoud van dit bijzonder stuk erfgoed te verbreden en nieuwe ontwikkelingen tijdig te signaleren en aan de orde te stellen. Laat het jaar 2001 met de Manifestatie Historisch Interieur, georganiseerd door twee belangrijke organisaties op het gebied van het behoud van het Nederlandse culturele erfgoed, een aanleiding zijn om nadere stappen te nemen om historische interieurs in alle opzichten een veiliger toekomst te bieden. |
|