| |
| |
| |
C.J. Steenbergh ca 1915
Groenmarkt 43 in Dordrecht
| |
| |
| |
De fotocollectie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg
Peter Don
In 1859 publiceerde de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst in haar losbladige periodieke uitgave Afbeeldingen van Oude Bestaande Gebouwen een foto van het laatgotische stadhuis van Middelburg. De opname was gemaakt door de in Den Haag gevestigde fotografe Maria Hille, die zichzelf het jaar daarvoor bij de Maatschappij voor een dergelijke opdracht had aanbevolen. Aanvankelijk was men over haar werk niet tevreden geweest, omdat op de eerste foto die zij leverde de spits van de stadhuistoren niet volledig te zien was. Haar tweede opname viel echter zodanig in de smaak dat besloten werd de plaat, vergezeld van een tekst van de hand van architect W.N. Rose over het Middelburgse stadhuis, in de Afbeeldingen van Oude Bestaande Gebouwen op te nemen.
Dit besluit had tot gevolg dat voor de totale oplage van de publicatie niet minder dan achthonderd identieke albuminedrukken moesten worden vervaardigd, op karton geplakt en ingevoegd. Wellicht geschrokken van de relatief hoge kosten die met deze wijze van vermenigvuldiging gemoeid waren, hield de Maatschappij het bij die ene foto. Zo bleef de veel gemakkelijker te reproduceren bouwtekening ook in de jaren die volgden het ten behoeve van de architectuurliefhebbers gepubliceerde beeldmateriaal volledig domineren. Wel brak architect A.N. Godefroy in dezelfde periode binnen de Maatschappij een lans voor ‘eene uitgebreide toepassing der photographie’ in het kader van een inventarisatie van wat er aan oude bouwkunst in Nederland bewaard was gebleven. En bekend is verder, dat tijdens vergaderingen van de Maatschappij de leden mede aan de hand van (veelal buitenlandse) foto's over architectuur discussieerden.
Met deze en andere initiatieven was de in 1842 als architectenvereniging opgerichte Maatschappij tot
| |
The photo collection of the Netherlands Department for Conservation
Peter Don
In 1859 the Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst [Company for the Advancement of Architecture] published a photograph of the late Gothic town hall of Middelburg in its loose-leaf periodical Afbeeldingen van Oude Bestaande Gebouwen [Illustrations of Old Existent Buildings]. The photograph was taken by photographer Maria Hille of The Hague, who, one year previously, had commended herself to the Maatschappij for such an assignment. Initially, her work had not been found satisfactory because her first picture did not show the entire spire of the town hall tower. Her second photograph, however, found such favour that it was decided to include the plate in the Afbeeldingen van Oude Bestaande Gebouwen accompanied by a text on the town hall of Middelburg written by architect W.N. Rose.
The result of this decision was that no less than eighthundred identical albumen prints had to be made, pasted on cardboard and inserted, for the full circulation of the publication. Perhaps shocked by the relatively high cost involved in this type of reproduction, the Maatschappij published no more photographs, and thus drawings, which were much easier to reproduce, kept on dominating visual material published for lovers of architecture for years to come. However, during that same time, architect A.N. Godefroy broke a lance within the Maatschappij for ‘the wide use of photography’ for a survey of what remained of old architecture in the Netherlands. And it is also known that during meetings the Maatschappij members discussed architecture partly from photographs (mostly from abroad).
With these and other initiatives, the Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst, established in 1842 as an association for architects, was the first institute in the
| |
| |
| |
[Nederlands]
Bevordering der Bouwkunst in Nederland de eerste instantie die zich op de inventarisatie en bestudering van de eigen historische bouwkunst richtte. De fotoopdracht aan Maria Hille moet in dit licht worden bezien en de opname van het Middelburgse stadhuis is zo in zekere zin te beschouwen als de eerste Nederlandse monumentenfoto, in opdracht tot stand gekomen zo'n vijftien jaar voor de geboorte van de georganiseerde monumentenzorg in ons land.
Hoe die geboorte van de Nederlandse monumentenzorg verliep, is al vaak beschreven. Daarom kan hier met een korte aanduiding van enkele hoofdmomenten worden volstaan. In 1873 publiceerde Victor de Stuers in De Gids zijn beroemd geworden artikel ‘Holland op zijn smalst’. Het was een aanklacht, een vlammend protest tegen de schandalige verwaarlozing van de Nederlandse monumenten, musea en archieven (het ‘cultureel erfgoed’, zouden wij heden ten dage zeggen). De noodkreet vond vrijwel onmiddellijk weerklank, want al in 1874 werd het College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst opgericht en in 1875 kreeg het ministerie van Binnenlandse Zaken een aparte afdeling Kunsten en Wetenschappen, die onder de bezielende leiding van De Stuers zelf werd geplaatst.
Beide nieuwe instituties hebben nagenoeg direct het belang van de fotografie voor de monumentenzorg ingezien. Hoewel het onderzoek naar de wijze waarop zowel de Rijksadviseurs als De Stuers en zijn staf in het kader van hun werkzaamheden foto's verwierven en gebruikten nog vrijwel volledig van de grond moet komen, is hieromtrent toch al wel het een en ander bekend.
Zo ontving de in de stad Groningen gevestigde fotograaf Friedrich von Kolkow kort na de oprichting van het College van Rijksadviseurs de opdracht alle te slopen stadspoorten van zijn woonplaats te fotograferen. Afdrukken van de foto's die dit opleverde bevinden zich thans in de fotocollectie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (naast soortgelijke series van de op te ruimen vestingwerken en poorten van bijvoorbeeld Bergen op Zoom, gefotografeerd door C.J. Tierolff, en Breda, in beeld gebracht door vader en zoon Ch.C. en W.J. Kannemans). Von Kolkow, die op eigen initiatief en met succes met de Rijksadviseurs in contact was getreden, probeerde vervolgens meer
| |
[Engels]
Netherlands to focus on surveying and studying national historical architecture. The photography assignment given to Maria Hille must be seen in that light and in a sense, the picture of the town hall of Middelburg can thus be considered the first Dutch monument photograph. It was realised by commission approximately fifteen years prior to the establishment of organised monument conservation in the Netherlands.
The establishment of Dutch monument conservation has been described repeatedly. A brief indication of some of the key moments will therefore suffice here. In 1873 Victor de Stuers published his famous article ‘Holland op zijn smalst’ [‘Holland at its most narrowminded’] in De Gids. It was a charge, a fiery protest against the disgraceful neglect of Dutch monuments, museums and archives (the ‘cultural heritage’ as we would say today). Almost immediately this appeal met with a wide response: already in 1874 the College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst [Board of National Advisers for the Monuments of History and Art] was instituted and in 1875 a separate department of Arts and Sciences was established within the ministry of Internal Affairs. This department was placed under the inspiring management of De Stuers himself.
Virtually immediately, both new institutions recognised the importance of photography for monument conservation. Although hardly any research has been done, some facts are already known about the manner in which the Rijksadviseurs and De Stuers and his staff acquired and used photographs within the scope of their duties.
For instance, photographer Friedrich von Kolkow, who resided in the city of Groningen, was commissioned shortly after the foundation of the College van Rijksadviseurs to photograph all the Groningen city gates that were planned for demolition. Prints of the ensuing photographs are now in the photo collection of the Netherlands Department for Conservation (together with similar series of the fortifications and gates that were to be torn down in towns such as Bergen of Zoom, photographed by C.J. Tierolff, and Breda, portrayed by Ch.C. Kannemans and his son W.J. Kannemans). Von Kolkow, who had contacted the Rijksadviseurs on his own initiative and with success,
| |
| |
C.W. Bauer ca 1890
Huis ‘de Struys’ aan de Kade in Veere
| |
| |
| |
[Nederlands]
Ton van der Wal 2000
Glasnegatieven op de lichtbak
opdrachten van hen in de wacht te slepen, maar slaagde hierin niet. Het College, dat in 1879 overigens alweer werd opgeheven, riep de fotografie alleen te hulp wanneer bouwwerken snel, nog juist voor de sloop, gedocumenteerd moesten worden. In andere gevallen verkoos het nog steeds de opmetingstekening. Een bredere toepassing kreeg de foto bij de afdeling Kunsten en Wetenschappen van het ministerie. Daar was vanaf 1879 Adolph Mulder werkzaam. Deze bouwkundige, aangetrokken als opzichter-tekenaar, kreeg al gauw de leiding over een klein maar slagvaardig bureau dat zich, onder verantwoordelijkheid van Victor de Stuers, bezighield met de behandeling van de langzaam maar zeker aanzwellende stroom adviesaanvragen aangaande monumentale gebouwen. Mulder was vanaf het begin zeer geïnteresseerd in de fotografie en gebruikte dit medium niet zozeer voor de vastlegging van wat zou gaan verdwijnen, maar veeleer voor de documentatie van wat bestudeerd moest worden en, al dan niet door herstel, behouden zou moeten blijven. Moest hij ergens in Nederland een oud gebouw opnemen - vaak na een alarmerend bericht over verval, acuut instortingsgevaar, gebrek aan geld voor herstel of voornemens tot sloop - dan leverde zo'n dienstreis, naast een rapport en een reeks opmetingsschetsen, vrijwel altijd ook een aantal foto's op.
| |
[Engels]
then tried to obtain more assignments from them but did not succeed. The College (discontinued, by the way, as early as 1879) called in the help of photography only when buildings had to be documented quickly, just before being demolished. In all other cases survey drawings were still preferred.
The ministry's department of Arts and Sciences made broader use of photographs. Adolph Mulder was employed there as from 1879. This architect, recruited as inspector-draughtsman, was soon placed in charge of a small but effective office. This office, under the responsibility of Victor de Stuers, had to deal with the slowly but surely increasing flow of requests for advice concerning monumental buildings. Mulder was very interested in photography right from the start and used this medium not so much for recording what would cease to exist, but rather for documenting what had to be studied and should be preserved, whether or not by means of restoration. If he had to survey an old building somewhere in the Netherlands - often after an alarming report on deterioration, acute danger of collapse, lack of funds for restoration or planned demolition - then that official journey almost always produced several photographs, besides a report and a series of survey sketches. He usually had a local photographer take these pictures, but he would have taken
| |
| |
| |
[Nederlands]
Deze liet hij meestal door een ter plaatse gevestigde fotograaf maken, maar zelf moet hij ook hebben gefotografeerd. Een gedegen studie over Mulder, die zich vanaf 1902 Rijksarchitect voor de Monumenten mocht noemen, is tot op heden helaas nog niet gepubliceerd. Zeker is echter wel, dat het in hoge mate aan hem te danken is, dat zich in de collecties van de huidige Rijksdienst voor de Monumentenzorg een schat aan vroege monumentendocumentatie in woord en beeld bevindt en dat foto's daarvan een geïntegreerd onderdeel uitmaken.
Al met al duurde het tot na 1900 voordat in overheidskringen de behoefte ontstond zelf structureel de monumenten te gaan fotograferen. Aanleiding was niet het praktijkwerk van het ‘bureau Mulder’, maar het besluit om, net zoals dat in de omringende landen reeds eerder was gebeurd, een begin te maken met de inventarisatie en wetenschappelijke beschrijving van het nationale monumentenbezit. In 1903 werd namelijk de Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een Inventaris en eene Beschrijving van de Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst opgericht, en het waren met name de inventarisatie-, onderzoeks- en publicatietaken die deze commissie op zich nam, die het noodzakelijk maakten de fotografie zelf ter hand te nemen. In haar eerste jaarverslag, handelend over de laatste vijf maanden van het jaar 1903, maakte de nieuwe Rijkscommissie al direct duidelijk dat zij de fotografische documentatie van de monumenten serieus wilde gaan aanpakken. Allereerst was er ‘de moeilijke vraag of de door dr. Meydenbauer te Berlijn ontworpen apparaten voor het z.g. Messbild-Verfahren moesten worden gekozen, dan wel de voorkeur gegeven aan gewone fotografietoestellen’. De voorzitter en de (bezoldigd) secretaris van de Rijkscommissie, architect Pierre Cuypers en kunsthistoricus Jan Kalf, voelden aanvankelijk veel voor Meydenbauers fotogrammetrische methode, maar ontdekten al gauw dat deze zeer kostbaar zou gaan worden. Meydenbauer rekende hen voor dat, na een eerste investering van 9000 Mark, jaarlijks nog eens een bedrag van 20.000 Mark nodig zou zijn om in een periode van twaalf jaar de voornaamste bouwwerken in Nederland te kunnen opnemen. Bovendien bleek men in Duitsland zelf intussen ook tot de conclusie te zijn gekomen dat de fotogrammetrie voor het werk
| |
[Engels]
J.G. Kramer ca 1900
Tekening door Cornelis Pronk van de Geestpoort te Alkmaar, van de stadzijde gezien; reprofoto
photographs as well. A thorough study of Mulder, who from 1902 held the title of Rijksarchitect voor de Monumenten [National Architect for Monuments] has not been published to date. However it is certainly mainly thanks to him that the collections of the current Netherlands Department for Conservation contain a wealth of early monument documentation in illustrations and text and that photographs are an integrated part of that documentation.
All in all, it wasn't until after 1900 that the need arose in government circles to structurally photograph monuments. This was not prompted by the practical work carried out by the ‘Mulder office’, but by the decision to start a survey and make an inventory of the national historic monuments, as neighbouring countries had already begun. In 1903 the Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een Inventaris en eene Beschrijving van de Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst [National Committee for drawing up and publishing a Survey and an Inventory of the Dutch Monuments of History and Art] was established and it was mainly this Rijkscommissie's survey,
| |
| |
| |
[Nederlands]
Joop de Koning 1995
Blik in de fotocollectie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg
van de monumenteninventarisatie te tijdrovend en te duur was.
Was het echter toch niet verstandig in elk geval Meydenbauers fototoestellen aan te schaffen? Waren die niet beter, want preciezer, dan gewone camera's? Onder meer om deze vragen te kunnen beantwoorden, bezocht Kalf in Duitsland enkele vakgenoten die daar belast waren met de monumenteninventarisatie. Zij waren eensgezind in hun afwijzend oordeel en omstandig werden dan ook in het eerste jaarverslag van de Rijkscommissie de technische overwegingen weergegeven waarom de camera's van Meydenbauer niet geschikt waren bevonden. Veel gewicht was bij deze besluitvorming in de schaal gelegd door de adviezen van ‘den zeer bekwamen teekenaar-fotograaf, assistent aan het Hamburgsch Museum, den heer Wilhelm Weimar (...) die in een veeljarige praktijk groote ervaring op het gebied van monumenten-fotografie heeft opgedaan’. Het was vervolgens ook deze Weimar die de adviezen verzorgde op grond waarvan
| |
[Engels]
study and publishing duties that necessitated its engagement in photography. In its first annual report, covering the last five months of the year 1903, the new Rijkscommissie immediately made it clear that it seriously wished to enter into photographic documentation of monuments.
First of all, one had to deal with the ‘difficult matter whether to decide on the devices designed by Dr. Meydenbauer of Berlin for what is called the Messbild-Verfahren, or whether preference should be given to the ordinary photography instruments’. The chairman and the (paid) secretary of the Rijkscommissie, architect Pierre Cuypers and art historian Jan Kalf, were initially rather in favour of Meydenbauers photogrammetric method, but soon discovered it would be very expensive. Meydenbauer calculated that, after an initial investment of 9,000 Marks, another 20,000 Marks would be required each year in order to photograph the most important buildings in the Netherlands in a period of twelve years. Furthermore, it became apparent that in Germany itself the conclusion was reached that photogrammetry was too time-consuming and too expensive for surveying monuments.
But wouldn't it be wise to purchase Meydenbauers cameras anyway? Weren't they better, more precise, than ordinary cameras? Partly in order to answer these questions, Kalf visited some fellow art historians in Germany who were responsible for surveying monuments. They were unanimous in their dismissive opinion and so the first annual report of the Rijkscommissie conveyed the detailed technical considerations as to why the Meydenbauer cameras were not found to be suitable. The advice of ‘the very competent draughtsman-photographer, research assistant at the Museum of Hamburg, Mr. Wilhem Weimar (...) who in his many years of actual practice has gained much experience in the field of monument photography’ carried much weight in this decision-making. It was subsequently Weimar, too, who gave the advice on which the Rijkscommissie ultimately decided to purchase photography equipment.
The most important part of this equipment was ‘a specially built camera of 18 × 24 c.M. with a sturdy tripod that can be extended to 2 M., with measurement indication. A shutter curtain is placed in the camera in front of the plate, the tripod having an adjustable head so that the camera can be placed easily in all desired
| |
| |
| |
[Nederlands]
de Rijkscommissie uiteindelijk overging tot de aanschaf van een fotografische uitrusting.
Het belangrijkste onderdeel van deze uitrusting was ‘een opzettelijk gebouwde camera van 18 × 24 c.M. met een stevigen, tot 2 M. uitschuifbaren drievoet, voorzien van meterindeeling. In de camera is vóór de plaat eene rolsluiting aangebracht, het statief voorzien van een verstelbaar hoofd, zoodat de camera gemakkelijk in alle gewenschte richtingen, ook te lood, kan worden toegepast. Bijzondere voorzorgen zijn hierbij genomen om haar in elken stand, ook indien de balg op zijn langst is uitgetrokken, vast te doen staan, zonder gevaar voor trilling. Zooveel mogelijk vereenigt zij dus de voordeelen van een reistoestel en een ateliercamera.’ Bij dit toestel werden plaatramen, een verwisseldoos voor de platen, diverse objectieven, filters en dergelijke aangeschaft, alsmede een aparte ‘klapcamera’ met toebehoren, ‘om steeds op reis mede te nemen’. Met dit alles was het budget voor 1903 uitgeput, zodat de inrichting van een donkere kamer moest worden uitgesteld.
In 1904 maakte Wilhelm Weimar met de nieuw aange-
C.J. Steenbergh ca 1925
De Hervormde kerk van Spijkenisse voor de restauratie
| |
[Engels]
directions, including the perpendicular. Special precautions have been taken to keep it steady in all positions, even when the bellows is extended to its entire length, without danger of vibration. It therefore combines the benefits of a travelling camera and a studio camera to the best possible extent.’ Plate frames, an exchange box for the plates, various lenses, filters and the like were purchased with this camera, as well as a separate ‘folding camera’ with accessories ‘to take along when travelling’. This exhausted the budget for 1903 so that the installation of a dark room had to be postponed. In 1904 Wilhelm Weimar took several test pictures with the newly purchased equipment, after which he indicated in a detailed report how the Rijkscommissie should use this ‘ausgezeichnete Ausrüstung’ [‘excellent equipment’]. However, the appointment of an ‘architect-draughtsman’, who was also to make photographs, was long in coming, as was the dark room. It wasn't until mid-1906 that architect-draughtsman G. de Hoog was employed. Weimar was immediately called back to the Netherlands, this time to initiate the two paid employees of the Rijkscommissie, namely
J.P.A. Antonietti mei 1935
De Hervormde kerk in Spijkenisse na de restauratie
| |
| |
| |
[Nederlands]
schafte apparatuur een aantal proefopnamen, waarna hij in een uitvoerig rapport aangaf hoe de Rijkscommissie van deze ‘ausgezeichnete Ausrüstung’ gebruik zou moeten gaan maken. De benoeming van een ‘architect-teekenaar’, die ook zou moeten gaan fotograferen, liet echter op zich wachten, evenals opnieuw de inrichting van een donkere kamer. Pas medio 1906 trad architect-tekenaar G. de Hoog in dienst. Onmiddellijk werd Weimar weer naar Nederland gehaald, nu om de beide bezoldigde medewerkers van de Rijkscommissie, Kalf en De Hoog, in een periode van drie weken in te wijden in de geheimen van de fotografie. Samen maakten zij een aantal proefopnamen en over de resultaten schreef de Duitse adviseur opnieuw een rapport. De apparatuur voldeed uitstekend en Kalf en De Hoog bleken goede leerlingen, maar het ontwikkelen van de negatieven, bij ontstentenis van een donkere kamer overgelaten aan een beroepsfotograaf, gaf de nodige problemen. Omdat een deel van het negatiefmateriaal na ontwikkeling ‘bedorven of ongeschikt voor bewaring’ bleek te zijn geworden, drong de Rijkscommissie nogmaals aan op de inrichting van een donkere kamer. Intussen maakte De Hoog in de tweede helft van het jaar zijn eerste fotografische opnamen, ongeveer honderdvijftig in getal.
In 1907 werd dan eindelijk een donkere kamer ingericht en kwam er ‘een kast voor het bewaren der fotografische negatieven in soliede, practisch daarvoor geconstrueerde doozen’. Deze dozen, zwarte cassettes met koperen ringen voor het uit de kast te voorschijn trekken, bevatten heden ten dage nog steeds de glasnegatieven met de laagste nummers. Aan het einde van het verslagjaar waren er 694 negatieven en 963 foto's. Uit dit laatste én uit de daarna steeds in het jaarverslag opgenomen aanwinstenlijst blijkt, dat de fotocollectie niet alleen groeide door de eigen fotografie, maar ook door schenkingen van fotografische afdrukken. Zo ontving de Rijkscommissie in 1906 van restauratiearchitect J.A. Frederiks twee foto's van de Koorkerk te Middelburg, zonder twijfel de beide door C.W. Bauer in 1905 vervaardigde foto's die thans in dit boek zijn opgenomen (zie pagina 158 en 159). Verder werden ook met enige regelmaat handboeken op het gebied van de fotografie aangeschaft.
De praktijk die zo was ontstaan, werd in de jaren die volgden ongewijzigd voortgezet. Inventarisatie,
| |
[Engels]
Kalf and De Hoog, into the mysteries of photography in a period of three weeks. Together they took several test pictures and the German adviser again wrote a report on the results. The equipment was more than satisfactory and Kalf and De Hoog were good students, but developing the negatives, left to a professional photographer failing a dark room, caused some problems. Because part of the negative material turned out to be ‘spoiled or unsuitable for keeping’ upon development, the Rijkscommissie again insisted on a dark room. Meanwhile, De Hoog took his first photographs, one hundred and fifty in all, during the second half of that year.
In 1907 a dark room was finally installed and a ‘cupboard for storing photographic negatives in solid, practical boxes made for that purpose’ was purchased. These boxes, black cassettes with copper rings for pulling them out of the cupboard, still contain the glass negatives with the lowest numbers. At the end of the year under review, there were 694 negatives and 963 photographs. This and the list of acquisitions included annually in the report show that the photo collection expanded not only through the Rijkscommissie's own photography, but also through donations of photographic prints. For instance, the Rijkscommissie received two photographs of the Koorkerk in Middelburg from restoration architect J.A. Frederiks, both without doubt being the pictures taken by C.W. Bauer in 1905 and included in this book (see page 158 and 159). Furthermore reference books in the field of photography were purchased with some regularity.
The practice thus developed continued unchanged in the following years. Surveys, research and publications required that more photographs be made and the photo collection of the Rijkscommissie continued to expand, through donations as well. The collection was used almost entirely for internal purposes; photographic prints sporadically provided to external parties (for publications and the odd exhibition) were reported faithfully and fully in the annual reports. As of 1913, the year in which E. Haslinghuis was appointed deputy secretary and J.P.A. Antonietti was hired as draughtsman, the Rijkscommissie had an office of four employees at its disposal. Of these four employees, Antonietti soon focused entirely on photography. He would become the most important Dutch monument photographer of the interbellum period.
| |
| |
| |
[Nederlands]
Flip Delemarre september 1963
Huis Duivenvoorde bij Voorschoten
onderzoek en publicatie vroegen steeds weer om het vervaardigen van fotografische opnamen en ook door schenkingen bleef de fotocollectie van de Rijkscommissie groeien. Het gebruik dat van de verzameling werd gemaakt, was vrijwel uitsluitend intern; de sporadische leveranties van fotografische afdrukken aan externen (voor publicaties en een enkele tentoonstelling) werden steeds trouw en volledig in de jaarverslagen gemeld. Vanaf 1913, het jaar waarin E. Haslinghuis tot adjunct-secretaris werd benoemd en J.P.A. Antonietti als tekenaar in dienst trad, kon de Rijkscommissie beschikken over een bureau bestaande
| |
[Engels]
In 1918 Dutch monument conservation was thoroughly reorganised. The Rijkscommissie with the long name was discontinued and succeeded by a new committee, the Rijkscommissie voor de Monumentenzorg [National Committee for Monument Conservation]. This committee, divided into two separate departments, would advise the minister on monument surveys and descriptions and on monument restorations respectively. The Rijksbureau voor de Monumentenzorg [National Office for Monument Conservation], which actually was a merger of the offices of Adolph Mulder and Jan Kalf, was established
| |
| |
| |
[Nederlands]
uit een viertal medewerkers. Van hen richtte Antonietti zich al gauw volledig op de fotografie. Hij zou zich ontwikkelen tot de belangrijkste Nederlandse monumentenfotograaf van het interbellum.
In 1918 werd een algehele reorganisatie van de Nederlandse monumentenzorg doorgevoerd, waarbij de Rijkscommissie met de lange naam werd opgeheven en opgevolgd door een nieuwe commissie, de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg.
Deze zou de minister voortaan in twee gescheiden afdelingen enerzijds over de inventarisatie en de beschrijving en anderzijds over de restauratie van de monumenten adviseren. Ter ambtelijke ondersteuning werd het Rijksbureau voor de Monumentenzorg ingesteld, in feite een samenvoeging van de bureaus van Adolph Mulder en Jan Kalf. Laatstgenoemde werd de eerste directeur van het nieuwe Rijksbureau, dat evenals de nieuwe Rijkscommissie werd onderverdeeld in een afdeling ‘Beschrijving’ en een afdeling ‘Herstel’. De fotografie ging als een van de ondersteunende activiteiten beide afdelingen bedienen.
Wie nu de fotocollectie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg raadpleegt en daarbij oog heeft voor de fotoproductie uit de jaren twintig en dertig, ontdekt al gauw dat deze door de inspanningen van verschillende medewerkers van het Rijksbureau tot stand is gekomen. Allereerst is daar J.P.A. Antonietti, die in de stukken vanaf een zeker moment niet meer als tekenaar, maar als fotograaf wordt aangeduid. Hij nam het leeuwendeel van de fotografie voor zijn rekening, maar naast hem bleven ook de (andere) bouwkundigen met regelmaat de camera hanteren. Dit geldt voor G. de Hoog, Kalfs medewerker van het eerste uur, maar eveneens voor W.C.L.A. Scheepens en W.A. Hemsing, die beiden van het bureau Mulder afkomstig waren.
Uit de voortgezette fotografische activiteit van deze bouwkundigen blijkt hoezeer de fotografie in de vooroorlogse monumentenzorg als een sterk aan het opmeten en tekenen van gebouwen verwante techniek werd beschouwd, als een techniek derhalve die de bouwkundige zich eigen moest kunnen maken. In het kader van een bij uitstek documentaire fotografie zoals die hier werd gevraagd, resulteerde dit in een grote productie van gemiddeld hoge kwaliteit. Tot duidelijk te onderscheiden persoonlijke oeuvres leidde deze prak-
| |
[Engels]
for official support. Jan Kalf became the first director of the Rijksbureau, that was subdivided into a ‘Description’ department and a ‘Restoration’ department in line with the new Rijkscommissie. Photography served both departments as one of the supporting activities.
Anyone consulting the photography collection of the Netherlands Department for Conservation and who has an eye for the photo production of the 1920s and 1930s will soon see that it was through the efforts of various Rijksbureau employees that it could be realised. First of all J.P.A. Antonietti, to whom documents as of a certain point in time refer as a photographer rather than as a draughtsman. He accounts for the bulk of the photographs, but the (other) architects regularly took out their cameras as well. This goes for G. de Hoog, Kalf's employee from the very beginning, but also for W.C.L.A. Scheepens and W.A. Hemsing who both had worked for Mulder's office.
That these architects continued to make photographs shows just how much photography in pre-war monument conservation was considered to be a technique strongly related to surveying and drawing buildings. It was a technique, therefore, that architects had to be able to learn. Within the scope of pre-eminently documentary photography as required here, this resulted in countless photographs of, on average, high quality. Obviously, this did not lead to clearly distinguishable oeuvres. On the contrary. The monument conservation officials who took photographs, together and in full unity set the tone for Dutch monument photography in this period. It is only of Scheepens that it can be said that he clearly showed a personal style, with a selfwilled composition and occasionally unexpected framing (see page 142 and 143), wherever he was in a position to do so. Furthermore, Scheepens preferred enchanting, tranquil townscapes, which he had in common with Antonietti (see page 106 and 107). So the photo collection expanded progressively. In 1920 the Rijksbureau owned approximately 4,500 ‘clichés’ (negatives), but this number grew to 12,000 in 1930 and 20,000 in 1940. Margaretha Kossmann was responsible for organising and cataloguing the various collections of the National Office. ‘Miss Kossmann’ as she was called during the forty years starting from 1921 that she worked for monument conservation, was also in charge of the photo collection. She numbered
| |
| |
Paul van Galen 1996
De tuin van huis Bingerden te Angerlo
| |
| |
| |
[Nederlands]
Ton van der Wal december 1999
De grote zaal in De Meerpaal in Dronten
tijk natuurlijk niet. Integendeel: samen zetten de fotograferende ambtenaren van monumentenzorg in deze periode in grote eenheid de toon voor de Nederlandse monumentenfotografie. Alleen van Scheepens kan worden gezegd dat hij, waar dat maar enigszins mogelijk was, een duidelijk eigen stijl liet zien, met een eigenzinnige compositie en soms onverwachte beelduitsnede (zie pagina 142 en 143). Met Antonietti had Scheepens bovendien een voorkeur voor het sfeervolle, verstilde stadsbeeld gemeen (zie pagina 106 en 107). De fotocollectie groeide dus gestaag. Bezat het Rijksbureau in 1920 ongeveer 4500 ‘clichés’ (negatieven), in 1930 waren dat er al zo'n 12.000 en in 1940 werd het aantal van 20.000 bereikt. Voor de ordening en catalogisering van de diverse collecties van het Rijksbureau was in deze jaren Margaretha Kossmann verantwoordelijk. ‘Juffrouw Kossmann’, zoals zij in de veertig jaar die zij vanaf 1921 bij monumentenzorg zou werken werd genoemd, had dus ook de fotocollectie onder haar hoede. De negatieven, tot het eind van de jaren veertig vrijwel zonder uitzondering glasplaten, werden door haar op volgorde van binnenkomst genummerd, terwijl zij voor de afdrukken op dezelfde wijze een andere nummering aanhield. Dat de verzameling afdrukken aanzienlijker sneller groeide dan de
| |
[Engels]
the negatives, which up to the late 1940s were glass plates virtually without exception, in order of receipt and she gave the prints different numbers along the same method. That the collection of prints grew much faster than the collection of negatives was due to the fact that prints were regularly donated or were sent along with advice or grant requests. These acquisitions without negatives, internally somewhat irreverently called ‘hand-me-downs’, are still received today and are added to the collection upon selection. The photo collection has thus been enriched in the course of time with the work of many dozens of external, known and unknown photographers.
In 1949, when the Netherlands Department for Conservation, established two years previously as successor of the Rijksbureau, owned approximately 25,000 photo negatives and more than 35,000 photographic prints, it was decided to fully reorganise the print collection. Up till then, all prints, pasted on cardboard and listed by number in order of receipt, were stored loose in rows in cupboards. Miss Kossmann, together with Elly Roodenburg, who was hired especially for this endeavour, entirely reorganised the collection over a period of five years. All photo cardboards were pro-
| |
| |
| |
[Nederlands]
negatievencollectie, was het gevolg van het feit dat regelmatig afdrukken van elders werden geschonken of met advies- of subsidieaanvragen werden meegezonden. Deze aanwinsten zonder negatief, intern enigszins oneerbiedig ‘krijgertjes’ genoemd, worden ook heden ten dage nog ontvangen en, na selectie, aan de verzameling toegevoegd. Zo is de fotocollectie in de loop der tijd verrijkt met het werk van vele tientallen externe fotografen, bekende zowel als onbekende.
In 1949, toen de twee jaar eerder als opvolger van het Rijksbureau opgerichte Rijksdienst voor de Monumentenzorg ongeveer 25.000 fotonegatieven en ruim 35.000 fotografische afdrukken bezat, werd besloten de afdrukkencollectie volledig opnieuw te ordenen. Tot dat moment stonden alle afdrukken, op karton geplakt, op de nummervolgorde van binnenkomst naast elkaar los in kasten. In een omvangrijk project verzorgde juffrouw Kossmann samen met de speciaal hiervoor aangetrokken Elly Roodenburg in een periode van vijf jaar de gehele herordening. Alle fotokartons werden op de achterzijde voorzien van de betreffende catalogusgegevens, waar nodig bijgesneden en in speciaal vervaardigde dozen geborgen. De collectie werd hierbij op zodanige wijze geordend, dat alle foto's van een bepaald monument nu bij elkaar konden worden teruggevonden binnen een alfabetische ordening op plaatsnaam en, voor de woonhuizen, boerderijen en dergelijke, op adres.
Bij deze herordening werden ook de foto's die in 1918 van het voormalige bureau Mulder waren overgekomen en waarvan in de meeste gevallen niet, of niet meer, bekend was welke fotograaf ze had vervaardigd, in het nieuwe systeem ingevoegd, met bij de catalogusgegevens op de plaats van de fotograaf de vermelding ‘bureau Mulder’, of kortweg ‘Mulder’. Vooral als gevolg van deze wijze van beschrijven is in later tijd vaak aangenomen dat Adolph Mulder zelf de maker was van al deze foto's. Steekproefsgewijs onderzoek heeft echter geleerd dat van veel van deze opnamen via bijvoorbeeld het betreffende gemeentearchief de plaatselijke fotograaf kan worden achterhaald. Over de precieze aard en omvang van Mulders eigen fotografische activiteit voor de monumentenzorg is bij gebrek aan gedegen onderzoek vooralsnog weinig met zekerheid vast te stellen.
Vanaf 1947 tot heden heeft de Fotografische Afdeling
| |
[Engels]
vided with the relevant catalogue data on the back, trimmed where necessary and stored in specially designed boxes. The collection was organised in such a way that all photographs of a specific monument could be found together within an alphabetical structure by place-name and, for houses, farms and such, by address.
During this reorganisation, the photographs that were transferred from the former Mulder department in 1918 and of which in most cases one did not know, or no longer knew, which photographer had taken them, were incorporated into the new system. ‘Mulder office’ or simply ‘Mulder’ was entered in the catalogue data instead of the name of the photographer. Mainly because of this specification method, it was later often assumed that Adolph Mulder took all these pictures himself. Random research proved however that in many cases the local person who took these photographs can be discovered via the relevant municipal archives, for instance. As yet there is little to be determined with certainty about the precise nature and volume of Mulder's own photographic monument conservation activity due to lack of thorough research. As of 1947 up to the present, the Photography Department of the Netherlands Department for Conservation, together with the Photography and Drawing Archive, which was specifically established for the various image collections, has ensured a steady expansion of the photo collection. It now comprises more then 300,000 ‘own’ photographs in addition to a sizeable slide collection. The extensive collection includes photo coverages of practically all the national monuments that are more or less ‘special’. These are the monumental churches and town halls, other public buildings, buildings of charity, of industry and trade, castles and country estates, etcetera. Often the interiors and inventories of these monuments were covered at the same time. In most cases at least one picture exists of the old residences, farms and other more ‘ordinary’ monuments. During the last decades increasingly more photographic attention was also paid to what is called urban development conservation, or planning conservation: the protected townscapes were photographed (from the air as well) and so was the
cultural landscape. What is known as ‘younger architecture’, dating from the period between 1850 and 1940, is another field of research that lately has provided many photo-
| |
| |
| |
[Nederlands]
van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, samen met het speciaal voor de diverse beeldcollecties opgerichte Foto- en Tekeningenarchief, gezorgd voor een gestage uitbouw van de fotocollectie. Thans omvat de verzameling meer dan 300.000 ‘eigen’ foto's en daarnaast een forse diacollectie. In dit omvangrijke geheel bevinden zich fotoreportages van vrijwel alle min of meer ‘bijzondere’ rijksmonumenten, waarmee bedoeld zijn de monumentale kerken en raadhuizen, andere openbare gebouwen, gebouwen van liefdadigheid, van nijverheid en handel, kastelen en buitenplaatsen enzovoort. In deze reportages is vaak ook de nodige aandacht besteed aan de interieurs en de inventarissen van de betreffende gebouwen. Van de oude woonhuizen, boerderijen en andere meer ‘gewone’ monumenten is in de meeste gevallen minstens één opname aanwezig. Gedurende de laatste decennia is in toenemende mate ook fotografisch aandacht besteed aan wat wel genoemd wordt de stedenbouwkundige, de planologische monumentenzorg: de beschermde stads- en dorpsgezichten zijn gefotografeerd (ook vanuit de lucht) en het cultuurlandschap is in beeld gekomen. De zogenaamde ‘jongere bouwkunst’, stammend uit de periode 1850-1940, is een ander studiegebied dat de laatste tijd veel foto-opdrachten heeft opgeleverd. En voor de komende jaren heeft de Wederopbouw zich als belangrijk nieuw onderwerp ook voor de fotografie al aangediend. Ten slotte wordt tegenwoordig veel werk gemaakt van de fotografie ten behoeve van de technische instandhouding van het gebouwde erfgoed.
De fotocollectie groeide in de afgelopen halve eeuw vooral door de interne foto-opdrachten die de fotografen ontvingen van hun collega's van andere afdelingen: bouwkundigen, architectuurhistorici en in toenemende mate ook anderen, zoals juristen en technisch specialisten. Hadden deze collega's voor een goede uitvoering van hun werk bepaalde foto's nodig en waren die in de collectie niet voorhanden, dan werd zo'n foto-opdracht uitgeschreven. Het kwam daarnaast ook regelmatig voor dat de fotograaf eropuit werd gestuurd louter om een lacune in de collectie op te vullen. Van oudsher werden in het geval van een restauratie idealiter kort voor en soms ook tijdens, maar in elk geval na het werk foto's gemaakt. Hiervoor was echter lang niet altijd gelegenheid. Toch wordt de ‘ervoor-enerna-fotografie’ door velen beschouwd als een typisch
| |
[Engels]
graphy assignments. And for the coming years, the post-war reconstruction has already revealed itself as an important new subject also for photography. During the past half century, the photo collection expanded mainly through the internal photography assignments awarded to the photographers by their colleagues in other departments: architects, architectural historians and, increasingly, others like lawyers and technical specialists too. The photography assignments were issued if certain photographs were needed to ensure that the work of these people was carried out correctly, and if they were not available in the collection. Furthermore, photographers were regularly sent out for the sole purpose of filling gaps in the collection. From way back, in the event of a restoration, photographs were made ideally just before work commenced and sometimes also during the work, but in any case after the restoration was completed. However, very often there was no opportunity for taking these photographs. And yet ‘before-and-after photography’ is considered by many to be a typical monument conservation product in which photographers have done their utmost to take up the same positions at the various points in time and to make the best comparable pictures in every respect.
The first to start his career in monument conservation not as a photographing architect, but really as a photographer, and who therefore was armed with the necessary knowledge and experience of photography when he took up the position, was Flip Delemarre. He worked from 1949 to 1966 for the Netherlands Department for Conservation and can be regarded in every respect as Antonietti's successor. In general, Delemarre was given much freedom in determining what exactly was to be recorded. At the time, photography assignments were usually not yet very detailed and photographers still had the time and the opportunity to fill gaps in the collection on their own initiative on the basis of overviews of planned restorations or restorations already in progress. After some time an assistant for the darkroom was appointed next to Delemarre.
The collection was given a significant incentive in the years after the Monuments Act of 1961 came into effect. All buildings nominated for inclusion on the monuments list were photographed during that time. An additional photographer was hired for this work,
| |
| |
| |
[Nederlands]
Ton van der Wal 2000
Het tijdschrift Buiten met een foto van C.J. Steenbergh op een voorpoagina
product van monumentenzorg, waarin de fotograaf zijn uiterste best heeft gedaan om op de verschillende momenten dezelfde standpunten in te nemen en in alle opzichten optimaal vergelijkbare opnamen te maken.
De eerste die zijn monumentenzorgloopbaan niet als fotograferende bouwkundige, maar werkelijk als fotograaf begon, en die dan ook bij zijn aantreden al gewapend was met de nodige fotografische vakkennis en ervaring, was Flip Delemarre. Hij werkte van 1949 tot 1966 bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en is in alle opzichten te beschouwen als de opvolger van Antonietti. Bij de bepaling van wat hij precies op de gevoelige plaat vastlegde, genoot Delemarre in het algemeen grote vrijheid. De foto-opdrachten waren destijds in de regel nog niet erg gedetailleerd en de fotograaf had bovendien nog de tijd en de gelegenheid om, op basis van overzichten van geplande of reeds gestarte restauraties, op eigen initiatief lacunes in de collectie op te vullen. Na enige tijd werd naast Delemarre een medewerker voor het dokawerk aangesteld.
Een belangrijke impuls kreeg de collectie in de jaren na het van kracht worden van de Monumentenwet van 1961. Alle voor plaatsing op de monumentenlijst voorgedragen panden werden in die periode gefotografeerd. Voor dit werk werd een extra fotograaf aan-
| |
[Engels]
namely Gerard Dukker. Considering the many buildings that had to be photographed, photography for this monument survey was a matter of quick production. So there was no time to take the best exposure of, for instance, a façade into account and to wait for the light, as was usual when photographing other assignments. The survey photography of the 1960s added an important dimension, namely that of ‘ordinary’ monuments, to the photography collection that up till then consisted mainly of photographs of the more ‘special’ ones. The survey of historical town centres more than anything produced many ten thousands of photographs, mainly of façades of houses.
The national survey for the Monuments Act in the 1960s brought about an enormous list of monuments: more than 40,000 objects and a series of townscapes were put under legal protection. The huge amount of work which originated from this, meant for the fast growing Netherlands Department for Conservation a massive increase of photo assignments. Whether it concerned research or restoration, legally basing a decision or informing the public, photo's were always needed. At the same time the scientific description of the monuments kept asking for photographic support too. The Photography Department therefore grew continually. In 1975 it counted no less than six employees. Delemarre had left by now, but next to Gerard Dukker
| |
| |
Gustaaf Oosterhuis ca 1890
Deel van gebrandschilderd raam in de Mariakapel van de Amsterdamse Oude kerk
| |
| |
| |
[Nederlands]
getrokken in de persoon van Gerard Dukker. Gelet op de grote aantallen in beeld te brengen panden, was het fotograferen voor deze monumenteninventarisatie een zaak van snel produceren. Hierbij was er dus geen tijd om, zoals bij het overige fotowerk gebruikelijk, uitgebreid rekening te houden met, en dus te wachten op, het optimale moment van belichting van bijvoorbeeld een gevel. Door deze inventarisatie-fotografie werd aan de fotocollectie, die tot dat moment voor het grootste deel gevuld was met foto's van de meer ‘bijzondere’ monumenten, wel een belangrijke dimensie toegevoegd: die van het ‘gewone’ monument. Met name de inventarisatie van de historische binnensteden leverde vele tienduizenden foto's op, vooral van woonhuisgevels.
De landelijke inventarisatie voor de Monumentenwet bracht in de jaren zestig een omvangrijke monumentenlijst tot stand: meer dan 40.000 objecten en een reeks stads- en dorpsgezichten werden onder de beschermende werking van de wet gebracht. Het vele werk dat hieruit voortkwam, betekende voor de snel groeiende Rijksdienst voor de Monumentenzorg ook een forse toename van het aantal foto-opdrachten. Of het nu om onderzoek ging of om restauratie, om juridische onderbouwing van een besluit of om publieksvoorlichting, altijd waren foto's nodig. Daarnaast bleef de monumentenbeschrijving ook fotografische ondersteuning vragen.
De Fotografische Afdeling groeide in deze tijd dus gestaag en telde in 1975 niet minder dan zes medewerkers. Delemarre was intussen vertrokken, maar naast Gerard Dukker waren nog drie fotografen (Ton van der Wal, Loek Tangel en Paul van Galen) en een tweetal laboranten (Joop de Koning en IJsbrand Heins) aangetrokken. Om het werk adequaat te kunnen verdelen, was Nederland als fotografisch werkterrein in drieën gedeeld: Dukker ‘deed’ het westen, Van der Wal het noorden en oosten en Tangel het zuiden. Paul van Galen, als fotograaf begonnen bij de afdeling Juridische Zaken, kwam pas na enige tijd de Fotografische Afdeling versterken.
Vanaf de jaren zestig ontwikkelde zich ook langzaam maar zeker een extern publiek voor de fotocollectie. Zeker nadat in 1973 een speciaal voor de Rijksdienst voor de Monumentenzorg gerestaureerd en inwendig geschikt gemaakt monument aan het Broederplein in
| |
[Engels]
three more photographers (Ton van der Wal, Loek Tangel and Paul van Galen) and two darkroom assistants (Joop de Koning and IJsbrand Heins) had been appointed. To be able to distribute the work adequately the photographers had divided the country in three: Dukker worked the west, Van der Wal the north and east and Tangel the south. Paul van Galen, who had started working for the Legal Department, joined the Photography Department only after some time.
As of the 1960s the photo collection slowly but surely developed an external clientele. After the Netherlands Department for Conservation moved to a specially restored and furnished monument on the Broederplein in Zeist the number of visitors of the Photography and Drawing Archive increased. Many came above all to see photographs and this led to a growing number of repeat orders, orders for reprints from existing negatives. Besides printing new photographs and reprinting old ones, the darkroom assistants took also care of the many reproduction orders, mainly given on behalf of the internal scientific research.
In the course of the 1980s for specific photography assignments - interiors, wall paintings, stained glass - colour photography was introduced. However, today more photographs are still made in black and white than in colour, because architecture is in many respects better documented without colour. A very recent development is the conversion to the digital image, scarcely yet the digital photograph, but indeed the production of digital prints from existing negatives and other former darkroom work that is now done digitally. One of the advantages is the fact that the important and vulnerable negative collection can be saved. For scans and prints are now produced from the existing prints in the collection. As a result it became possible to store the negatives elsewhere under the best conditions.
As a result of recent technical developments the darkroom activities have radically decreased and the assistants have been given the opportunity to start photographing on location too. So nowadays five photographers take care of the ever increasing flow of photo assignments. The collection still gets its additions mainly through internal assignments and through projects on behalf of publications. The typical monument photography keeps on being practised by the photographers of the Netherlands Department for
| |
| |
| |
[Nederlands]
Zeist was betrokken, nam het aantal bezoekers van het Foto- en Tekeningenarchief toe. Velen kwamen juist voor de fotocollectie en dit leidde tot een groeiend aantal nabestellingen, opdrachten voor het vervaardigen van afdrukken van de bestaande negatieven. Naast het afdrukken van nieuwe foto's en het verwerken van de nabestellingen, verzorgden de laboranten ook het vele reprowerk, vooral ten behoeve van het interne wetenschappelijk onderzoek.
In de loop van de jaren tachtig werd voor bepaalde opdrachten - interieurs, schilderingen, glas in lood - de kleurenfotografie geïntroduceerd. Toch worden heden ten dage nog steeds meer opnamen in zwart-wit dan in kleur gemaakt, dit omdat architectuur zich in veel opzichten beter zonder kleur laat vastleggen. Een zeer recente ontwikkeling is de overgang naar het digitale beeld, nog nauwelijks de digitale opname, maar wel al volop de digitale aanpak van nabestellingen en ander voormalig dokawerk. Een van de voordelen hiervan is het feit dat de belangrijke en kwetsbare negatievencollectie ontzien kan worden. Gescand en geprint wordt nu namelijk van de afdrukken in de collectie. Hierdoor is het mogelijk geworden de negatieven onder optimale condities elders onder te brengen. Als gevolg van de recente technische ontwikkelingen is het dokawerk in omvang sterk verminderd en hebben de voormalige laboranten de gelegenheid gekregen ook op locatie te gaan fotograferen. Hierdoor neemt tegenwoordig een vijftal fotografen de immer groeiende foto-opdrachtenstroom voor zijn rekening. Nog steeds is het zo, dat de collectie vooral wordt aangevuld door de interne foto-opdrachten en door de fotoprojecten ten behoeve van publicaties. De typische monumentenfotografie wordt door de fotografen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg nog volop beoefend. Daarnaast lijkt er echter de laatste tijd af en toe wat ruimte te komen voor een persoonlijker benadering van het gebouwde erfgoed door de fotograaf. Dit is met name zichtbaar in bepaalde foto-opdrachten die zich richten op relatief nieuwe onderwerpen binnen de monumentenzorg, zoals het industriële gebouw in vol bedrijf (zie pagina 68 en 110) of het ‘gewone’, onopgesmukte interieur (zie pagina 61).
De Rijksdienst voor de Monumentenzorg, midden in de omvorming tot professioneel landelijk kennis- en informatiecentrum, beschouwt zijn Fotografische
| |
[Engels]
Conservation. Recently however some room seems to develop for a more personal approach from the photographer towards the building. This shows especially in certain photo assignments which aim at relatively new themes within monument conservation, such as the industrial building in full use (see page 68 and 110) or the ‘ordinary’, unadorned interior (see page 61).
The Netherlands Department for Conservation, at this very moment in the midst of the transformation into a professionally operating national centre for knowledge and information, regards its Photography Department perhaps more than ever as an indispensable ‘instrument’ to reach its goals. The photographic product of this department is in fact one continuous acquisition for the photo collection, which keeps on expanding upon the foundation laid some hundred years ago. Except through the ‘own’ photography the collection is also still being enriched with photographs that come from elsewhere and that sometimes, when a whole collection is acquired, come in in enormous quantities. In 1951 for instance the Netherlands Department for Conservation acquired the glass plate negatives which C.J. Steenbergh made between 1910 and 1930 for the Dutch magazine Buiten. This important acquisition was cleansed thoroughly according to the then prevailing standard: if the monuments were more or less prominently depicted, then the plate was included in the collection; if this was not the case, the plate was destroyed. In this way lovely photographic material disappeared, including many photographs of the landscape in particular, on which monument conservation would today judge quite differently. The remaining plates, 2500 in all, were all printed by Flip Delemarre. Since then they form an important, much asked for part of the collection. In quality the photographs of Steenbergh are without exception of a high standard. In the choice of subjects and the way of showing them, the larger part can be described as monument photography, but in some of his pictures Steenbergh could sometimes choose for surprising combinations (see page 192) or an unexpected detail (see page 127).
The Steenbergh glass plates for a long time formed the only more or less sizeable collection, which the Netherlands Department for Conservation obtained second-hand as it were. Only in the recent past has the
| |
| |
| |
[Nederlands]
J.G. Kramer ca 1880
Stadsgezicht te Groningen; kabinetfoto met op de achterzijde stempels van architect Joseph. Th.J. Cuypers en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg
Afdeling thans misschien wel meer dan ooit als een onmisbaar ‘instrument’ om zijn doelstellingen te verwezenlijken. Het fotografisch product van deze afdeling is in feite één doorlopende aanwinst ten behoeve van de fotocollectie, die zo blijft doorgroeien op het fundament dat honderd jaar geleden werd gelegd. Behalve door de ‘eigen’ fotografie, wordt de collectie ook nog steeds verrijkt door foto's die van elders afkomstig zijn en die soms, bij de verwerving van een hele collectie, in een enorme hoeveelheid tegelijk bin-
| |
[Engels]
Department started acquiring actively in this field. Thus an interesting collection of slides on Dutch windmills was bought, made in the sixties by a photographer, who unfortunately up till now is still unknown (see page 80-81, 116 and 140).
The slides in this collection often show their subjects in an original, sometimes even playful way, but the documentary aspect is certainly not disregarded. That the shots are in colour and date from a time that many windmills had not yet been restored, makes the collec-
| |
| |
| |
[Nederlands]
nenkomen. Zo verkreeg de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in 1951 de glasnegatieven die C.J. Steenbergh in de jaren tien en twintig vervaardigde voor het tijdschrift Buiten. Deze belangrijke aanwinst werd volgens de destijds geldende norm rigoureus geschoond: stonden er monumenten min of meer prominent op afgebeeld, dan werd de plaat in de collectie opgenomen; was dit niet het geval, dan volgde vernietiging. Zo verdween prachtig fotografisch materiaal, waaronder met name veel landschapsfoto's, over het belang waarvan de monumentenzorg heden ten dage heel anders zou oordelen. De overgebleven platen, 2500 in getal, werden alle door Flip Delemarre afgedrukt. Zij vormen sindsdien een belangrijk, veelgevraagd onderdeel van de collectie. Kwalitatief zijn Steenberghs foto's zonder uitzondering van zeer hoog niveau. In de onderwerpkeuze en manier van in beeld brengen is het merendeel te omschrijven als monumentenfotografie, maar hij koos in zijn opnamen soms ook verrassende combinaties (zie pagina 192) of een onverwachte beelduitsnede (zie pagina 127).
De Steenbergh-glasplaten vormden lange tijd de enige min of meer omvangrijke fotografische collectie die door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg als het ware antiquarisch werd verworven. Pas in het recente verleden is de dienst op dit terrein actiever gaan acquireren. Zo werd een interessante collectie kleurendia's van Nederlandse molens aangekocht, in de jaren omstreeks 1960 gemaakt door een helaas tot heden onbekende fotograaf (zie pagina 80-81, 116 en 140). De dia's in deze collectie tonen hun onderwerp vaak op originele, soms zelfs speelse wijze, maar het documenterende aspect is zeker niet verwaarloosd. Dat de opnamen in kleur zijn en stammen uit een tijd dat veel molens nog niet gerestaureerd waren, maakt de collectie voor de monumentenzorg extra belangrijk.
In 1994 kreeg de Rijksdienst voor de Monumentenzorg de beschikking over een groot deel van de fotocollectie van het voormalige Lichtbeeldeninstituut. Deze in Amsterdam gevestigde instelling fotografeerde vooral tussen de beide wereldoorlogen in heel het land tal van steden, dorpen en landschappelijke situaties, veel bouwkunst, maar daarnaast ook beeldende kunst en kunstnijverheid. De omvangrijke collectie foto's en negatieven die van deze vooroorlogse activiteit getuigde en die lange tijd was bewaard bij de Amsterdamse Rijksacademie van Beeldende Kunsten, werd bij de
| |
[Engels]
tion for monument conservation all the more important.
In 1994 the Department obtained a large part of the photographic collection of the former Lichtbeeldeninstituut [Institute for Slides]. This Amsterdam based institute photographed chiefly between the two World Wars throughout the country the many towns, villages and rural situations, a lot of architecture, but also fine and decorative arts. The sizeable collection of photographs and negatives, which testify to this pre-war activity and which were for a long time preserved by the Amsterdam Art Academy, was split in two at the transfer: the material concerning the moveable heritage went to the Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie [Netherlands Institute for Art History] and the remaining part was housed with the Department (see page 157 and 224). The study into the history of the Lichtbeeldeninstituut and the inventory of the collection are not yet finished, but it is already clear that this new acquisition fills many voids in the photographic collection, for instance in the fields of the younger architecture, industrial buildings and the Dutch landscape.
An enrichment of the same size and importance was the acquirement in 1999 of the archives of the Grafische Kunstinrichting ‘Brinio’ [Company for Graphical Art ‘Brinio’]. From 1908 into the Second World War this Rotterdam firm concentrated on publishing picture postcards. For this several photographers made pictures everywhere across the country, with which they tried to obtain orders for the production of picture postcards. At first the emphasis lay on topographic pictures of towns and countryside (see page 129), but in the 1920s and 1930s it shifted more and more to the coverage of churches and ecclesiastical buildings, like monasteries, hospitals, orphanages and schools. The Brinio archive, consisting of many thousands of glass plate negatives, prints and cards, as well as an amount of account books, letters and negative books, show impressively the use of the public space and of architecture: the industrial building and the hospital, the train station and the convent. It thus contains many pictures with people, many interiors too, and is therefore a fantastic addition to the classical monument photography in the collection of the Department. Special attention must be paid to the younger architecture of the period 1850-1940, which
| |
| |
| |
[Nederlands]
overdracht in twee delen gesplitst: het materiaal betreffende het roerend erfgoed ging naar het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, het overige werd bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg ondergebracht (zie pagina 157 en 224). Het onderzoek naar de geschiedenis van het Lichtbeeldeninstituut en de inventarisatie van de collectie zijn nog niet afgerond, maar duidelijk is al wel dat door deze aanwinst veel lacunes in de fotocollectie, bijvoorbeeld op het gebied van de jongere bouwkunst, de gebouwen van bedrijf en techniek en het Nederlandse landschap, zijn opgevuld.
Een verrijking van vergelijkbare omvang en vergelijkbaar belang was de verwerving in 1999 van het archief van de Grafische Kunstinrichting ‘Brinio’. Dit Rotterdamse bedrijf legde zich van 1908 tot in de Tweede Wereldoorlog toe op de uitgave van prentbriefkaarten. Hiertoe werden door diverse fotografen overal in den lande opnamen gemaakt waarmee men vervolgens probeerde ter plaatse opdrachten voor het leveren van prentbriefkaarten in de wacht te slepen. Lag het accent aanvankelijk op topografische opnamen van stad en land (zie pagina 129), in de jaren twintig en dertig kwam het steeds meer te liggen op reportages van kerken en kerkelijke instellingen zoals kloosters, ziekenhuizen, weeshuizen en scholen. Het Brinioarchief, bestaande uit vele duizenden glasnegatieven, afdrukken en kaarten, benevens een hoeveelheid kas-, brieven- en negatievenboeken, geeft een indringend beeld van het toenmalige gebruik van de openbare ruimte en van de architectuur: het industriegebouw en het ziekenhuis, het station en het klooster. Het bevat dus veel opnamen met mensen, veel interieurs ook, en is daardoor een fantastische aanvulling op de klassieke monumentenfotografie in de collectie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Hierbij moet speciaal worden gewezen op de jongere bouwkunst, uit de periode 1850-1940, die pas in de laatste decennia binnen het blikveld van de monumentenzorg is gekomen. Brinio toont in talloze beelden deze bouwkunst volop in gebruik, soms ook in aanbouw (zie pagina 154-155), beelden zoals wij ze heden ten dage niet meer kunnen maken, beelden van een nabij en tegelijk oneindig ver verleden.
Ten slotte is het goed, kort stil te staan bij een recente ontwikkeling binnen de Rijksdienst voor de Monumentenzorg die als ‘interne acquisitie’ zou kun-
| |
[Engels]
IJsbrand Heins 1999
Muurschildering van Chris Lebeau in de Oud-Katholieke kerk aan de Zoeterwoudsesingel te Leiden
has only in the last decades come within the perspective of monument conservation. Brinio shows in innumerable pictures the abundant use, and sometimes the building (see page 154-155), of this architecture: pictures as we nowadays can not make anymore, pictures so near and at the same time so very far away.
In the end it is fitting to dwell shortly on a recent development within the Netherlands Department for Conservation, which could be called ‘internal acquisition’. This development concerns the old photographic prints which, coming from the Mulder office as well as from other predecessors of the Department, have long led a hidden existence. Much of this photography ended up in the photo boxes of the collection, trimmed and sometimes badly mutilated. Other photo's were, often because of their large size, laid away long ago and forgotten in the vaults of the Department. Sometimes these photographs were reproduced and the reproductions added to the collection, but more than once this must have led to giving away or destroying the original old print. The information as regards content had been saved; why still keep that old and yellowed photo?
Recently the old photographic prints are dealt with in
| |
| |
| |
[Nederlands]
nen worden omschreven. Deze ontwikkeling betreft de oude fotografische afdrukken die, zowel van het bureau Mulder als van de andere voorgangers van de dienst afkomstig, zeer lang een verborgen bestaan hebben geleid. Veel van deze fotografie is, bijgesneden en daarbij soms ernstig gemutileerd, in de te raadplegen dozen van de fotocollectie terechtgekomen. Andere foto's waren, vaak wegens hun te grote formaat, al lang geleden in de kluizen van de dienst ter zijde gelegd en vergeten. Soms is er van deze foto's wel een reproductie gemaakt, die dan in de collectie werd opgenomen, maar meer dan eens zal dit tot gevolg hebben gehad dat de originele oude afdruk is weggegeven of vernietigd. De inhoudelijke informatie was immers behouden; waarom zou men dan nog die oude vergeelde foto bewaren?
De laatste jaren wordt met de oude afdrukken heel anders omgesprongen. Nu ook gewaardeerd als tastbare voortbrengselen van de vroege fotografische kunst, als cultureel erfgoed in zichzelf, worden ze successievelijk uit de dozen gehaald, waar ze door het continu raadplegen van de collectie snel achteruitgaan, worden ze geconserveerd en verantwoord herverpakt en worden hun gegevens in een aparte catalogus ondergebracht. De collectie oude afdrukken die zo ontstaat, levert voortdurend verrassingen op. Enkele daarvan zijn ook in dit boek terug te vinden. Zo werden drie grote afdrukken van Maurits Verveer ontdekt, uit omstreeks 1875, en kwamen er foto's van onder anderen Pieter Oosterhuis, Maria Hille, E.F. Georges, Berend Zweers en B.W. Arendsen te voorschijn. Voorts bleek de dienst fraaie series te bezitten van de te slechten stadspoorten en vestingwerken van Maastricht, Bergen op Zoom, Breda en Groningen, van de marinegebouwen te Vlissingen, van de Sint-Janskathedraal in Den Bosch en van de Oldehove te Leeuwarden, om maar enkele voorbeelden te noemen. Er dook een doos met een collectie glasplaten van kunstschilder/restaurator/fotograaf Jan Roelof van Nijendaal op en er bleken honderden kabinetfoto's van stadsgezichten en individuele monumenten in de collectie prentbriefkaarten verstopt te zitten. Bovendien kwam aan het licht dat destijds - ter vergelijking - ook foto's van monumenten buiten de landsgrenzen (met name in België, Duitsland en Italië) waren verzameld.
Wie met een goed oog voor de fotografie en met interesse in haar historische ontwikkeling zo'n rijk en
| |
[Engels]
a completely different way. Also valued as tangible products of the early photographic art, as cultural heritage in itself, they are now successively taken out of the boxes, in which they deteriorate rapidly as a result of the continuous consulting of the collection; they are preserved and well packed and their data are stored in a separate catalogue. The collection of old photographic prints which develops as a result, produces surprises continually. Some of these surprises one can find in this book. Apart from the fantastic find of three large prints by Maurits Verveer, from around 1875, photographs from among others Pieter Oosterhuis, Maria Hille, E.F. Georges, Berend Zweers en B.W. Arendsen emerged. Upon search the collection produced also fine series of the city gates and fortifications of Maastricht, Bergen op Zoom, Breda en Groningen from around 1870, all photographed shortly before demolition, of the navy base of Flushing, of the cathedral of St John in 's-Hertogenbosch and of the Oldehove tower in Leeuwarden, to name but a few examples. A large box popped up, containing a collection of glass plate negatives from painter / restorer / photographer Jan Roelof van Nijendaal and the collection of picture postcards turned out to hide hundreds of cabinet photo's of townscapes and individual monuments. Beside that it turned out that at the time - for reasons of comparison - all sorts of photographs of monuments outside the country (especially in Belgium, Germany and Italy) were collected.
Whoever, with a keen eye for photography and an interest in photographic history, has the opportunity to enter such a rich and not yet exploited area, feels like he is continually conjuring up beautiful new acquisitions from out of nowhere. This ‘internal acquisition’ will keep on producing surprises for some time to come: fine photographs, important photohistorical data and interesting finds that contribute to the history of monument conservation.
With one such find, small but in a way significant, I want to close this introductory article. On the backside of a snapshot which shows the southside of the Reformed church of Koudekerk aan de Rijn, it reads in characteristic handwriting: ‘taken in July 1904 - standing on a ladder against a small shed - journey by bike - H.J. Jesse - architect’. The photo in itself is not very special, but in combination with the text it becomes a document. For the moment we remain curious about
| |
| |
| |
[Nederlands]
H.J. Jesse Juli 1904
De Hervormde kerk te Koudekerk aan de Rijn
onontgonnen gebied mag betreden, heeft het gevoel dat hij bij voortduring mooie aanwinsten uit het niets te voorschijn tovert. Deze ‘interne acquisitie’ zal nog een tijdlang met regelmaat blijven verrassen: met mooie foto's, met voor de fotohistorie belangrijke gegevens én met inhoudelijke vondsten die de geschiedenis van de monumentenzorg steeds verder inkleuren.
Met zo'n inhoudelijke vondst, klein maar in zekere zin veelzeggend, wil ik dit inleidende artikel besluiten. Op de achterzijde van een ‘snapshot’ waarop de zuidzijde van de Hervormde kerk te Koudekerk aan de Rijn is te zien, staat in een karakteristiek handschrift te lezen: ‘opgenomen in juli 1904 - staande op een laddertje tegen een schuurtje - reis per fiets - H.J. Jesse - architect’. De foto is op zichzelf niet erg bijzonder, maar in combinatie met de tekst wordt het een document.
Nieuwsgierig blijven we vooralsnog naar hoe dit document in de collectie terechtkwam. Had Jesse, architect van onder meer de in neorenaissance-stijl opgetrokken Nieuwe kerk in Katwijk aan Zee, beroepshalve contacten met monumentenzorg? En betroffen die de kerk van Koudekerk aan de Rijn? Of gaat het hier om een toeristisch kiekje voor eigen gebruik, dat - via een omweg - in de collectie verzeild raakte? Het zijn maar enkele van de ontelbare vragen die op antwoord wachten.
Het onderzoek naar de fotocollectie van de Nederlandse monumentenzorg en haar ‘verzamel-geschiedenis’ is hiermee geopend.
| |
[Engels]
how this document ended up in our collection. Did Jesse, architect of for instance the neorenaissance Nieuwe kerk in Katwijk aan Zee, have professional relations with monument conservation? And did these relations concern the church of Koudekerk aan de Rijn? Or is this just a tourist snapshot taken for own use, which - by a circuitous route - landed in the collection? These are but a few of the countless questions that wait to be answered.
The research into the photocollection of the Dutch monument conservation and her ‘collection history’ has begun.
| |
| |
J.P.A. Antonietti 5 oktober 1923
Monument met borstbeeld van Petrus Camper in de Pieterskerk in Leiden
| |
| |
Openbare Werken Rotterdam 28 januari 1950
Detail van de stoep van het Schielandshuis in Rotterdam
| |
| |
Ton van der Wal april 1998
Koning Salomo, onderdeel van de blootgelegde muurschilderingen in de Hervormde kerk van Britsum
| |
| |
Anoniem ca 1895
Metselaars op de steiger tijdens de restauratie van de voormalige abdijkerk van Rolduc
| |
| |
André Schreurs ca 1930
Huisjes tegen het koor van de Grote kerk van Breda
| |
| |
Flip Delemarre juni 1961
Grave, Maasstraat 23, 21 en 19
| |
| |
W. Rameau 12 februari 1929
De grote stadhuisbrand in Leiden
| |
| |
J.P.A. Antonietti 12 november 1923
IJsselkade met oude stadsherberg, Kampen
| |
| |
Flip Delemarre 18 april 1952
Het ingestorte ingangspaviljoen van kasteel Eijsden in Eijsden
| |
| |
Gerard Dukker maart 1999
Deuren in het droogdok van Hellevoetsluis
| |
| |
Ton van der Wal 1996
Interieur van het Rietveld-Schröderhuis in Utrecht
| |
| |
Gerard Dukker oktober 1997
Keuken van Banstraat 22 in Den Haag
| |
| |
J.G. Hameter ca 1880
Interieur van de Grote kerk in Dordrecht
| |
| |
J.P.A. Antonietti januari 1924
Consistoriekamer van de Grote kerk in Dordrecht
| |
| |
Paul van Galen 1 juli 1993
Het station van Valkenburg
| |
| |
Paul van Galen 1982
Maquette van het Teylershofje te Haarlem
| |
| |
G.J. Lauwers ca 1945
Oudegracht met Bezembrug in Utrecht
| |
| |
C.J. Steenbergh ca 1917
De Verwerijstraat in Middelburg, met op de achtergrond de Oostkerk
| |
| |
Paul van Galen 1999
Graanmaalderij firma Weduwe C. Bos Csz., Koedijk
| |
| |
A. Bicker Caarten september 1958
De Bunschoten 112 van schipper Jan Koelewijn, Spakenburg
| |
| |
Gerard Dukker zomer 1995
Voorgevel van boerderij Westgaag 100 in Maasland
| |
| |
Gerard Dukker zomer 1995
Interieur van boerderij Westgaag 100 in Maasland
| |
| |
Adolphe Braun ca 1875
Kloostergang van de Dom van Utrecht
| |
| |
E.A. van Blitz & Zn. ca 1900
Kloostergang van St.-Marie in Utrecht
| |
| |
Berend Zweers ca 1925
Stucplafond in het huis Barnaart, Nieuwe Gracht 7 in Haarlem
| |
| |
P.B. Kramer 1915
De Audiëntiezaal in paleis Het Loo in Apeldoorn
| |
| |
Giovanni Battista Maggi (uitgever) ca 1880
De boog van Constantijn in Rome, Italië
| |
| |
C.J. Steenbergh ca 1920
De Catharinapoort in Dordrecht van de rivierzijde gezien
| |
| |
G. de Hoog september 1913
Boerderij Provincialeweg 17, Houthem-St.-Gerlach
| |
| |
Paul van Galen september 1987
Het erf van boerderij ‘De Mouwe’ in de Mariënwaard bij Beesd
| |
| |
Anoniem 1964
Korenmolen ‘De Witte Molen’ bij Meeuwen
| |
| |
Anoniem 1 juli 1964
Standerdmolen ‘De Vlijt’ bij Geffen
| |
| |
Maria Hille 1870
Litteraire Sociëteit aan het Plein in 's-Gravenhage
| |
| |
Gerard Dukker november 1982
Boeddhabeeld in dierentuin Artis in Amsterdam
| |
| |
Gerard Dukker ca 1966
Dorpsgezicht in Morra
| |
| |
Gerard Dukker 1963
Gevelwand van de Utrechtsestraat, Amsterdam
| |
| |
Anoniem ca 1930
Kolk met St.-Laurenskerk, Rotterdam
| |
| |
KLM 3 mei 1946
De kaalgeslagen binnenstad van Rotterdam met de uitgebrande St.-Laurenskerk
| |
| |
Flip Delemarre 1962
Hofje van Jean Michel aan de Pieterskerkstraat in Leiden
| |
| |
Gerard Dukker juni 1969
De Torenstraat in Breda, met gezicht op de toren van de Grote kerk
| |
| |
Loek Tangel januari 2000
Het kasteel St. George d'Elmina, met rechts op de achtergrond het fort Coenraadsburg, Ghana
| |
| |
Loek Tangel januari 2000
Het vermoedelijke woonvertrek van de 18de-eeuwse zwarte dominee Jacobus Capitein in kasteel St. George d'Elmina, Ghana
| |
| |
C.W. Bauer 1898
De ontpleisterde gevel van de woning van de Commissaris van de Koningin in de Middelburgse Abdij
| |
| |
C.E. Mögle ca 1910
Gevel van het hoekpand Leuvehaven - Witte Leeuwensteeg te Rotterdam, kort voor de sloop
| |
| |
Anoniem 1884
Interieur van de Dominicanenkerk in Maastricht
| |
| |
Paul van Galen december 1995
Interieur van de ijzergieterij Rogier, Nerincx en Richter in Bergen op Zoom
| |
| |
W.G. Baer ca 1910
De Utrechtse Domtoren in restauratie: venstertracering in de achtkante lantaarn
| |
| |
E.A. van Blitz & Zn. ca 1920
Werk in uitvoering in de Domtoren in Utrecht: het gewelf onder de lantaarn
| |
| |
Twee anonieme fotografen 12 juni 1964
De Hervormde kerk van Haastrecht wordt door brand verwoest
| |
| |
| |
| |
Vinkenbos & Dewald 1913
Aula van de Rijksuniversiteit Groningen
| |
| |
Ton van der Wal 1998
Een van de badkamers in kasteel De Haar te Haarzuilens
| |
| |
Flip Delemarre 1955
De Stadhuisbrug in Utrecht
| |
| |
Anoniem 1890
Toegangspoort van het kasteel van Breda
| |
| |
Pierre Weijnen 1895
Beeld van de H. Leonardus van Veghel in de St.-Janskathedraal van 's-Hertogenbosch
| |
| |
J.P.A. Antonietti mei 1929
Torentrap in de Hervormde kerk van IJsselstein
| |
| |
J.P.A. Antonietti oktober 1927
Gezicht op de Grote kerk in Maassluis
| |
| |
J.P.A. Antonietti februari 1926
De Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten aan de Prinsessegracht in 's-Gravenhage
| |
| |
Loek Tangel september 1985
Restauratie van een gobelin uit het huis Eerde te Ommen, uitgevoerd door de zusters benedictinessen van de O.L. Vrouwe Abdij in Oosterhout
| |
| |
Paul van Galen 1996
Het solderen van de raakpunten in een nieuw gebrandschilderd raam, bij Glasbewerkingsbedrijf Brabant GBB te Tilburg
| |
| |
Paul van Galen 1998
Transportband in de Mechanische IJzergieterij ‘Vulcanus’ te Vaassen
| |
| |
Anoniem 1927
Steigerwerk voor gewelfherstel in de Arnhemse Eusebiuskerk
| |
| |
Flip Delemarre maart 1959
Hervormde kerk van Oldeholtpade
| |
| |
Flip Delemarre juni 1954
Interieur van het huis Hasselholt (‘'t Goedje’)
| |
| |
Gerard Dukker mei 1984
Keuken van Stationsweg 25, Leiden
| |
| |
Flip Delemarre augustus 1960
Keuken in het ambachtsherenhuis van Heenvliet
| |
| |
Anoniem 1964
Watermolen bij Dommelen
| |
| |
Paul van Galen 1996
Stuw in de Maas onder de brug bij Grave
| |
| |
Anoniem 1907
Grafzerk van Willem van Galen in de Grote kerk van Breda
| |
| |
Anoniem ca 1920
Gewelfschotels met apostelkoppen uit de Hervormde kerk van Nisse
| |
| |
J.A.L. Bom 11 juli 1946
Oorlogsschade: Kerkdriel met zijn verwoeste Hervormde kerk vanuit het zuidwesten
| |
| |
J.A.L. Bom 11 juli 1946
Oorlogsschade: Kerkdriel met zijn verwoeste Hervormde kerk vanuit het noordwesten
| |
| |
Anoniem maart 1909
Detail van het exterieur van de Grote kerk van Breda tijdens opmeting
| |
| |
Anoniem oktober 1905
Kapherstel boven de zuiderdwarsarm van de Grote kerk van Breda
Anoniem maart 1906
Restauratie van de koorbalustrade van de Grote kerk van Breda
| |
| |
Ton van der Wal zomer 2000
Daken van kasteel Doorwerth te Doorwerth
| |
| |
Anoniem ca 1880
De grote lantaarn op het dak van het kasteel van Chambord, Frankrijk
| |
| |
Flip Delemarre april 1952
Detail van de kanseltrap in de R.-K. kerk van Hilvarenbeek
| |
| |
C.J. Steenbergh ca 1918
Ingangspartij van het stadhuis van Workum
| |
| |
Anoniem ca 1880
Panorama van Haarlem
| |
| |
Grafische Kunstinrichting ‘Brinio’ ca 1915
Dorpsgezicht in Hilvarenbeek
Grafische Kunstinrichting ‘Brinio’ ca 1915
De Hoogstraat in Montfoort
| |
| |
Capital Press Schiphol 1977
Luchtfoto van het centrum van Maasland
| |
| |
Flip Delemarre februari 1964
Het grote zuidvenster van het transept van de St.-Janskathedraal van 's-Hertogenbosch
| |
| |
Loek Tangel maart 1998
Paramaribo, Anton de Komstraat
| |
| |
Flip Delemarre september 1955
Zijgevel van het Korendragershuisje in Franeker
| |
| |
Anoniem vermoedelijk 1921
Hoofdingang en drie interieurs van het juist voltooide Administratiegebouw III van de Nederlandse Spoorwegen aan het Moreelsepark in Utrecht
| |
| |
| |
| |
Anoniem ca 1880
Gezicht op Scheveningen vanaf de vuurtoren
| |
| |
J.P.A. Antonietti juli 1928
Gezicht op de Sint-Pietersberg
| |
| |
J.P.A. Antonietti maart 1926
Grote zaal van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, 's-Gravenhage
| |
| |
W.A. Hemsing mei 1925
Oud-Katholieke St.-Gertrudiskapel, Utrecht
| |
| |
Anoniem 12 mei 1964
Poldermolen bij Alkmaar
| |
| |
Gerard Dukker zomer 2000
Kasteelruïne in Brakel
| |
| |
W.C.L.A. Scheepens 22 januari 1925
Rotterdam, hoek Leuvehaven - Witte Leeuwensteeg
| |
| |
W.C.L.A. Scheepens 22 januari 1925
Gezicht op de Leuvehaven in Rotterdam
| |
| |
Berend Zweers ca 1925
Interieurdetail in het huis Hodshon, Spaarne 17 in Haarlem
| |
| |
Berend Zweers ca 1925
Interieur in het huis Hodshon, Spaarne 17 in Haarlem
| |
| |
Maurits Verveer ca 1875
Het Huygenshuis aan het Plein in 's-Gravenhage, kort voor de afbraak
| |
| |
Maurits Verveer ca 1875
Het Haagse Binnenhof, van de kant van de Ridderzaal in westelijke richting
| |
| |
Gerard Dukker augustus 1980
Toren van de Hervormde kerk van Goedereede
| |
| |
Anoniem ca 1880
Das Hühnerdorfer Thor in Tangermünde, Duitsland
| |
| |
Loek Tangel september 1997
Paramaribo, Heerenstraat 10-12
| |
| |
Flip Delemarre juli 1955
Keuken van het Karmelitessenklooster in Boxmeer
| |
| |
Giacomo Brogi juni 1893
De luchtbogen van de kathedraal van Milaan
| |
| |
C.J. Steenbergh ca 1919
Gezicht op Den Bosch over de luchtbogen van de St.-Janskathedraal
| |
| |
Grafische Kunstinrichting ‘Brinio’ (vermoedelijk A. Franken) najaar 1933 - voorjaar 1934
Vier fasen in de constructie van de Bergpolderflat in Rotterdam
| |
| |
| |
| |
Flip Delemarre augustus 1960
Goudleerbehang in het ambachtsherenhuis van Heenvliet
| |
| |
Lichtbeeldeninstituut 1940
Wierookvat van het Groot Seminarie te Warmond
| |
| |
C.W. Bauer 1905
Tegelvloer, gevonden tijdens de restauratie van de Koorkerk in Middelburg
| |
| |
C.W. Bauer 26 augustus 1905
De restauratie van de Middelburgse Koorkerk in volle gang
| |
| |
Flip Delemarre februari 1965
Lokethal in het postkantoor aan het Jansplein in Arnhem
| |
| |
Paul van Galen december 1989
Grote hal van het Hoofdpostkantoor aan het Neude in Utrecht
| |
| |
C.W. Bauer 4 november 1894
Restauratiearchitect J.A. Frederiks toont Victor de Stuers de gerestaureerde oostvleugel van de kloostergang in de Abdij van Middelburg
| |
| |
W.G. Baer 1912 of 1913
Een leerzaam bezoek aan de kloostergang van de Dom van Utrecht
| |
| |
C.W. Bauer 1897 of 1898
De westvleugel van de kloostergang van de Middelburgse Abdij, tijdens de restauratie
| |
| |
E.F. Georges 1880
De westvleugel van de kloostergang van de Utrechtse Dom, tijdens de restauratie
| |
| |
Gerard Dukker januari 1994
Detail van de kerkruïne te Warmond
| |
| |
Anoniem kort voor of in 1919
Vóór de restauratie: bekroning van een traptoren aan de Sint-Janskathedraal te 's-Hertogenbosch
| |
| |
Gerard Dukker 28 januari 1992
Boerderij Graafdijk West 28 in Molenaarsgraaf
| |
| |
C.J. Steenbergh ca 1923
Hofje van Heythuysen aan de Kleine Houtweg in Haarlem
| |
| |
André Schreurs begin 1940
Kunstbescherming in de Grote kerk van Breda: het grafmonument van Engelbert II van Nassau met het oog op de oorlogsdreiging overdekt
| |
| |
H.J. Stuvel ca 1940
De Hervormde kerk van Bozum in restauratie: werk aan de vervallen koormuren
| |
| |
Anoniem ca 1880
De Oudegracht met Domtoren in Utrecht
| |
| |
Flip Delemarre 1951
Gezicht op de Langegracht in Maarssen
| |
| |
Paul van Galen zomer 2000
Kelder in kasteel Doorwerth te Doorwerth
| |
| |
Flip Delemarre maart 1959
Vleeshal in het stadhuis van Geervliet
| |
| |
Anoniem 1904
De toren van de R.-K. kerk van Oirschot na de instorting van de zuidwesthoek
| |
| |
Anoniem 1906 of 1907
De toren van Oirschot in de steigers
| |
| |
Ton van der Wal juni 1975
R.-K. begraafplaats aan de Daalseweg in Nijmegen
| |
| |
Gerard Dukker augustus 1964
Toegangshek van het verdwenen Huis te Nisse in Nisse
| |
| |
Flip Delemarre 1953
Details van de ijzeren lichtkroon in de St.-Walburgskerk in Zutphen
| |
| |
Gerard Dukker 1996
Hekwerk rond vide in de Jelgersmakliniek in Oegstgeest
| |
| |
Gerard Dukker augustus 1997
Het Rotterdamse standbeeld van Erasmus van onder en van boven gezien, tijdens onderzoek
| |
| |
| |
| |
Gerard Dukker april 1985
Glazeniersatelier Bogtman, Haarlem
| |
| |
Loek Tangel april 1981
Leisteengroeve, Wales
| |
| |
Gerard Dukker juli 1997
Geveldetail van de Van Nellefabriek, Rotterdam
| |
| |
Ton van der Wal september 1972
Dichtgezette vensters in de noordgevel van de Hervormde kerk van Ee
| |
| |
J.P.A. Antonietti juni 1928
Huis Swanenburgh, het voormalige gemeenlandshuis van Rijnland, te Halfweg
| |
| |
Pieter Oosterhuis 1872
De houten Stadsschouwburg op het Leidseplein in Amsterdam
| |
| |
Paul van Galen 1998
Trap achter het orgel in de Bovenkerk te Kampen
| |
| |
Gerard Dukker 1999
Trappenhuis in de Derde Ambachtsschool aan de Zwaardstraat in Scheveningen
| |
| |
C.J. Steenbergh ca 1920
Keizersgracht en Westerkerk, Amsterdam
| |
| |
Flip Delemarre maart 1960
Kosterij van de Grote kerk van Monnickendam
| |
| |
Paul van Galen mei 2000
Eencilinder benzinemotor in de Bovenste Plasmolen te Plasmolen
| |
| |
Anoniem januari 1924
Looprad in de kap van de oude St.-Bavo in Haarlem
| |
| |
C.J. Steenbergh ca 1917
Het raadhuisje van Sint Anna ter Muiden
| |
| |
G. de Hoog ca 1910
Toren van de Hervormde kerk van Amerongen
| |
| |
Ton van der Wal augustus 1981
Grafzerk in de Hervormde kerk van Morra
| |
| |
Paul van Galen 4 juni 1992
Stookplaats met haardstenen en haardplaat in de bibliotheek van château Sint-Gerlach, bij Houthem-St.-Gerlach
| |
| |
Gerard Dukker januari 1978
Scheepswerf ‘'t Kromhout’ aan de Hoogte Kadijk in Amsterdam
| |
| |
Loek Tangel 1999
NS-goederenloods aan de Parallelweg in Maastricht
| |
| |
B.W. Arendsen 1915 of 1916
De Woudsenderpoort in Sloten
| |
| |
Ton van der Wal december 1979
Sluis en poldergemaal bij Eemnes
| |
| |
Gerard Dukker november 1993
Avondmaalsbeker van de Hervormde kerk van Bergambacht
| |
| |
Ton van der Wal juli 1980
Tuinvaas van de Fraeylemaborg bij Slochteren
| |
| |
Paul van Galen zomer 2000
Deur met behangrestant in kasteel Waardenburg te Waardenburg
| |
| |
Jan Roelof van Nijendaal ca 1940
Wand met behangrestant in museum Meermanno-Westreenianum in 's-Gravenhage
| |
| |
Loek Tangel augustus 1980
Regentessebrug over de Wijnhaven in Rotterdam
| |
| |
C.J. Steenbergh ca 1925
Paleis voor Volksvlijt op het Frederiksplein in Amsterdam
| |
| |
| |
| |
Paul van Galen 1996
Baanlichten van luchtmachtbasis Volkel
| |
| |
Gerard Dukker juli 1968
De Haagse dierentuinzaal kort voor de sloop, met op de achtergrond het nieuwe gebouw van Rijkswaterstaat in aanbouw
| |
| |
Paul van Galen 21 november 1996
Locomotievenloods van het station Roosendaal
| |
| |
Loek Tangel september 1997
Paramaribo, Zwartenhovenbrugstraat 88
| |
| |
W.C.L.A. Scheepens 1921
Rotterdam, Sint-Laurensstraat 47
| |
| |
Anoniem 1900 of 1901
Schoorconstructie in de Haagse Ridderzaal, aangebracht ten behoeve van het onderzoek van de te slopen neogotische gietijzeren kap
| |
| |
Ton van der Wal september 1976
Lamp op plateau in de vuurtoren van Vlieland
| |
| |
Flip Delemarre 1957
Theehuisje bij borg Westervelde, Norg
| |
| |
Flip Delemarre 1953
Tuinkoepel aan de Philippusstraat, Sint-Oedenrode
| |
| |
Gerard Dukker september 1974
Ruïne van het huis Obbicht bij Obbicht
| |
| |
Gerard Dukker september 1975
Galerij op de R.-K. begraafplaats aan de Kerkhoflaan in Den Haag
| |
| |
Gerard Dukker oktober 1963
Boerderij Oosterwoldseweg 204, Oldeberkoop
| |
| |
Gerard Dukker januari 1998
Buitenplaats Groot Bendveld bij Aerdenhout
| |
| |
Lichtbeeldeninstituut ca 1925
Markt met stadhuis, Veere
| |
| |
Theodor Weijnen 1868 of 1869
Stadzijde van de St.-Pieterspoort, Maastricht
| |
| |
Paul van Galen 1996
Viaduct bij Woensdrecht in de provinciale weg van Bergen op Zoom naar Putte
| |
| |
Paul van Galen 1 december 1993
Benzinestation aan de Apeldoornseweg in Arnhem
| |
| |
W.A. Hemsing 1930
Voor- en achterzijde van de zilveren reliekschrijn van de H. Plechelmus in de St.-Plechelmuskerk in Oldenzaal
| |
| |
| |
| |
Ton van der Wal oktober 1967
Dorpsgezicht in Ee
| |
| |
Paul van Galen 1993
Beeld van Jan van Scorel in de Hobbemastraat in Utrecht
| |
| |
Paul van Galen 1996
Keiweg bij Zevenbergschen Hoek
| |
| |
Flip Delemarre augustus 1959
Interieur van de St.-Janskerk te Gouda
| |
| |
L.A.A. Perrin ca 1870
De Langestraat in Alkmaar
| |
| |
Gerard Dukker maart 1973
Decor ‘De Straat’ in de schouwburg in Leiden
| |
| |
Gerard Dukker oktober 1977
Blik in de kapconstructie van de Nobelpoort in Zierikzee
| |
| |
Gerard Dukker juli 1975
Overzicht van de kap van de Nieuwe kerk in Den Haag
| |
| |
Flip Delemarre januari 1962
Gezicht op Amerongen
| |
| |
Ton van der Wal 1983
Uitzicht over de Ooypolder, vanaf de Waalbrug bij Nijmegen
| |
| |
Ton van der Wal januari 1994
Ten dele blootgelegde, oorspronkelijke kleurige afwerking: zuilbasement in de St.-Willibrorduskerk in Oldemarkt
| |
| |
Paul van Galen 1999
Opeenvolgende verflagen zichtbaar gemaakt in een ‘kleurtrapje’: betimmering in het kantongerecht, Grote Oost 53, in Hoorn
| |
| |
Ton van der Wal april 1969
Schuur aan de Grimbergerweg in Notter
| |
| |
Gerard Dukker juni 1966
Schuur aan de Biezenmortelsestraat in Udenhout
| |
| |
Anoniem ca 1910
Koorkap van de R.-K. kerk in Hoorn
| |
| |
Flip Delemarre mei 1960
Kapbeschot van de Hervormde kerk van Oosterblokker
| |
| |
A. Elliott ca 1910
Landhuis in Ida's Valley in Stellenbosch, Zuid-Afrika
| |
| |
Anoniem ca 1930
Gevelwand aan de Nieuwezijds Kolk, Amsterdam
| |
| |
Gerard Dukker juni 1971
Snijraam afkomstig uit het huis Rouaanse Kaai 75 te Middelburg
| |
| |
Gerard Dukker september 1999
Torenuurwerk in de Hervormde kerk van Winkel
|
|