Jaarboek Monumentenzorg 1996. Monumenten en bouwhistorie
(1996)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| |||||||||
Ton Schulte
| |||||||||
Een aantrekkelijke provinciehoofdstadIn zijn in 1883 onder de titel ‘A Hollanda’ gepubliceerde reisherinneringen laat de 47-jarige Portugese schrijver José Duarte Ramalho Ortigâo, chef van de Koninklijke Academie van Wetenschapen te Lissabon, zich na een kort bezoek wel héél poëtisch uit over de Gelderse hoofdstad. ‘Arnhem. Een klein Haagje, minus legaties, ministeries en koninklijk Hof. Stelt U een stad voor, die bijna geheel uit buitens bestaat: muren begroeid met brem en mos, met bloeiende rozen en klimplanten; ijzeren hekken waardoor men een blik kan werpen op glazen vestibules van kleine paleizen, het dichte geboomte van een park, hoekjes van een tuin vol bloemen, markiezen met kantjes, ronde oprijlanen, witte zwanen glijdend in de donkergroene schaduw van over het water hangende treurwilgen. En naast elk hek, op een gebeitst houten plank of een smeedijzeren of glanzend koperen plaat, de naam van het landgoed. Niet zoals in het oude Holland een korte spreuk, die de levenswijsheid van de bewoner samenvat, maar eenvoudig een geliefde bescheiden naam: Villa Louisa, Villa Maria, Villa Johanna’.Ga naar eind1. Voor de in de koloniën rijk geworden planters en bestuurders had Arnhem een duidelijke aantrekkingskracht, maar het grondbezit van de uit het patriciaat voortgekomen Willem I-adel hield de stad in een natuurlijke klemband, die na 1883 spoedig zou worden verbroken. In de eerste helft van de 19de eeuw kon de stad zich niet ongeremd uitbreiden. De sloop van de vestingwerken - al begonnen onder koning Lodewijk Napoleon en uiteindelijk vertraagd gerealiseerd onder de eerste Oranjevorst - zorgde ervoor dat Arnhem als eerste stad in een lange rij met waterrijke wandeldreven (afb. 1 ) werd omsingeld.Ga naar eind2. Toch ontging aan Romalho Ortigâo de werkelijkheid. Ondanks haar natuurlijke aantrekkingskracht stagneerde in de jaren tachtig mede als gevolg van de ‘suikercrisis’ de voordien - landelijk gezien - zo opmerkelijke groei van de stad. Evenmin had de joyeuse Portugees weet van de achterbuurten en sloppenwijken aan de Langstraat en van de binnenterreinen waar aannemers en huisjesmelkers kleine kotten neerzetten ten behoeve van het minder bedeelde deel van de Arnhemse samenleving.Ga naar eind3. Recentere studies geven een heel ander beeld van de werkelijkheid achter die merkwaardige groei van de stad en haar inwoners, die inzet vanaf 1815. Even terug naar het begin van die eeuw. | |||||||||
Heilbertus Cornelis BerendsIn november 1813 had Arnhem het zeer zwaar te verduren gehad, toen de geallieerde Engelse en Pruisische | |||||||||
[pagina 284]
| |||||||||
1 De Lauwersgracht in Arnhem met de villa's aan de Eusebiusbuitensingel omstreeks 1880. Litho van P.W.H. Trap naar een tekening van G.J. Bos, uigegeven door H.W. van Marle. Foto Gemeentearchief Arnhem.
troepen onder leiding van generaals Von Bülow en Von Oppen de Franse bezetting verdreven. De stad herademde en dat kwam - zoals in de hele jonge natie - tot uitdrukking in een opvallende geboortepiek. Voor Arnhem laten de cijfers over de plotselinge bevolkingstoename niets aan duidelijkheid te wensen over.Ga naar eind4. Berend Adriaan Berends, de toen 30-jarige meester-bakker uit de Kortestraat maakte ook deel uit van de golf aan gelukkige vaders die zich samen met twee getuigen naar de burgerlijke stand begaven om bij wethouder Jacob Nicolaas van Eek aan te geven, dat zijn huisvrouw Cornelia van de Pol op 14 februari 1815 was bevallen van een gezonde zoon, die hij de namen Heilbertus Cornelis gaf.Ga naar eind5. Heilbertus zou in tegenstelling tot zijn broer Hendricus Jacob niet in de voetsporen van zijn vader treden, maar zich in het timmervak gaan bekwamen en zo aan het begin staan van een bouwvaktraditie in de familie. De jonge Berends zal stellig zijn eerste praktische vakopleiding hebben genoten bij een van de Arnhemse timmerbazen; het is overigens niet bekend bij wie. Voor de verdere scholing was men in Arnhem aangewezen op het Genootschap Kunstoefening dat in 1802 op particulier initiatief was gesticht.Ga naar eind6. Het kon bestaan dankzij de contribuerende leden, een subsidie van het stadsbestuur en de financiële steun van de Regenten van het Burgerweeshuis. Toen koning Lodewijk Napoleon op 21 juli 1808 een werkbezoek aan Arnhem bracht, werden twee leerlingen, Anton Sminck Pitloo en Zeger Reijers, verrast met een ‘buitenlandse’ studiebeurs. Al in oktober kwamen de beide verbouwereerde ‘élèves’ in Parijs aan.Ga naar eind7. Die uitverkiezing straalde nog jaren af op het instituut, evenals trouwens het beschermheerschap van Admiraal Van Kinsbergen, uit wiens legaat de jaarlijks, vanaf 1845 tweejaarlijks toegekende gouden en zilveren medailles voor de beste ‘Kwekelingen’ werden bekostigd.Ga naar eind8. Voor zijn noodzakelijke vorming heeft ook Heilbertus de school bezocht. Over de prijsuitreiking die op 1 juli 1831 plaats vond in de Gasthuiskerk meldt de Arnhemsche Courant van 19 juli: ‘Verders werden bekroond de tekeningen van H.C. Berends en A. van Zelm’. Dat gebeurde met de nodige luister en onder hoge belangstelling, zoals blijkt uit de slotzin van het verslag: ‘De plechtigheid werd bijgewoond door de Gouverneur van de Provincie, de Procureur generaal en Burgemeester en Wethouders’.Ga naar eind9. In 1833 ontving Berends de gouden medaille voor Bouwkunde.Ga naar eind10. Hij was toen 18 jaar oud. Hoewel niet vaststaat in welke klas hem deze prijs werd toegekend, lijkt het erop dat zijn opleiding toen al (bijna) voltooid was. De leraar van wie de jonge Berends bouwkundig tekenonderwijs ontving was de Arnhemse stadsarchitect Anthonie Aytink van Falkenstein die van 1821-1837 als hoofdonderwijzer aan het Tekengenootschap verbonden was.Ga naar eind11. In het Gemeentearchief van Arnhem bevindt zich een door Heilbertus Berends gesigneerde tekening, voorstellend de gevel van een landhuis. Dit blad is aangetroffen tussen tekeningen waarvan vaststaat dat zij (door zijn oudste zoon Berend) tijdens lessen op ‘Kunstoefening’ zijn gemaakt.Ga naar eind12. Het is niet bekend wanneer Berends zich als zelfstandig timmerman vestigde. Volgens het huwelijksregister trad hij op 24-jarige leeftijd in het huwelijk met de één jaar jongere Johanna Maria Hooijer. Tot de getuigen behoorden behalve Hendrik Berends en Jan Hendrik Hooijer, broers van het jonge echtpaar, | |||||||||
[pagina 285]
| |||||||||
2 Plattegrond van het tussen 1616 en 1845 bestaande Burgerweeshuiscomplex aan de Ketelstraat in Arnhem. Opmetingstekening met de signatuur ‘H.C.B.’ (H.C. Berends), vervaardigd ten behoeve van de veiling van het complex in 1845. Foto Gemeentearchief Arnhem.
ook twee goede kennissen, die gezien hun achtergrond hier even vermeld worden. Dat zijn Gerrit Overman, (oud-)binnen-vader van het Burgerweeshuis en - een wat frivoler relatie van beiden - de stadsdansmeester Cornelis Philippus Groebel.Ga naar eind13. Wellicht is dat verband tussen getuige Overman en Heilbertus voortgekomen uit een werkcontact. In elk geval is Heilbertus vanaf 1844 de vaste timmermanaannemer met wie de regenten van het Burgerweeshuis regelmatig in zee gaan. | |||||||||
Relatie met het BurgerweeshuisDe Arnhemse Burgerwezen waren in 1616 gehuisvest op de binnenterreinen van het stadsblok gevormd door de Ketelstraat, Achter Mariënburg, Ruiterstraat en Heijdendaalsteeg.Ga naar eind14. In 1844 deed zich de gelegenheid voor om het woonhuis en fabrieksterrein van de zeepziedersfamilie Cremer-Van der Hart te verwerven die in openbare verkoop gingen. De regenten wisten er beslag op te leggen tijdens een veiling en konden door de verkoop van het oude weeshuiscomplex de aankoop bekostigen.Ga naar eind15. Aan de stadsarchitect H.J. Heuvelink sr. werd verzocht het oude complex in tekening te brengen. Uit de stukken blijkt dat de perceelsplattegrond (afb. 2) niet van Heuvelink is, maar bescheiden is gesigneerd met de initialen ‘H.C.B’.Ga naar eind16. Deze tekening is van groot belang, omdat zij het enige bouwkundig gedocumenteerde houvast is voor het oude weeshuiscomplex. Bij het bestuderen van de stukken over de verkoop, die plaats vond op 29 april 1845, blijkt, dat Berends tussen de ‘en masse’ ter veiling getogen Arnhemse architecten, timmerbazen en aannemers een serieuze bieder-koper is van enige percelen.Ga naar eind17. Na de aankoop van het nieuwe complex voerde hij in het hoofdgebouw van het Burgerweeshuis aan de Bovenbeekstraat verbouwingen uit. Ook maakte hij het ontwerp voor de links daarvan gelegen vleugel | |||||||||
[pagina 286]
| |||||||||
waarvoor de lage bestaande stalling moest wijken. Hoewel hij bij de aanbesteding niet als laagste inschrijver uit de bus kwam, voerde hij de bouw toch uit, doordat de laagste inschrijver, aannemer J.D. Gamelkoorn, ‘heeft verzocht dat in zijn plaats tot aannemer gesteld wordt de persoon van H.C. Berends’.Ga naar eind18. | |||||||||
Onderwijzer in de BouwkundeIn 1837 nam Anthony Aytink van Falkenstein die in Arnhem tal van belangrijke projecten - de Koepelkerk en twee tijdens de Tweede Wereldoorlog verwoeste gebouwen, de Willemskazerne en het Paleis van Justitie aan de Grote Markt - onder handen had, ontslag als hoofdonderwijzer bouwkunde.Ga naar eind19. Aytink werd opgevolgd door H.J. Heuvelink en H.C. Berends. Heuvelink werd als eerste onderwijzer aangetrokken. Als tweede onderwijzer werd een beroep gedaan op de 22-jarige Berends die toen nog niet over de vereiste papieren beschikte. Berends vroeg daarom in 1839 een certificaat aan bij de Koninklijke Academie te Amsterdam, maar hij kreeg geen onbeperkt diploma. In 1841 deed hij opnieuw een poging, maar pas in 1843 ontving hij een getuigschrift als onderwijzer bouwkunde aan de tekenschool.Ga naar eind20. De lessen werden gegeven in een gebouw dat het Tekengenootschap in eigendom had ‘Achter Mariënburg’, grenzend aan het terrein van het oude Burgerweeshuiscomplex - ter plaatse van het huidige pand Mariënburgstraat nr. 8. Door de toename van het aantal leerlingen zag men in 1845 uit naar een nieuwe locatie die werd gevonden door aankoop van een stuk grond van de heer Beverly, gelegen tussen de Doelenstraat en de Willemskazerne van het Korps Rijdende Artillerie der Gele Rijders. Het plan voor de nieuwe school moet zijn getekend door stadsbouwmeester en eerste onderwijzer H.J. Heuvelink sr. De bouw werd aanbesteed op 29 januari 1846 en voor f 17.200,- gegund aan E. Wansink.Ga naar eind21. Het ruim opgezette schoolgebouw - aan het tegenwoordige Gele Rijdersplein nr. 2 - was een hele verbetering ten opzichte van de oude situatie. Veertien jaar, tot 1851, werkte Berends samen met Heuvelink sr., die werd opgevolgd door M. van Erkel. Deze bleef slechts zeven jaar, tot 1858 aan Kunstoefening verbonden en werd daarna tot stadsarchitect van Schiedam benoemd.Ga naar eind22. Zijn plaats werd ingenomen door de uit Utrecht afkomstige architect Abraham van Cuylenburgh.Ga naar eind23. Hoewel Berends nog zeven jaar trouw op zijn post zou blijven, was er in 1857 bij gelegenheid van het elfde lustrum van het Genootschap reden genoeg om hem na 20 jaar trouwe dienst tijdens een feestelijke jubileumbijeenkomst in de Koepelkerk aan het Jansplein te fêteren. Na de feestrede door Ds J.P. de Keyser volgde het jaarlijkse verslag door de directeur, G. Buytendijk Kuyk. Hij bracht onder meer ‘hulde aan de heer H.C. Berends die, nu meer dan twintig jaar lang hoofdonderwijzer in de bouwkunde, met onvermoeide ijver werkzaam was en ook op andere wijze het Genootschap aan zich heeft verplicht. Hem werd door de Directie een prachtige zilveren koffijkan vereerd’.Ga naar eind24. | |||||||||
Collega's en leerlingenIn de nieuwe behuizing maakte het Tekengenootschap Kunstoefening een bloeiperiode door. Het aantal leerlingen - contribuerende en van betaling vrijgestelde - nam gestaag toe.Ga naar eind25. Naast het onderwijs in de Tekenkunde en de Bouwkunde (bouwkundig tekenen en ornament) werd er les gegeven in Doorzichtkunde. In 1852 startte men ook een cursus Boetseerkunde.Ga naar eind26. Omdat Berends het wel en wee van de school al vanaf zijn jeugd meemaakte, heeft hij in die lange periode heel wat boeiende figuren persoonlijk gekend, niet alleen onder zijn medeleerlingen, maar ook onder zijn collega's en eigen leerlingen. Onder hen waren bekende schilders als Hendrik Jan van Amerom en diens zoon Cornelis H. van AmeromGa naar eind27. en de tekenonderwijzer J.H. Breyer, die hem met 43 dienstjaren als enige heeft overtroffen.Ga naar eind28. Verder de begaafde, jong gestorven uit Delft afkomstige kunstschilder Abraham Couwenberg en Frederik Hendrik Hendriks, ‘de schilder van Wolfheze’. In het midden van de eeuw waren Gijsbert Buitendijk Kuyk en Barend L. Hendriks zijn naaste collega's in de tekenklas.Ga naar eind29. Franz Stracké werd als eerste beeldhouwer aan de school toegevoegd.Ga naar eind30. Onder de architecten die hun eerste scholing bij Kunstoefening ontvingen, treft men ook bekende namen aan. L.H. Eberson, zeven jaar jonger dan H.C. Berends was zo'n talentrijke Arnhemse jongen die - na een vervolgstudie in Antwerpen en Parijs, zich opnieuw in Arnhem vestigde, veel klandizie had onder adel en burgerij, en de bijzondere gunst verwierf van Koning Willem III.Ga naar eind31. Onder de oud-leerlingen Bouwkunde treft men onder meer J.W. Boerbooms, A.R. Freem en twee van Berends eigen zonen aan: Berend Adriaan en Gerrit Brandt Berends. | |||||||||
Berend Adriaan en Gerrit BrandtUit het huwelijk met Johanna Maria Hooijer werden drie zonen geboren. De twee oudsten, Berend AdriaanGa naar eind32. en Gerrit BrandtGa naar eind33. traden in het voetspoor van hun vader. De jongste zoon, Hendricus Jacobus kwam terecht in het drukkersvak.Ga naar eind34. Hij werd al op | |||||||||
[pagina 287]
| |||||||||
3 Ontwerp voor de gevel van een Paleis Justitie, tekening door B.A. Berends, die hiervoor een zilveren medaille ontving van het Genootschap ‘Kunstoefening’ tijdens de prijsuitreiking op 1 oktober 1857. Foto Gemeentearchief Arnhem.
zeer jeugdige leeftijd compagnon van zijn oom, de bekende drukker Gijsbert Willem van der Wiel, die getrouwd was met Clara Maria Hooijer, de zuster van zijn moeder.Ga naar eind35. Na het overlijden van zijn oom zette hij het bedrijf alleen voort onder de oude firmanaam G. van der Wiel en Co.Ga naar eind36. Berend en Gerrit ontvingen hun opleiding eveneens bij het Genootschap Kunstoefening, waar hun vader sedert 1837 les gaf in de bouwkunde. Berend Adriaan heeft zich ontwikkeld tot architect en wordt als zodanig steeds in de officiële stukken en de Arnhemse adresboeken vermeld. Van zijn uitgevoerde werk weten we betrekkelijk weinig met zekerheid. Over zijn opleiding en het daarin bereikte niveau is door een gunstig lot wel een en ander bekend. In het Arnhems Gemeentearchief bevinden zich 38 gesigneerde, maar helaas ongedateerde bladen met bouwkundige tekeningen van zijn hand, die voor een groot deel moeten zijn gemaakt tijdens zijn opleiding bij Kunstoefening. Op een aantal bladen is een prijsvermelding aangetekend, waaruit blijkt dat ‘B.A. Berends’ tijdens de cursusduur respectievelijk in de eerste, derde, vierde en vijfde klas met een eerste prijs of een medaille werd bekroond. Het gaat achtereenvolgens om:
Aangezien er geen archief van het Genootschap Kunstoefening bewaard is gebleven - ons resten alleen wat fragmentarisch bijeen gesprokkelde gegevens - is getracht om indirect enig houvast te krijgen ten aanzien van de datering van de bladen. Van de na 1845 tweejaarlijkse feestelijke afsluitingsceremonie en de daarmee verbonden prijsuitreiking werd in de 19de eeuw regelmatig verslag gedaan in de Arnhemsche Courant. Speurwerk in de jaargangen verschenen tussen 1853 en 1860 - jaren waarin Berend Adriaan de school bezocht kan/moet hebben, leverde een paar aanknopingspunten. In 1855 vond op 8 augustus de prijsuitreiking plaats, nadat Isaac Anne Nijhoff een rede had gehouden over ‘De schilderkunst verhoogende den roem van Nederland’. Onderde contribuerende leerlingen kregen de gebroeders Berends een prijs. Zo blijkt Berend Adriaan, als leerling van de derde klas de eerste prijs voor Teekenkunde in de wacht te slepen en zijn broer Gerrit Brandt, die een klas lager blijkt te zitten, ontving de derde prijs. Tegelijkertijd volgde Berend Adriaan als leerling van de tweede klas ook de cursus Bouwkunde, waarvoor hem de ‘prijs voorde beste tekening’ werd toegekend.Ga naar eind38. In 1857, het jaar van het 20-jarig onderwijzersjubileum van hun vader halen de twee broers opnieuw de krant. Zij volgden beiden inmiddels ook het Bouwkundig onderwijs en kregen in de vorm van een eervolle nominatie, ‘een prijs gelijkstaande aan den eerste’, omdat zij als zoon van een onderwijzer niet mochten meedingen. Gerrit was leerling van de eerste klas en Berend volgde het derde leerjaar.Ga naar eind39. De jury die de tekeningen beoordeelde bestond uit de architecten Eberson en Heuvelink. De bekroonde tekening van Berend Adriaan is terug te vinden in het bovenstaande lijstje onder b: ‘Groot | |||||||||
[pagina 288]
| |||||||||
4 Constructietekening en gewassen versie van een “Monumentale boog ”, door B.A. Berends, bekroond met de 1ste prijs. Foto Gemeentearchief Arnhem.
5 ‘Plan van een villa’, tekening door B.A. Berends uit een serie van zes bladen, bekroond in de 4de klas met de zilveren medaille. Foto Gemeentearchief Arnhem.
openbaar gebouw’. Blijkens het opschrift ‘LEGI JUSTITIAEQUE SACRA’ is het een ontwerp voor een Paleis van Justitie (afb. 3). Alleen de tekening van de voorgevel is bewaard. Het gebouw in ‘rondbogenstijl’ heeft een begane grond en eerste verdieping; boven de entree bevindt zich een balkon waarboven een hoge uitbouw met drie ramen, een klok en balustrade met twee leeuwen. Deze tekening geldt tegelijkertijd als ‘terminus post quern’ en ‘ante quem’ voor de overige bekroonde tekeningen. Een bijzonderheid van deze tekening is het blad van geschept lompenpapier dat - overigens als enige - is voorzien van een watermerk met jaartal: ‘W.J. Zanders 1855’.Ga naar eind40. De tekening van de trap, waarvoor door Berend Adriaan een eerste prijs werd behaald, is hiermee ook te dateren namelijk op 1855 of uiterlijk 1854, | |||||||||
[pagina 289]
| |||||||||
6 Plan van een Concertgebouw door B.A. Berends. Tekening uit een serie van vijf bladen, bekroond in de 5de klas met de gouden medaille. Foto Gemeentearchief Arnhem.
aangenomen dat de cursusjaren niet gelijk liepen met een kalenderjaar. Aan deze tekening kan nog een aantal andere tekeningen worden gekoppeld, waarmee proeven van bekwaamheid op het gebied van de doorzichtkunde zijn geleverd. Het betreft een achttal bladen met constructies van zuilen en triomfbogenGa naar eind41. (afb. 4). | |||||||||
Ontwerpen bekroond met medaillesIn de vierde klas kregen de leerlingen de opgave om een plan voor een villa te tekenen. Berend Adriaan won voor zijn ontwerp de zilveren medaille (afb. 5). Het project is uitgevoerd in zes met zorg getekende en gewassen bladen.Ga naar eind42. Dit in 1858-1859 te dateren plan is vooral interessant, omdat het een inzicht geeft in het gemiddelde programma van eisen dat door welgestelde burgers in Arnhem en omgeving werd gesteld aan wooncomfort. Het thema woonhuis - villa en landhuis - komt ook terug in een aantal andere plannen, waarvan niet vaststaat of zij zijn ontstaan binnen of buiten het schoolverband met Kunstoefening.Ga naar eind43. De bedoelde ontwerpen behelzen een drietal landhuizen (respectievelijk in zes, vijf en vier bladen), een plan van een woonhuis op vrij terrein (drie bladen), en een gevelontwerp.Ga naar eind44. Welke prestaties men in de vijfde klas moest leveren, toont het vereiste ontwerp voor een Concertgebouw, dat met goud werd bekroond. Het werd in vijf bladen aan de jury voorgelegd. Aan die opgave kleefde een zeker actualiteitsaspect, aangezien het cultureel geëngageerde deel van de Arnhemse bevolking net in de jaren zestig een groeiende behoefte had aan een verbetering en uitbreiding van ‘Musis Sacrum’.Ga naar eind45. Hetzelfde gold voor de oude schouwburg. Het werd hoog tijd om de sedert 1791 in het voormalige kerkgebouw van het Catharinagasthuis in de Bakkerstraat gevestigde Comedie van Roelof Roelofs Viervant in te wisselen voor een nieuwe accomodatie, de door architect F.W. van Gendt gebouwde schouwburg aan het Koningsplein.Ga naar eind46. Het plan van Berends' Concertgebouw (afb. 6) bestaat uit een vrijstaand gebouw met de hoofdingang aan de korte zijde en uitgebouwde portico's aan de lange zijden, bedoeld om de koets voor te laten rijden. Uitwendig is veel zorg besteed aan de rondbogige toegangspartijen, met figuratie in de boogzwikken. Het podium in de zaal wordt afgesloten door een akoestische orkestnis. De wandgeleding bestaat uit pilasters en banden, rijk geprofileerd lijstwerk en stucwerk-karyatiden. De zaal vertoont qua opzet enige verwantschap met de in 1866 door Heuvelink sr. gebouwde kleine concertzaal, die aansloot tegen de grote zaal van ‘Musis Sacrum’, welke door H.W. Fromberg in 1846 ten behoeve van de Nederrijnse Zangersfeesten was gebouwd. De tekeningen van Berends' concertgebouw zijn waarschijnlijk rond 1860 ontstaan.Ga naar eind47. Er is nog een aantal tekeningen van openbare gebouwen bewaard. Hoewel ook deze niet zijn gedateerd en er ook via een omweg geen aanwijzingen zijn gevonden over opdracht en herkomst, ligt het voor de hand ze te plaatsen binnen het schoolmilieu in de hoogste klassen. Het betreft hier ontwerpen voor twee raadhuizen. Het eerste is een klein dorpsgemeentehuis | |||||||||
[pagina 290]
| |||||||||
7 ‘Raadhuis ’, geveltekening door B.A. Berends, ca. 1860. Foto Gemeentearchief Arnhem.
met woning voor de veldwachter.Ga naar eind48. Het tweede plan behelst een Raadhuis voor een middelgrote gemeente, dat onderdak moet bieden aan gemeentebestuur en rechtbank, diverse diensten herbergt, de brandweer huisvest en een woning voor de conciërge (afb. 7). Alle ruimtes zijn ondergebracht in souterrain en hoofdverdieping en gegroepeerd rondom een naar verhouding indrukwekkend trappenhuis, waaruit de tweeledigheid van bestuur en rechtspraak blijkt. De voorgevel heeft een bordes met grote lantaarns, een balkon met vier zuilen en een balustrade langs de dakrand.Ga naar eind49. Meer in de lijn van het Concertgebouw ligt het ‘Plan van een gebouw dienende tot restauratie en tot het houden van verschillende bijeenkomsten’.Ga naar eind50. Het gaat hier om een groot gebouw met brede veranda en balkon en versierde balustrade langs het dak. De centrale ruimte is de restaurantzaal met buffet, gemakkelijk als grote feestzaal te gebruiken en kleinere zalen op de verdieping. Dit soort accommodatie paste uitstekend in het Arnhemse ondernemingsklimaat, waarin ook regelmatig grote internationale zangfestijnen werden gehouden - goed bezocht door de via de pas geopende Rijnspoorweg naar Arnhem afgereisde Duitse ‘Liedertafeln’. Verder vonden er allerlei tentoonstellingen plaats, waaronder die van Nijverheid en Handel belangrijke gebeurtenissen waren.Ga naar eind51. Tenslotte is er nog een ‘Plan van eene Protestantsche Kerk’, in de vorm van een achthoekige centraalbouwGa naar eind52. (afb. 8). Dit plan is een duidelijke exponent van het bouwkunde-onderwijs, omdat de leerling oud èn nieuw samenvat. De centraalbouw is zowel in plattegrond als in opbouw ontegenzeggelijk geïnspireerd op de Nieuwe kerk - de Koepelkerk aan het Arnhemse Jansplein uit 1836 - zij het voorzien van uitwendig aangebouwde toegangsportalen, waardoor een mengvorm van centraalbouw en kruiskerk ontstaat. De kruisarmen herbergen behalve de portalen en de trappenhuizen, de consistorie, diakenkamer en stovenhokken. Het kerkgebouw bezit neoromaanse vensters, polygonale hoekpilasters en beeldgroepen op de daklijst voor de koepel. Vreemd is de verwantschap met de Arnhemse Koepelkerk niet, wanneer men bedenkt dat de jonge Berend letterlijk om de hoek woonde, aan de Jansplaats, en dat zijn vader nog zijn opleiding had genoten bij de architect van de Koepelkerk, Aytink van Falkenstein.Ga naar eind53. | |||||||||
Zo vader, zo zoonIn 1865 nam Heilbertus Berends na 28 jaar ontslag als hoofdonderwijzer bij de tekenschool en werd in die functie opgevolgd door zijn assistent Van Cuylenburgh. Naast hem werd Berend Adriaan benoemd tot onderwijzer, maar hij heeft slechts twee jaar die post bezet van 1865-1867.Ga naar eind54. Waarschijnlijk eisten toen de bouwprojecten de volledige aandacht van vader en zoon op. Berends sr. die nog lange tijd als meester-timmerman in de adresboeken voorkomt, noemt zich, evenals Berend Adriaan voortaan architect. Laatstgenoemde vestigde zich aan de Vossenstraat nr. 36, later in het ouderlijk huis aan Jansplaats 1. Berends sr. is dan inmiddels verhuisd naar Utrechtsestraat 7. Ook Gerrit Brandt Berends had kennelijk een bloeiend bedrijf. Dat blijkt aan de huisadressen Weerdjesstraat 174, vlak bij het Roermondsplein, waar hij als steenhouwer en metselaar te boek staat, en later Rijnkade 23 waar hij, nog in de vijftig, als ‘particulier’ wordt vermeld.Ga naar eind55.
Na al die plannen op papier dringt zich de vraag op wat er nu door deze actief op de markt opererende | |||||||||
[pagina 291]
| |||||||||
8 ‘Plan van eene Protestantse Kerk’, getekend door B.A. Berends, ca. 1860. Foto Gemeentearchief Arnhem.
architecten-aannemers in werkelijkheid is gebouwd. Op naam van H.C. Berends staan de al genoemde bijgebouwen van het Burgerweeshuis, de uitbreidingen aan de Bovenbeekstraat (nu nr. 19). Verder staat de kleine ziekenzaal die hij nadien achter in de tuin van het weeshuis bouwde in gemutileerde vorm nog overeind aan de Heijdendaalsteeg.Ga naar eind56. Voor 1850-'60 werden de projecten uitgevoerd in een sobere baksteenbouw met strakke lijstgevels van het type zoals dat ook is te zien in Rijnstraat nr. 72, de drukkerij van zwager Gerrit van der Wiel (afb. 9). In 1866 bouwde H.C. Berends in opdracht van het St. Petersgasthuis een serie kleine woningen aan de Catharijnestraat ter vervanging van de onbewoonbare krotten die het Gasthuis bezat in de binnenstad in de omgeving van de St. Petersplaats, Duizelsteeg, Korenmarkt, Varkensstraat en Nieuwstad. De nieuwe arbeidershuizen vormden een gesloten rij met een gemeenschappelijke centrale poort om op het achterterrein te komen.Ga naar eind57. Na 1860 komen de gepleisterde eclectische gevels steeds meer in zwang, snel en goedkoop gemetseld, met Portland ‘verputzt’ en rijkelijk gedecoreerd met getrokken lijstwerk en terracotta elementen. In de ontwerptekeningen van Berend Adriaan viert dat al hoogtij. In die jaren ontwikkelen vader en zoon zich evenals vele collegae-aannemers meer en meer tot zelf bouwende projectontwikkelaars. De meeste projecten die Heilbertus heeft gerealiseerd zullen waarschijnlijkin de binnenstad en vooral in het na 1853 op basis van het plan Heuvelink tot ontwikkeling gebrachte gebied van de Weerdjes tussen stadsmuur en Rijnkade gezocht moeten worden. Ofschoon die bouwmarkt nader onderzoek vergt, zijn er wel aanwijzingen dat Berends en zonen een partijtje meeblazen. Dat is aantoonbaar het geval bij de uitgifte van de gronden in het stationsgebied. Aan de Coehoornstraat bouwde H.C. Berends een drietal panden.Ga naar eind58. Aan de Utrechtsestraat nr. 7 bouwde hij voor zichzelf een huis onder één kap met nr. 5, waar zijn zwager Van der Wiel zich vestigde. Het werk van Berend Adriaan kan voor een deel ook gestalte hebben gekregen in de binnenstad en de Weerdjes, maar wellicht meer nog in het Spijkerkwartier en langs de uitvalswegen.Ga naar eind59. Het voormalige huis ‘De Raaphorst’, een grote vrijstaande villa aan de Velperweg is een voorbeeld van zo'n landhuis op open terrein, waarvoor tijdens de schooljaren al kunstig geoefend is. Er is in de Arnhemse binnenstad slechts één gebouw met zekerheid aan Berend Adriaan toe te schrijven. In 1884 kreeg hij de opdracht tot de bouw van een Gemeentespaarbank aan de Bakkerstraat nr. 75 ter plaatse van een particulier woonhuis. Het plan dat werd uitgevoerd is gepubliceerd in de zesde jaargang van ‘De Bouwmeester’.Ga naar eind60. Van het bankgebouw met bovenwoning en goedverlichte kantoren in het achterhuis is behalve de reliëfrijke voorgevel niets overgebleven toen ten behoeve van de winkelketen Xenos de gevel letterlijk is los gezaagd en alles daarachter volledig is gesloopt. Wie niet door xenofobie uit het | |||||||||
[pagina 292]
| |||||||||
9 De Boekdrukkerij en Boekhandel van Wan der Wiel en Co aan de Rijnstraat nr. 72 te Arnhem. Het huis rechts van het St. Petersgasthuis was vele jaren de woning van de drukkers-tak van het geslacht Berends. Foto Gemeentearchief Arnhem.
lood geslagen werden, zijn de genii boven de ingangspoort. Zij kwamen al in groten getale voor op het ‘Plan voor een Concertgebouw’ op bijna alle beschikbare boogzwikken. Hier hebben zij als oude bekenden hun plaats als op een kleine triomfboog: feitelijk een driemensionaal geworden tekenvoorbeeld. | |||||||||
Bouwhistorisch bepaald‘Bouwen’ en ‘vormen’, dat zijn de beide hoofdactiviteiten èn verdiensten van de hoofdfiguren van deze speurtocht. Een stukje locale bouwgeschiedenis onder het vergrootglas levert misschien geen spectaculaire gezichtspunten op, maar geeft in een bredere context geplaatst wel een verrassende kijk op kennisstructuren en werkverbanden. Juist die bepaalden mede het architectuurbeeld van de stad waaraan zij bouwden. Dat belangstelling en aanleg soms over de generaties heen grijpen - misschien zelfs wel genetisch bepaald zijn - moge blijken uit de in deze bundel opgenomen bibliografie van boeken en artikelen van Gerrit Berends die - als rechtstreekse nazaat van de timmerman Heilbertus Cornelis en de drukker Hendrik Jan - bouw- en letterkunde met veel acribie in zich verenigt. |
|