Jaarboek Monumentenzorg 1995. Monumenten en oorlogstijd
(1995)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerrit Berends
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voorgeschiedenisDoor de tweede Haagse Vredesconferentie werden in 1907 reglementen voor de oorlog te land en ter zee vastgesteld, waarin werd bepaald, dat bij beschietingen en bombardementen alle mogelijke maatregelen dienden te worden genomen om o.a. historische monumenten te ontzien, als zij tenminste niet voor een militair doel werden benut. Ook werd daarin verboden kunstwerken in beslag te nemen of opzettelijk te verwoesten of te beschadigen. In de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) kwam hier weinig van terecht doordat de strijdende partijen elkaar het militaire gebruik betwistten of doordat de betreffende objecten niet gemarkeerd en aan de aanvallende partij als zodanig bekend waren gemaakt. Pogingen uit 1914 en '15 om tot een meer afdoende bescherming te komen liepen op niets uit. Wel werd nog in 1914 aan het Duitse leger een afzonderlijke dienst voor monumentenzorg verbonden, die vele kunstschatten in veiligheid wist te brengen en voorlopige maatregelen tot behoud van beschadigde monumenten trofGa naar eind2.. In april 1918 nam de Nederlandsche Oudheidkundige Bond het initiatief een rapport op te stellen ter voorbereiding van een internationale conferentie. Dit rapport, in de vorm van een vragenlijst met toelichtingGa naar eind3., werd op 31 oktober bij de Minister van Buitenlandse Zaken ingediend, die de tijd niet rijp achtte het aan andere regeringen voor te leggen. Op zijn advies zond de Bond het op 15 mei 1919 aan buitenlandse zusterverenigingen toe, maar ondanks verscheidene, meestal welwillende antwoordenGa naar eind4. bleef het daarbij. Nieuw in dit rapport was het pleiten voor voorbereidende maatregelen in vredestijd en voor het demilitairiseren van bepaalde steden in hun geheel vanwege hun buitengewone belang, zoals Brugge en Florence. Bij de antwoorden werd onder meer gepleit voor overzichtelijke inventarissen van de monumenten en het uitwisselen van getroffen maatregelen.
In 1922 belastte de Conferentie van Washington een commissie van rechtsgeleerden met de herziening van het oorlogsrecht. Deze commissie stelde onder andere voor om rondom monumenten van grote historische waarde tevens een zone van hoogstens 500 m uit te sluiten van bombardement, mits deze niet voor enig militair doel werd gebruikt. Deze regeling is echter nooit aanvaard. In 1929 stelde Prof. N. Roerich te New-York voor monumenten, musea, enz., daartoe in te schrijven bij één van drie internationale instellingen in Den Haag, Parijs en WashingtonGa naar eind5., als neutraal gebied te beschouwen en bij oorlog te ontzien. Hoewel dit plan van vele kanten sympathie ondervond, gingen de regeringen er niet op in omdat het van militaire zijde onuitvoerbaar werd geacht. In 1932 werd door de Assemblé van de Volkenbond een resolutie aangenomen, waarin de staten werd aanbevolen elkaar medewerking te verlenen bij de bescherming van kunstschatten en de jeugd op te voeden in eerbied voor de monumenten. Een commissie van rechtsgeleerden, militairen en museumdirecteuren van het door de Volkenbond ingestelde Office international des Musées kwam in mei 1938 met een voorontwerp voor een verdrag met een reglement | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Kaart van Nederland met de gemeenten van de eerste en de tweede gevarenklasse (respectievelijk schuinrechts en schuin-links gearceerd). De overige gemeenten waren ingedeeld in de derde gevarenklasse.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van uitvoering. Hierbij zouden de strijdende partijen zich o.a. verbinden speciale opslagplaatsen voor kunstwerken en bijzonder beschermde gebouwen, gemarkeerd door speciale tekens, te ontzien. De Nederlandse minister van Buitenlandse zaken mr J.A.N. Patijn wendde zich op 18 januari 1939 tot verschillende regeringen met het ontwerp voor een conventie voor de internationale bescherming. Maar het was al te laat; op 1 september viel Duitsland Polen binnen, waarop Engeland en Frankrijk aan Duitsland de oorlog verklaarden. De Tweede Wereldoorlog was begonnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het rapport-KalfIn Nederland nodigde de Minister van O.K. & W. de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg in 1929 uit voorstellen te doen voor in tijd van oorlog of oorlogsgevaar te nemen maatregelen ter bescherming van onroerende en roerende monumenten. Dr J. Kalf, directeur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg, nam als secretaris van die commissie het onderwerp in studie, maar de bezuinigingen van de regering moedigden niet aan. In 1934 stelde de Rijkscommissie een vierhoofdige subcommissie in voor de bescherming van monumenten in oorlogstijd. Deze subcommissie stelde zich in verbinding met de Generale Staf, waarop deze een hoofdofficier machtigde de commissie van voorlichting te dienen. Uit een bespreking met hem bleek dat van militaire zijde eerder tegen- dan medewerking kon worden verwacht. In 1936 werd een wet tot bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen van kracht, waarin de burgemeester in elke gemeente belast werd met de uitvoering van de te treffen maatregelen, ook inzake de bescherming van schatten van geschiedenis, kunst en wetenschap. In aansluiting op die wet werden de gemeenten van het land in drie gevarenklassen ingedeeld (afb. 1). Negentien gemeenten, waaronder Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, werden in de eerste gevarenklasse gerangschikt, zeventig, waaronder de overige provinciehoofdsteden, in de tweede en de overige gemeenten in de derde gevarenklasseGa naar eind6.. Kalf, die meende dat burgemeesters vaak weinig oog voor monumentenzorg hebben en in oorlogstijd wel wat anders aan hun hoofd hebben, voltooide in de zomer van 1938 zijn boek Bescherming van kunstwerken tegen oorlogsgevaren. Kalf behandelt in dit boek de bescherming bij verdrag, de ervaringen uit de Eerste Wereldoorlog en de Spaanse burgeroorlog en de mogelijkheden voor in eigen land te treffen maatregelen. Als ‘administratieve en diplomatieke’ voorzorgen noemt hij het wekken van begrip en liefde voor de schatten van onze kunst in alle lagen van de bevolking, op scholen en vooral ook bij de militairen, van laag tot hoog. Verder zouden er lijsten moeten worden gemaakt van gebouwen, die in oorlogstijd vrij zullen blijven van militair gebruik, van speciaal te beschermen gebouwen waarvan dat ook voor de naaste omgeving zou gelden en zo mogelijk zelfs van enkele van de mooiste oude steden. Alle in aanmerking komende mogendheden zouden hiervan in kennis moeten worden gesteld en de objecten zouden moeten worden gemarkeerd. Een ontwerp-lijst van speciaal te beschermen gebouwen (108 stuks, gelegen in gemeenten van de eerste en de tweede gevarenklasse) is als bijlage in het boek opgenomen. Als technische voorzorgsmaatregelen voor een beperkt te houden aantal belangrijke monumenten noemt Kalf het verwijderen van eventueel aanwezige houten steigers, het ontruimen van de zolders, het zoveel mogelijk brandvrij maken van de kappen (door bekleding met brandvrij materiaal of behandeling met brandwerende vloeistof), het plaatsen van ijzeren of betonnen bakken met zand (voor het doven van brandbommen) en handbrandblusmiddelen, het aanbrengen van brandvrije vloeren, het treffen van voorzieningen ter voorkoming van schade door bluswater, het aanleggen van stijg- en ringleidingen, waterputten en pompinstallaties onafhankelijk van de gemeentelijke watervoorziening en electriciteitscentrales, en het vormen van geoefende en van de nodige uitrusting voorziene brandwachten. Hij pleit ervoor de beveiliging tegen oorlogsbrandgevaar op te nemen in de voorwaarden voor Rijkssubsidie. Belangrijke roerende kunstvoorwerpen zouden in vredestijd moeten worden aangewezen, beschreven en gemarkeerd en in tijden van gevaar worden geborgen in een nabije kluis of kelder, die afdoende beschutting tegen brandbommen en granaatscherven biedt. Voor Maastricht zou daartoe een deel van de gangen van de St.-Pietersberg kunnen worden ingericht. Brandvrij verpakkingsmateriaal zou al in vredestijd moeten worden aangeschaft. Van belangrijke gebrandschilderde glazen zouden de panelen gemakkelijk demontabel moeten worden gemaakt door ze in bronzen ramen te vatten en in dito frames weer aan te brengen tussen de montants en de brugstaven. In geval van mobilisatie zouden zij dan geborgen moeten worden in het gebouw zelf in tevoren gereed gemaakte ommantelde stellingen. Een werkwijze voor het in veiligheid brengen van gebrandschilderde glazen is een van de bijlagen van het boek. Ook de belangrijke luidklokken, carillons en orgels dienden gevrijwaard te worden van vordering wegens metaalnood. In elk geval zouden moeten worden gespaard: alle carillons van voor 1801, alle klokken van voor 1501, van de klokken van 1501-1800 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tenminste van elke gieter een representatief exemplaar, maar van die van Geert van Wou een keuze en alle klokken van de gebroeders Hemony. Ruim 200 orgels zouden moeten worden gevrijwaard in verband met hun onvervangbaarheid uit een oogpunt van stijlvolheid, als de meest karakteristieke schepping van hun bouwer of wegens hun bijzonder merkwaardige constructie. De Nederlandse Klokkenen Orgelraad (NKO) stelde aan de hand van deze criteria lijsten op van de in aanmerking komende 47 (waarvan 14 extra belangrijke) carillons en 204 orgels, die Kalf als bijlagen bij zijn boek voegde. Op de klokken zouden de woorden Monument en Denkmal moeten worden aangebracht en de orgels zouden met een ommanteling en een afdak moeten worden beveiligdGa naar eind7.. Voor de uitwerking van de plannen stelde Kalf voor een tijdelijk Kunsfbeschermingsbureau op te richten van een oud-hoofdofficier van de Genie en vijf ervaren bouwkundige opzichters onder toezicht van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg. Daarnaast dacht hij voor de bescherming van de gebouwen aan een bij de Genie te vormen ‘kunstbataljon’ van metselaars, timmerlieden, loodgieters, verhuizers, enz. te recruteren uit principicële dienstweigeraars en voor de gewone militaire dienst om redenen als kleinheid en platvoeten afgekeurde jonge mannen, met een kader van o.a. oud-onderofficieren van de Genie. Behalve kleine plaatselijke detachementen zouden ook enkele kleine mobiele colonnes gevormd moeten worden die in staat moesten zijn tijdelijke voorzieningen aan te brengen aan gevaarlijk beschadigde monumenten. Voorde architectonische en kunsthistorische ondersteuning zouden de wetenschappelijke en technische ambtenaren van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg met een hoofdofficiersrang toegevoegd kunnen worden aan het Oppercommando. Bij geplande en lopende restauratiewerken zou rekening moeten worden gehouden met beschermings-maatregelen ondanks de hogere kosten die dat met zich mee zou brengen. Vervolgens pleit Kalf voor wijziging van de wetgeving, door de Minister van O.K. & W. en de onder hem ressorterende deskundige instanties te betrekken in de bescherming van de schatten van geschiedenis, kunst en wetenschap. In overleg met het Departement van Defensie zou de lijst van speciaal beschermde monumenten moeten worden vastgesteld en van de gebouwen die vrij zouden blijven van militair gebruik. Kalf stelde voor de personele en administratieve kosten ten laste te laten komen van Defensie, de materiële kosten ten laste van O.K. & W. en voorbereidende kosten in vredestijd op te nemen in de werkverruiming. Uit ervaringen uit de Eerste Wereldoorlog en de Spaanse burgeroorlog concludeerde Kalf, dat bescherming tegen brandbommen goeddeels mogelijk was. Voor brisantbommen gold dat niet. Bij bommen van een niet al te groot kaliber zou de luchtdrukschade door het openmaken van vensters beperkt kunnen worden en ‘edele delen’ door ommanteling tegen scherven en neerstortend puin kunnen worden beveiligd. Tegen zware bommen was weinig te doen, maar deze zouden vooral gebruikt worden tegen militair belangrijke doelen. De Rijkscommissie voor de Monumentenzorg besprak het rapport in haar vergadering van 29 oktober 1938; het oogste veel lof en Kalf werd dank gebracht. Ook had Kalf reeds een instemmend schrijven ontvangen van luitenant-generaal M. Raaymaakers, Inspecteur van de Militaire Luchtvaart en voordien Inspecteur van de Genie. Op 13 januari 1939 bood Kalf het aan de Minister van O.K. & W. aan, die overigens reeds maanden tevoren in kennis was gesteld van de inhoud. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De organisatie van de kunstbeschermingIn november 1938 stelden de ministers van Binnenlandse Zaken, O.K. & W. en Defensie een Contactcommissie in om de regering van voorlichting te dienen bij de kunstbescherming tegen oorlogsgevaren, onder presidium van de Inspecteur voor de Luchtbescherming, luitenant-generaal b.d. P.H.A. de Ridder, waarin Kalf de toonaangevende persoon werd. Deze commissie ontwierp aan de hand van het rapport de Richtlijnen voor de bescherming tegen oorlogsgevaren van kunstschatten in musea, bibliotheken en archieven (uitgegeven door het Departement van O.K. & W.) en de Wenken voor de beveiliging tegen oorlogsgevaren van architectonisch merkwaardige gebouwen (uitgegeven door het Rijksbureau voor de Monumentenzorg), die na goedkeuring door de drie ministers als leidraad gingen dienen. Kalf kreeg op 27 januari 1939 opdracht de oprichting van een landelijke vrijwilligersorganisatie voor te bereiden. De bescherming van de Rijksgebouwen en -verzamelingen werd opgedragen aan de Rijksgebouwendienst. Omstreeks die tijd begon dr W. van der Elst, secretaris van de klokkensectie van de NKO, deskundige op het gebied van klokken en leraar aan een H.B.S. in Utrecht, met een inventarisatie van luidklokken en carillons, waarvan hij vervolgens de meest waardevolle, tot 15 gewichts-procenten van het totaal, voor bescherming voordroeg. Het Departement van Defensie resp. de Opperbevelhebber gingen daarmee akkoord. Kalf, die in 1938 de 65-jarige leeftijd had bereikt, werd op 1 mei 1939 als directeur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg opgevolgd door jhr dr | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E.O.M. van Nispen tot Sevenaer, maar hij bleef aan als secretaris van de Rijkscommissie. Op 29 augustus werd Kalf door de minister van O.K. & W. benoemd tot Inspecteur voor de bescherming van schatten van kunst en wetenschap tegen oorlogsgevaren (bij afkorting Inspecteur Kunstbescherming) buiten bezwaar van 's Rijks schatkistGa naar eind8.. Op 1 september begon de oorlog; Nederland mobiliseerde maar bleef neutraal. Op diezelfde dag diende Kalf een globale begroting in voor de bescherming van kunstschatten tegen oorlogsgevaar: voor eenmalige uitgaven f 2.774.500.- en voor jaarlijkse uitgaven f 212.260.-. Wanneer de regering zich alleen tot de allerbelangrijkste objecten zou willen beperken zouden deze cijfers f 1.765.500.- en f 131.140.- bedragen. Op 26 augustus 1939 deed het bestuur van de Bond van Nederlanse Architecten een beroep op zijn leden zich beschikbaar te stellen als districtsleider en zich aan te melden bij de secretaris van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg. Aan allen die zich aanmeldden zond Kalf de Wenken en op 4 september belegde hij in Hotel Terminus in Utrecht een vergadering, waaraan 41 architecten deelnamen. De uitnodiging hiervoor ging vergezeld van een lijst van 108 te beschermen monumenten verdeeld over 28 districten, waarvan er 40 voor een meer volledige beveiliging - d.w.z. met een brandblusinstallatie - in aanmerking zouden komen. Op de vergadering werden de Richtlijnen uitgedeeld, de districtsleiders ingedeeld en gesproken over de werving van vrijwilligers en over beschermingsmaatregelen en -materialen. De architecten werd gevraagd aan de hand van de Wenken plannen met een begroting te maken. Nog dezelfde maand kwamen al vele plannen binnen. Van gemeentelijke autoriteiten en kerkbesturen werd medewerking gevraagd. Ondertussen waren aanplakbiljetten om de 108 monumenten te markeren verzonden. Ook via de radio (op 5 september) en de pers werden architecten en bouwkundigen opgeroepen mee te werken aan de bescherming van monumenten. Op 13 september stelde de minister van Financiën een krediet van f 2.000.000.- beschikbaar voor de kunstbescherming waarvan f 800.000.- voor de uitgebreide brandbeveiliging van 40 gebouwen, f 100.000.- voor de beperkte brandbeveiliging van 68 gebouwen, f 200.000.- voor de bescherming van gevels en onverplaatsbare voorwerpen, f 150.000.- voor de beveiliging van gebrandschilderde glazen en f 36.500.- voor de uitrusting van de vrijwilligers. De overige f 713.500.- was bestemd voor de beveiliging van musea (f 460.000.-) en voor bomvrije bergplaatsen voor kunstschatten (f 253.500.-). De besparing ten opzichte van de begroting van 1 september was vooral verkregen door beperking van de posten voor bomvrije bergplaatsen (met 72%), gebrandschilderde glazen (met 28%) en de beveiliging van musea (met 12%). Onderlinge verschuivingen tussen de verschillende posten was echter mogelijk. Voor de jaarlijks terugkerende kosten voor onderhoud van de beschermingsmaatregelen en de vrijwilligers werd f 68.000.- gevoteerd en voor de inrichtingskosten en onkosten van het kunstbeschermingsbureau f 16.000.-. Op 1 oktober werd de architect J.W. Janzen als adjunct-inspecteur aan het bureau toegevoegd en de heer H. Vreede, oud-directeur van de Nederlandsche Handelmaatschappij te Rangoon als secretaris tevens belast met het financiële beheer.
Toen van militaire zijde de oprichting van een ‘Kunstbataljon’ niet wenselijk werd geacht, werd een plan ontwikkeld voor een ‘Vrijwillig landstormkorps Monumentenzorg’ van oud-dienstplichtigen voor de bewaking van de 40 uitgebreid te beveiligen monumenten uit de lijst van de 108. Het bleek echter moeilijk deze vrijwilligers te vinden wegens het gevaar voor gevangenschap bij een bezetting. Er bleef dus niets anders over dan buiten militair verband naar vrijwilligers te zoeken. In november besloot de Minister van Binnenlandse Zaken in overleg met zijn ambtgenoot van O.K. & W. dat de bewakingsgroepen als ‘kunstbeschermingsdienst’ een onderdeel zouden worden van de Luchtbeschermingsdienst. Het benodigde personeel zou wellicht kunnen worden betrokken uit de Vrijwillige Burgerlijke Dienst. Als hoofden van de plaatselijke kunstbeschermingsdiensten beval Kalf de leiders van de 28 districten aan. Het benodigde materiaal zou voor rekening komen van de Inspectie Kunstbescherming. Alleen in Apeldoorn, Hattem en Woerden werden geen kunstbeschermingsdiensten gevormd. De indeling in districten speelde verder geen rol meer. Reeds op 27 april 1939 had Kalf een bespreking gehouden met vijf jeugdorganisaties voor de inschakeling van jongeren van 15 jaar en ouder voor het in veiligheid brengen van kunstvoorwerpen en belangrijke stukken uit bibliotheken en archieven en eventueel voor de bescherming van gebouwen. De Minister van O.K. & W. zond op 24 augustus een circulaire aan de burgemeesters van de betreffende gemeenten met het verzoek de plaatselijke leiders van die verenigingen bijeen te roepen en uit hun midden comité's samen te stellen om een en ander uit te werken. In verscheidene gemeenten werd hierop ingegaan en leverde de jeugd belangrijke hulp, zoals bij het verwijderen van het archief van de zolders van het stadhuis in Middelburg. Met de meer permanente bewakingsdiensten kon en mocht de jeugd echter niet worden belast. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De 108 speciaal te beschermen monumentenHet aantal te beschermen objecten was zo beperkt mogelijk gehouden om, wààr maatregelen getroffen zouden worden, deze in hoge mate doeltreffend te laten zijn. De 108 uitverkoren monumenten bevonden zich in 41 grotere en kleinere steden en plaatsen (zie bijlage) in gemeenten van de eerste (8) en tweede (33) gevarenklassen. Gemeenten van de derde gevarenklasse werden geacht weinig gevaar te lopen. Zo kon het gebeuren, dat de Grote kerk van Weesp wel op de lijst voorkomt maar die van Edam niet; het raadhuis van Culemborg wel en dat van Kampen niet. Zodoende ontbreken ook de Zuiderzeesteden en bijvoorbeeld Franeker, Goes, Oudewater, Wijk bij Duurstede en Zierikzee. Kastelen ontbreken geheel, zelfs het Muiderslot en het kasteel van Breda, hoewel die in gemeenten van de eerste resp. tweede gevarenklasse gelegen waren. In oktober 1939 werd de indeling van de gemeenten in drie gevarenklassen opgehevenGa naar eind9.; voor de lijst van speciaal te beschermen gebouwen had dit echter geen gevolgen. Van de 108 monumenten zouden er 40 meer volledig beveiligd worden, d.w.z. voorzien worden van een brandblusinstallatie; in dit artikel worden die uitgebreid beveiligd genoemd. Voor de andere, hier beperkt beveiligd genoemd, zou de brandbeveiliging zich beperken tot behandeling van de kapconstructies met brandwerende middelen, het brandwerend maken van de zoldervloeren, de plaatsing van zandbakken met gereedschap en de aanschaffing van draagbare blustoestellen. In het Bouwkundig Weekblad verschenen vanaf 30 september 1939 korte artikeltjes over de speciaal te beschermen monumenten, waaraan een eind kwam toen op 28 juni 1941 door de bezetter het bestuur van de BNA werd afgezet. Er waren toen achttien van de 108 monumenten behandeld. Van de 108 monumenten werden door het Departement van Defensie in eerste instantie een 60-tal vrijgesteld van gebruik voor militaire doeleinden door het Nederlandse leger; voor die gebouwen werden kennisgevingen van het verbod voor militair gebruik verzonden. Begin 1940 werden daar nog ruim 20 monumenten aan toegevoegd. Negenentwintig van de 108 monumenten komen ook voor op de huidige ‘Top 100’-lijst (die overigens 117 objecten omvat)Ga naar eind10.. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De uit te voeren beschermingsmaatregelenIn de eerste plaats moesten zolders worden ontruimd en gemakkelijk begaanbaar worden gemaakt. In de 40 uitgebreid te beveiligen gebouwen werden brandblusinstallaties voorzien, bestaande uit een in een kelder of elders (afb. 2) geplaatste benzine-motorpomp, watertoevoer uit open water of uit een geslagen bron (dus onafhankelijk van electrische stroom en van de gemeentelijke waterleiding), brandkraanaansluitingen buiten en binnen de kerk, stijg- en ringleidingen en brandkraanaansluitingen in de toren en de kerkkappen met de benodigde brandslangen en meestal automatische of open sprenkel-inrichtingen (sprinklers). Andere voorzieningen waren brandwerende muren of wanden (houten frames met een steengaasbespanning waarop een cementbepleistering) met branddeuren in de kappen (afb. 3), een gewapend betonnen vloer boven een waardevol orgel, handblusapparaten, waterreservoirs, ijzeren of betonnen bakken met zand (en schoppen), het bekleden van stenen gewelven met een asfaltemulsie (mastiek) of betonspecie, het afdekken van houten gewelven met steengaas en een cementbepleistering (om ze waterdicht te maken), het brandvrij maken van de kappen (tot 3 m hoogte boven de vloer) en vloeren door bestrijken met brandwerende verf of bekleding met brandvrij materiaal (afb. 4), het maken van afvoeropeningen in de gewelven of muren voor de afvoer van bluswater en de aanleg van huistelefoons en noodverlichting.
2 Dordrecht, gebouwtje voor de pompinstallatie, in 1941 gebouwd tegen de zuidzijde van de toren van de Grote kerk. Foto 1995, G.J. Dukker, RDMZ.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Dordrecht, Grote kerk, interieur boven de gewelven. Rechts een in 1941 aangebrachte brandwerende wand tussen de viering en de zuidelijke dwarsarm, bestaande uit aan beide zijden ter dikte van 5 cm met cementspecie beraapt steengaas dat bevestigd is tegen stalen staven, die op hun beurt gekramd zijn tegen het kapspant daar ter plaatse. Voorts zijn de leidingen van de (vernieuwde) sprinklerinstallatie zichtbaar. Foto 1987, G.J. Dukker, RDMZ.
4 Haarlem, stadhuis. Zoldervloer boven de Gravenzaal, in 1940 bedekt met met het brandwerende materiaal ‘Fire Brake’ afgewerkt met portlandcement. Op de achtergrond een met een schuifluik afsluitbare hijsopening. Tegen de muren opstaande randen: het eventuele bluswater kon afvloeien door met een tegel afgedekte openingen in de vloer. De gaten in de zijmuren zijn later ingehakt voor het onderzoek naar de toestand van de balkkoppen. Foto 1956, G.Th. Delemarre, RDMZ.
Als bekledingmateriaal werden asbestplaten en mevriet- of heraklithplaten gebruikt, afgepleisterd met cementspecie. In torens werden wel betonvloeren aangebracht als brandscherm. Voor een goede bereikbaarheid moesten soms ijzeren brandladders of klimijzers tegen gevels worden aangebracht. Dakgoten werden afgedekt met drainata-tegels of een zand- of grindbed afgedekt door een specielaagje of losse betonplaten, terwijl de voet van het dak werd bekleed met eternit of nobranda-platen; hiervoor waren ontwerpen gemaakt door de adjunct-inspecteur en de Rijksgebouwendienst. De brandbestrijdingsmaatregelen werden echter lang niet altijd compleet getroffen. Zo had de Hervormde kerk van Vianen geen brandkraanaansluitingen in de toren en in de kerkkappen, zodat een brand vanaf de straat bestreden moest worden. De St.-Lebuïnuskerk in Deventer had in de kap alleen een brandkraanaansluiting op korte afstand van de toren. In de O.L.V.- toren in Amersfoort waren alleen snelblusapparaten aanwezig. De beperkt te beveiligen gebouwen waren of werden soms ook van een bluswaterleiding voorzien, maar dan aangesloten op de gemeentelijke waterleiding en zonder sprinklers. Verder kwamen in aanmerking emmerspuiten, handblusapparaten, zandzakken, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Breda, Grote kerk. Bescherming van het grafmonument van Engelbert II van Nassau door middel van zandzakken tegen een ijzeren frame bekleed met 3 mm dikke staalplaten, mei 1940. Anonieme foto, archief RDMZ.
brandwerende zoldervloeren en wanden. Waardevolle interieur- of exterieuronderdelen werden beschermd door ommanteling met hout en zandzakken, brandvrij materiaal met een cementbepleistering, baksteen en/of beton; voor de afdekking werden ook ijzeren platen op een houten of ijzeren frame toegepast (afb. 5, 6). Voor de Grote kerk van Breda, die in restauratie was, werden de plannen hiertoe het eerst uitgewerkt om een basis te krijgen bij de kostenberekeningGa naar eind11.; het betrof daar liefst zes grafmonumenten, twee muurschilderingen, orgelluiken en koorbanken. Voor bescherming aan de buitenzijde van gebouwen waren zandzakken wegens hun vergankelijkheid niet geschikt; de adjunct-inspecteur ontwierp daarom zandwallen van hout en van beton, ingedeeld in compartimenten die afzondelijk gevuld konden worden met zand (afb. 7). Het hout kon beschermd worden tegen vuur door bekleding met brandwerende platen of met een bakstenen muurtje.
6 Amsterdam, Nieuwe kerk. Het beschermde grafmonument van Michiel de Ruyter, oktober 1940. Anonieme foto, archief RDMZ.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7 De Waag in Deventer met de bekisting met zandvulling rondom het bordes, begin 1940. Anonieme foto, archief RDMZ.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De uitvoering van de werkzaamhedenDe beroemde Goudse glazen en de glazen uit enkele vensters van de Nieuwe kerk in Delft, de Domkerk in Utrecht en de Grote kerken van Den Haag en Breda werden uitgenomen en veilig opgeborgen. De minister van Defensie keurde een regeling goed, dat ongeveer 200 orgels, 30 carillons en 330 luidklokken niet door de Nederlandse militaire overheid zouden worden gevorderd. Begin januari 1940 waren voor ongeveer de helft van de 108 monumenten opdrachten verstrekt voor uit te voeren beschermingsmaatregelen en daartoe kredieten verleend tot een bedrag van ruim f 386.000.-. De strenge winter vertraagde echter de uitvoering. De I.K. bestelde rechtstreeks bij de Kromhout Motorenfabriek in Amsterdam 23 pompaggregaten (d.w.z. Kromhout-Hercules benzinemotoren verbonden met een zelf-aanzuigende Stork-centrifugaalpomp), bestemd voor verschillende kerken en andere gebouwenGa naar eind12.. Tot 15 februari werd nog eens voor ruim f 6.000.- opdrachten verleend. Op 29 februari diende Kalf een nieuwe begroting in voor de besteding van de f 2.000.000.-; hierbij creëerde hij een reserve van f 60.000.- en verhoogde hij de posten voor de bomvrije bergplaatsen en voor de uitrusting van het personeel ten koste van de beveiliging van de musea, terwijl de vier posten voor de monumenten in totaal gelijk bleven maar werden herverdeeld ten gunste van de brandbeveiliging van de 108 monumenten. In maart 1940 verscheen het Eerste voorloopig verslag betreffende den stand der werkzaamheden van de Kunstbescherming tegen oorlogsgevarenGa naar eind13.. Van de 40 uitgebreid te beveiligen gebouwen waren er toen 2 gereed, 18 in uitvoering, 15 in verschillende fasen van voorbereiding, over 4 was nog niet beslist, terwijl van ingrijpende beschermingsmaatregelen voor de St.-Martinuskerk van Weert was afgezien wegens zijn gevaarlijke ligging bij de Peellinie. Van de andere 68 gebouwen waren er 8 gereed, 19 in uitvoering, 26 in verschillende fasen van voorbereiding, over 12 was nog niet beslist en van 3 was afgezien van beschermingsmaatregelen. Tussen 15 februari en 4 april werden opdrachten verleend voor ruim f 143.000.-. Naast de bovengenoemde maatregelen werden ook initiatieven genomen tot het opmeten van waardevolle monumenten en ensembles, om in geval van oorlogsschade over de nodige gegevens voor restauratie te kunnen beschikken. Om werkeloze architecten aan werk te helpen riep de Bond van Nederlandsche Architecten daartoe in 1939 een commissie in het levenGa naar eind14.. In datzelfde jaar trad Kalf in overleg met prof.ir. W. Schermerhorn van de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat in Delft over de toepassing van de fotogrammetrie hierbij. Een proefobject werd de Hooglandse kerk in Leiden in verband met de op stapel staande geïllustreerde beschrijvingGa naar eind15.; de tekeningen kwamen in maart 1942 gereed en voldeden volkomen aan de verwachtingen. Al in oktober 1939 ontwikkelde Kalf plannen om tot een affiche te komen om onder Nederlandse militairen belangstelling te wekken en eerbied te kweken voor onze mooie oude gebouwen en andere kunstwerken waarmee zij te maken zouden kunnen krijgen door legering of tewerkstelling. Vijf kunstenaars | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werden uitgenodigd, waarna aan een van hen, Eppo Doeve, werd gevraagd een van zijn ontwerpen nader om te werken; de tekst erop moest luiden: Soldaten helpt! Behoed de kunst voor roof en brand: Het is de schat van 't land. In februari was Doeve gereed; Kalf trachtte tevergeefs de militaire autoriteiten te benaderen en verzocht tenslotte op 7 mei generaal Winkelman schriftelijk het affiche te mogen laten aanbrengen in kazernes en andere gebouwen waarin geregeld militairen verblijven. Na de Duitse inval had het drukken en verspreiden van de affiches echter geen zin meer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De nood aan de manOp 10 mei vielen de Duitse troepen Nederland binnen. De reeds verstrekte kennisgevingen voor de beveiligde monumenten, ondertekend door de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, werden door de eigenaren aangebracht. Via de radio werd alle architecten die bij de kunstbescherming waren betrokken opgedragen de beveiligingswerkzaamheden met kracht voort te zetten en de 41 gemeenten gemaand bewakingspersoneel aan te stellen. Na de bezetting had de indeling van het land in verschillende gevarenklassen zijn betekenis geheel verloren. De Duitse autoriteiten stonden Kalf toe de hoeveelheid te beschermen klokkenmetaal te verhogen van 15 tot 25%; Van der Eist breidde toen in de eerste plaats het aantal te beschermen carillons uit. Om vordering voor Duits civiel of militair gebruik ervan te voorkomen deed Kalf in juli 1941 een poging de bescherming te doen uitgaan van het Duitse bewind en die uit te breiden tot 194 monumenten, archieven en bibliotheken en de 261 verzamelingen vermeld in de Museumgids. De Secretaris-Generaal richtte een dergelijk verzoek aan dr F. Plutzar, hoofd van de Hauptabteilung Wissenschaft, Volksbildung und Kulturpflege van het Generalkommissariat für Verwaltung und Justiz dat onder Seyss-Inquart ressorteerde. De Wehrmachtsbefehlhaber in den Niederlanden, generaal F.C. Christiansen liet op 26 september echter weten dat eigenmachtig kwartiermaken verboden was en dat verdere maatregelen onnodig waren. Plutzar bleek wel bereid zijn medewerking te verlenen om in bijzondere gevallen ten aanzien van waardevolle gebouwen vrijstelling van inkwartiering te verkrijgen. De St.-Martinuskerk van Weert, waarvan de toren op 14 november 1940 door een storm van zijn spits was beroofd, werd in 1941 alsnog van een brandbeveiligingsinstallatie met sprinklers voorzien. In september 1941 was het krediet van september 1939 vrijwel uitgeput of al toegewezen; in december kwam een extra krediet van f 300.000.- voor het dienstjaar 1941 beschikbaar. Voor 1943 werd f 100.000.- verleend en voor 1944 f 300.000.-; daarnaast kwamen de jaarlijks terugkerende bedragen voor de organisatie zelf. In oktober 1942 begon de bezetter met het vorderen van kerkklokkenGa naar eind16.. De vordering van orgelpijpen bleef gelukkig beperkt tot de voorraden van een aantal orgelmakers. Na de fotogrammetrische opmeting van de Hooglandse Kerk in Leiden viel als volgende object de keus op de overblijfselen van de St.-Laurenskerk in Rotterdam ten behoeve van het opmaken van een restauratieplan. Daarna kwamen een aantal objecten in de gevaarlijke kustgebieden aan de orde, die nog niet direct in tekening behoefden te worden gebracht: de Grote kerk in Schiedam, de Nieuwe kerk en de Jacobskerk in Den Haag, de Hervormde kerk in Beverwijk, de Waag in Alkmaar, de St.-Bavo en de Nieuwe kerk in Haarlem, de gevels van een gedeelte van de Oude Delft (tussen Schoolstraat en Bagijnhof) en de Markt in Delft, de stadhuizen van Delft en Den Haag en de Oosterkerk in Hoorn. Copieën van de fotogrammetrische opnamen en de inmetingen van de paspunten werden apart van de originelen veilig opgeborgenGa naar eind17.. De gemeenten Haarlem en Amsterdam namen het opmeten van gemeente-eigendommen ter hand en Enkhuizen, Leiden en Schiedam maakten soortgelijke plannen. Vanwege het Departement van O.W. & K. werd in het voorjaar van 1943 de Westerkerk in Amsterdam opgemeten. In juni 1943 maakte de N.O.B. de opmeting van gevels en straatwanden opnieuw aanhangig. Voor de dagelijkse leiding werd gedacht aan ir J. de Bruin, architect van de Rijksgebouwendienst en architect J.M. van Hardeveld te Amsterdam onder oppertoezicht van de directeur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg. Kalf ondersteunde het project bij het Departement, dat een voorlopig krediet van f 15.000.- verleende ter besteding door de directeur van het RijksbureauGa naar eind18.. In mei 1943 werd G.M. Sturm, gepensioneerd bouwkundige van de Rijksgebouwendienst, als 2de Adjunct-Inspecteur aangesteld. Tot juli 1944 inspecteerde hij de getroffen beschermingsmaatregelen bij 63 van de 108 monumenten en een aantal musea en rapporteerde daarover aan Kalf. Voor de Hooglandse Kerk in Leiden waren de plannen in november 1943 nog in voorbereiding. In de Oldehove in Leeuwarden werden geen voorzieningen getroffen, omdat de toren bij het Duitse leger in gebruik was; ook aan de geheel ontruimde Waag in Leeuwarden was afgezien van maatregelen. Voor de in 1940 grotendeels uitgebrande Abdij in Middelburg, waarvan de Balanspoort en het voormalige vicarishuis in restauratie waren, bestelde de Inspectie Kunstbescherming in oktober | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8 Middelburg, Kunstbeschermingsbrandweerploeg van de Abdij, op het Abdijplein gefotografeerd door het hoofd, ir. H. de Lussanet de la Sablonière.
1943 een tweewielige motorbrandspuit, die begin maart 1944 eindelijk kon worden afgeleverd. In 1944 werden nog brandblusinstallaties aangelegd in de torens van de Nieuwe kerk en de Bakenesserkerk in Haarlem. De meeste gebrandschilderde ramen van de Oude Kerk in Amsterdam werden eind 1943-begin 1944 gedemonteerd en opgeborgen en de laatste twee zelfs nog in januari-februari 1945. Voor de bediening van de brandblusinstallaties was permanente bewaking nodig. Het verkrijgen van het benodigde personeel voor de kunstbeschermingsdiensten was echter een probleem. In september 1940 riep Kalf de hulp in van de commandant van de Opbouwdienst, die bereid was manschappen te leveren in gemeenten waar een detachement aanwezig was; de kosten daarvan konden voorlopig door de Inspectie Kunstbescherming gedragen worden. De Duitse autoriteiten trokken in oktober hun aanvankelijk hiervoor verleende toestemming echter in. In februari 1941 kregen de betreffende gemeentebesturen toestemming personeel in dienst te nemen en te bezoldigen; de kosten hiervoor zouden door het Departement van Binnenlandse Zaken vergoed worden. De kunstbeschermingsdiensten (afb. 8) ressorteerden onder de Luchtbescherming, maar in maart 1944 werden de manschappen bij de brandweer gevoegd en onder de Brandweercommandanten geplaatst. De tweehoofdige leiding gaf uiteraard aanleiding tot problemen, die werden versterkt doordat er soms naast bezoldigde manschappen ook vrijwilligers werkzaam waren. Soms was er alleen 's avonds en 's nachts bewaking, of alleen bij luchtalarm. De Duitse autoriteiten verzochten de Inspecteur Kunstbescherming twee keer om een opgave van de leden van de plaatselijke kunstbeschermingsdiensten; beide keren heeft Kalf de boot afgehouden. Toen men in het voorjaar van 1944 rekening ging houden met de evacuatie van gehele steden, kwam men tot het inzicht, dat in zo'n geval de kunstbeschermingsploegen op hun standplaatsen zouden moeten blijven. Bij de evacuatie van Zaltbommel 6 september 1944 werd die ploeg echter eveneens gedwongen de stad te verlaten. Door de bemoeiingen van Plutzar kon hij tenslotte terugkeren. Na de evacuatie van Rhenen op 22 oktober mocht echter geen enkele burger in de stad blijven. Ook door de Arbeitseinsatz werden soms manschappen en zelfs hoofden dagenlang aan hun taak onttrokken. In Vianen werd op 11 juli 1944 op last van de Befehlshaber der Ordnungspolizei de Luchtbeschermingsdienst ingekrompen tot zes man en de Kunstbeschermingsdienst opgeheven - wat haaks stond op de invoeging van de kunstbeschermingsdienst bij de brandweer vier maanden tevoren - en het vrijkomende personeel bestemd voor de arbeidsinzet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het bevrijde zuidelijke gedeelte van het land werd dr W.J.A. Visser, tot 1942 directeur van het Van Abbe Museum in Eindhoven, op 6 november 1944 door de Chef Militair Gezag aangesteld als adviseur voor de Nederlandse monumenten en kunstschatten; op 6 januari 1945 werd hij door de Minister van O.K.& W. benoemd tot waarnemend Inspecteur van de Kunstbescherming in het bevrijde deel van het land. Ook de geallieerden hadden een S.H.A.E.F. official list of protected monuments (van Engelse origine) en een lijst van Cultural institutions, opgesteld door de American Commission for the protection en salvage of artistic and historic monuments in war aereas, gedateerd 13 mei 1944Ga naar eind19.. Eerstgenoemde lijst omvatte ca 220 monumenten, ca 70 (andere) musea, archieven en bibliotheken, 1 ensemble en 4 andere objecten; op 7 maart 1945 werd de lijst aangevuld met nog 21 monumenten, 1 ensemble en 1 museum. Laatstgenoemde lijst was nog uitgebreider en omvatte ook moderne architectuur, musea, archieven en bibliotheken, met de vermelding van functionarissen; ook deze lijst werd naderhand nog aangevuld. De erin genoemde monumenten waren in principe gevrijwaard voor gebruik door gealliëerde militaire instanties. Tenslotte was er nog een door de Nederlandse autoriteiten opgestelde lijst van ruim 150 kastelen, die blijkens een order van S.H.A.E.F. van 20 februari 1945 slechts onder voorwaarden voor militaire doeleinden mochten worden gebruikt. Geen van deze lijsten gaat terug op de 108-lijst van Kalf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het nuttig effect van de getroffen maatregelenToen de Duitsers Nederland overvielen waren de beschermende maatregelen nog maar ten dele getroffen. Bij het bombardement van Rotterdam op 14 mei ging de St.-Laurenskerk in vlammen op, op de dag dat begonnen zou worden met de werkzaamheden voor het ommantelen van drie grafmonumenten en andere belangrijke interieuronderdelen. Het carillon bleef echter behouden dank zij de betonnen vloer in de torenGa naar eind20.. De Delftse Poort die juist op een nieuwe locatie in herbouw was, werd zwaar beschadigdGa naar eind21. en het voormalige Schielandshuis licht. De Cunerakerk in Rhenen liep vrij geringe schade op. Bij het bombardement op Middelburg op 17 mei ontstond brand, die door een stevige noordenwind werd aangewakkerd. Het blussingswerk werd belemmerd door de verlaagde waterleidingdruk en de lage waterstand van het open waterGa naar eind22., terwijl de op het Abdijplein geslagen bronnen nog niet konden worden benut. De verwoestingen waren enorm; daarbij brandden het stadhuis, de Nieuwe kerk en de Koorkerk geheel uit. Ook de Abdijgebouwen werden grotendeels in de as gelegd; de brandweer wist er enkele te reddenGa naar eind23.. Met de beschermingswerkzaamheden aan het stadhuis was men net begonnen; de zolders, waaruit de archieven waren verwijderd en overgebracht naar een afgeschoten deel van de Vleeshal, waren inderhaast afgedekt met onbrandbare materialen, maar die waren tegen de vuurzee niet bestand. De bouwkundige werkzaamheden aan de Koorkerk waren vrijwel voltooid en de aanleg van een sprinklerinstallatie was juist gegund. Het grafmonument van Johan en Cornelis Evertsen in de Nieuwe kerk werd van het puin ontdaan en alsnog van een beschermende ommanteling voorzien. Op 16 april 1943 viel bij een luchtbombardement een fosforbom op het dak van de oude St.-Bavokerk in Haarlem. De dienstdoende wachter, gewaarschuwd door voorbijgaande Duitse soldaten, bluste de bom met zand en, nadat de pompinstallatie in werking was gesteld, werd de fosfor voortdurend nat gehouden tot de volgende dag de fosforresten konden worden verwijderd. Bij het beruchte bombardement van Nijmegen op 22 februari 1944 werd de toren van de St.-Stevenskerk getroffen waarbij ook het westelijke gedeelte van de kerk zwaar werd beschadigd; de kunstbeschermingsploeg hielp bij het redden van slachtoffers uit getroffen panden aan de Grote Markt, bluste een beginnende brand in het puin van de kerk en wist de ontstane branden aan de zuidwestzijde van de kerk samen met de gemeentelijke brandweer beperkt te houden. De gemeentelijke brandweer voorkwam dat het stadhuis een prooi der vlammen werd. Bij de oorlogshandelingen in 1944 en 1945 konden bewakingsploegen uiteraard niet altijd op hun post blijven. De strijd in Arnhem om de Rijnbrug (17-20 september) speelde zich dicht bij de Grote kerk af. Toren en kerk, begeerd als waarnemingspost, kwamen onder artillerievuur te liggen. Twee keer konden de mannen van de kunstbeschermingsdienst, die witte vlaggen gebruikten, een begin van brand in het kerkdak blussen. De Duitsers richtten in het zuidportaal een mitrailleurpost in en wezen een verzoek van de brandweercommandant om de sprinklerinstallatie in werking te mogen stellen af. Toen, op de avond van de derde dag, werd de strijd te hevig en moest de ploeg zich terugtrekken terwijl de torenspits al in brand stond; de kerk brandde geheel uitGa naar eind24.. De ommanteling van het graf van Karel van Gelder (afb. 9) bewees wel zijn nut, zo niet tegen vallende stenen (want het gewelf erboven bleef intact), dan toch tegen roof. Nijmegen werd in september opnieuw getroffen, en ook nu was de Kunstbeschermingsdienst actief bij het blussingswerk betrokken. Het stadhuis, dat in februari gespaard was gebleven, ging op 20/21 september | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9 Arnhem, Grote of St.-Eusebiuskerk. Het grafmonument van Karel van Gelder, in 1940 beschermd en van een betonbekleding voorzien. Anefo-foto 1945, archief RDMZ.
in vlammen op; de getroffen brandbeveiligingsmaatregelen voor de schepenbanken konden het vuur niet keren. Bij de beschieting van Venlo ontstond op 5 november brand in de stad, die door een stormachtige wind werd aangewakkerd; een geweldige vonkenregen vloog over de stad. De spits van de toren van de St.- Martinuskerk, die door de Duitsers als observatiepost werd gebruikt, raakte in brand en vervolgens ook het kerkdak. De sleutel van de kerk - die wel van stijgleidingen en brandkranen in de kappen, maar niet van een sprinklerinstallatie was voorzien - was onvindbaar, zodat de toch al overbelaste brandweer de brand niet kon aanpakken en de kerk uitbranddeGa naar eind25.. Ook de ploeg van de Kunstbeschermingsdienst, die slechts uit vier man bestond en al dagen in de weer was geweest, stond machteloos. De inventaris liep zware schade op door neerstortend puin. Het Romerhuis werd zwaar beschadigd, het achterhuis door een voltreffer geheel verwoest. Bij het bombardement op Leiden van 11 december, gericht op het vervoer van V-2's, werden ook het Museum voor Volkenkunde en het Natuurwetenschappelijk Museum getroffen. De bekistingen, volgens Janzen's ontwerp aangebracht voor de keldervensters bleken aan hun doel te beantwoorden. Deventer werd gebombardeerd op 6 februari, waarbij delen van de Polstraat en de Rijkmanstraat werden verwoest. Een bom explodeerde op enkele meters afstand van de noordwestelijke zijgevel van de Waag en richtte veel schade aan (afb. 10). Het bordes bleef echter gespaard dankzij de aangebrachte ommanteling, een dubbele schutting met ca 80 cm zandvulling; de buitenste schutting werd door bomscherven doorzeefd. De kap werd door een granaat getroffen, maar de in 1940 aangebrachte naadloze brandvloer beschermde het interieur tegen ernstige lekkage. De stad Groningen, waarom van vrijdagavond 13 tot en met maandag 16 april 1945 werd gestreden, liep zware schade op. De Duiters staken op 14 april twee huizenblokken bij het Goudkantoor in brand. Leden van de Kunstbeschermingsdienst hielpen met het in veiligheid brengen van de inventaris. Beide huizenblokken gingen verloren, maar de brandweer wist het Goudkantoor te redden. De Duitsers hadden een zend- en ontvangststation gevestigd bovenin de bovenste vierkante geleding van de Martinitoren, die sedert 1936 in restauratie was en in de (houten) steigers stond. Om de apparatuur onklaar te maken lag 12 kg springstof gereed; ook was er een motor voor de opwekking van electriciteit en een vat met 2001 benzine. De hoofdopzichter wist de Duitsers te bewe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen het benzinevat omlaag te takelen (op 13 april) en de springstof niet te gebruiken. Op zondagmiddag namen de Duitsers het kostersgezin en de enige op dat moment aanwezige wachter van de Kunstbeschermingsdienst gevangen op verdenking van terrorisme; gelukkig bleef hun leven gespaard. De Duitsers bezetten de kerk en bleven op de oprukkende Canadezen vuren vanaf de toren en op de grond. Omstreeks middernacht ging de Hoofdwacht (Dinghuis) aan de voet van de toren in vlammen op; een ploeg van de Asser brandweer, die de Groningse brandweer was komen versterken, wist te voorkomen dat de steiger vlam vatte. Dat zij daarbij hun leven riskeerden, hoeft geen betoog. De toren bleef behouden, maar liep wel schade op door beschieting door de Canadezen. De huizenblokken aan de west- en zuidzijde van de toren werden in de as gelegdGa naar eind26.. Talrijke andere beschermde monumenten liepen eveneens schade op bij bombardementen of beschietingen, zoals de Cunerakerk en -toren in Rhenen. In Zutphen bliezen de Duitsers vlak voor hun aftocht de traptoren van de Walburgtoren op. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De afloopKort na de oorlog uitgesproken verwijten, dat minder kunstwerken verloren zouden zijn gegaan of minder gevaren zouden hebben opgelopen als zijn rapport eerder was verschenen, griefden Kalf. Wanneer het rapport zelfs maar een jaar eerder was verschenen zou het zijns inziens ad acta zijn gelegd; juist omdat het op het ‘moment psychologique’ verscheen had het zijn uitwerking niet gemist. Nog in mei 1945 werd het personeel van de plaatselijke Kunstbeschermingsdiensten ontslagen, buiten medeweten van Kalf. De Minister van O.K.& W. besloot per 1 juli de tot dan toe in het zuiden des lands werkzame tijdelijke Rijkscommissie voor de Monumentenzorg op te heffen, de waarnemende Inspecteur Kunstbescherming dr W.J.A. Visser te benoemen tot Inspecteur Kunstbescherming, de titels van dr J. Kalf en J.W. Janzen te wijzigen in Rijksinspecteur en Adjunct-Rijksinspecteur voor de Kunstbescherming en dr E.H. ter Kuile, conservator bij het RbMz te detacheren bij de Inspectie Kunstbescherming. Het was uiteraard de bedoeling, dat de Inspectie Kunstbescherming zijn werkzaamheden binnen afzienbare tijd zou afronden. De in veiligheid gebrachte gebrandschilderde ramen werden herplaatst en de ommantelingen van in- en exterieuronderdelen werden afgebroken. De ommantelingen van de grafmonumenten in de Grote kerken van Arnhem en Nijmegen en de Nieuwe kerk in Middelburg bleven voorlopig nog gehandhaafd in verband met de restauratiewerkzaamheden. In Zutphen bleken het doopvont en de ijzeren kaarsenkroon oxydatieschade te hebben opgelopen ten gevolge van de inmetseling. De opgeslagen en in Duitsland teruggevonden klokken werden zo nodig hersteld en herplaatst en de bij de verwijdering toegebrachte schade aan de torens hersteld. Het aantal getroffen monumenten waaraan noodvoorzieningen nodig waren, bleek groter dan aanvankelijk werd gedacht. Uiteraard bleven de in verschillende monumenten aangebrachte brandblusinstallaties gehandhaafd. De Minister van Binnenlandse Zaken liet de desbetreffende burgemeesters weten het wenselijk te vinden, dat het onderhoud van en toezicht op deze installaties (die Rijkseigendom waren) zou overgaan naar de de plaatselijke brandweer. De kosten daarvan zouden ten laste van de Inspectie Kunstbescherming komen. De burgemeesters werd om hun instemming gevraagd en om een opgave van de kosten van het eventueel weer in gereedheid brengen en van de jaarlijkse kosten voor het regelmatig beproeven en en bedrijfsklaar houden van de installaties. Op 1 oktober 1946 werd de Inspectie Kunstbescherming opgeheven en dr J. Kalf eervol ontslag verleend. De directeur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg werd belast met de afwikkeling van de nog lopende zaken. Kalf had aanvankelijk het voornemen een uitgebreide eindrapportage te schrijven maar kwam daarvan terug. Ook de nieuwe Rijkscommissie voor de bescherming van monumenten tegen oorlogsgevaar vond een uitvoerig verslag niet gewenst, omdat het een eventuele volgende bezetter wel erg gemakkelijk zou maken personen en kunstschatten te traceren. Wel werd een kort overzicht van de werkzaamheden van de Inspectie Kunstbescherming gewenst geacht. Aanvankelijk werd dit aan de directeur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg gevraagd, maar in februari 1947 door de minister aan Kalf zelf. Deze antwoordde, dat van de werkzaamheden ten aanzien van de monumenten reeds een overzicht was gegeven in zijn eerste voorlopige verslag van maart 1940 en dat over de roerende kunstwerken reeds voldoende was geschreven door Baard en Van der HeideGa naar eind27.. Liever had hij verworven kennis dienstbaar gemaakt als adviseur van de zojuist genoemde nieuwe Rijkscommissie; het had hem gegriefd, dat hij daarvoor was gepasseerd. Kalf was inmiddels 73 jaar oud en had een geweldige staat van dienst; het overgeven van de fakkel viel hem, zoals zovelen, kennelijk zwaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10 Bomschade aan de voet van de hoektoren van de Waag in Deventer, 1945. Links is nog juist een gedeelte te zien van de belcisting rondom het bordes. Foto A. Hakeboom, Deventer.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NotenBehalve aan de vermelde litteratuur zijn de gegevens voor dit artikel ontleend aan het archief van de Inspectie Kunstbescherming, het archief-Kalf en de Vertrouwelijke Mededelingen van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, die alle bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg berusten. Talrijke nuttige verwijzingen dank ik aan drs H.M.A.P. van Laanen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage
|
Alkmaar | Grote of St.-Laurenskerk |
Amersfoort | Koppelpoort |
O.L. Vrouwetoren | |
Amsterdam | Muiderpoort |
Koninklijk Paleis* | |
Nieuwe Kerk | |
Westerkerk | |
Nieuwe Lutherse Kerk | |
R.K. Vondelkerk | |
Portugese Synagoge* | |
Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29* | |
Apeldoorn | Paleis Het Loo* |
Arnhem | Grote of St.-Eusebiuskerk |
Bergen op Zoom | Gevangenpoort |
Raadhuis | |
Breda | Grote Kerk* |
Brielle | Grote Kerk |
Culemborg | Raadhuis |
Delft | Nieuwe Kerk* |
kern van het Prinsenhof* | |
Gemeenlandshuis van | |
Delfland, Oude Delft 167 | |
Deventer | Waag |
Grote of St.-Lebuïnuskerk* | |
huis ‘In de drie Haringen’, | |
Brink 55 | |
Dordrecht | Groothoofdspoort |
Grote of O.L. Vrouwekerk* | |
Gouda | Raadhuis |
Waag | |
St.-Janskerk* | |
's-Gravenhage | Binnenhof* |
Raadhuis | |
Nieuwe Kerk* | |
kern Huis ten Bosch* | |
Paleis Noordeinde | |
Mauritshuis* | |
Koninklijke Bibliotheek, | |
Lange Voorhout 36 | |
Groningen | voorm. Goudkantoor |
Martinikerk | |
Noorderkerk | |
Haarlem | Amsterdamse Poort |
Raadhuis | |
Vleeshal | |
Grote of St.-Bavokerk* | |
toren Bakenesserkerk | |
Nieuwe Kerk | |
R.K. St.-Bavokerk | |
Harderwijk | Grote Kerk |
Hattem | Grote Kerk |
's-Hertogenbosch | Raadhuis |
St.-Janskathedraal* | |
Kerkrade | voorm. Abdijkerk Rolduc* |
Leeuwarden | Kanselarij |
Waag | |
Toren Oldehove | |
Leiden | Zijlpoort |
Gravensteen | |
St.-Pieterskerk | |
Hooglandse Kerk | |
Marekerk | |
Groot-Auditorium Academie | |
Maastricht | Dinghuis |
Raadhuis* | |
O.L. Vrouwekerk* | |
St.-Servaaskerk* | |
St.-Janskerk | |
Middelburg | Raadhuis met Vleeshal |
Abdijgebouwen | |
Koorkerk | |
Oostkerk* | |
Naarden | Raadhuis |
Grote Kerk | |
Nijmegen | Raadhuis |
Waag | |
Grote of St.-Stevenskerk | |
Kapel op het Valkhof | |
Latijnse School | |
Oldenzaal | St.-Plechelmuskerk |
Rhenen | St.-Cunerakerk |
Roermond | Munsterkerk* |
Rotterdam | Delftse Poort |
voorm. Gemeenlandshuis | |
van Schieland | |
Grote of St.-Laurenskerk | |
Utrecht | Domkerk* |
Domtoren* | |
Pieterskerk* | |
Klaaskerk | |
Veere | Raadhuis* |
Grote Kerk | |
de Schotse huizen: | |
‘het Lammetje’, Kade 25 en | |
‘de Struys’, Kade 27 | |
Venlo | St.-Martinuskerk |
R.K. Burgerlijke Godshuizen, | |
Grote Kerkstraat 31 | |
huis Schreurs, | |
Grote Kerkstraat 19-21 | |
Romerhuis, Jodenstraat 30-32 | |
(thans Kwartelenmarkt 1/Wijngaardstraat 2) | |
Vianen | Grote Kerk |
Weert | St.-Martinuskerk |
Weesp | Raadhuis* |
Grote Kerk | |
Willemstad | Raadhuis |
Hervormde Kerk | |
Woerden | voorm. Raadhuis |
Zaltbommel | Grote of St.-Maartenskerk |
huis Maarten van Rossum | |
Zutphen | St.- Walburgskerk* |
Broederenkerk | |
Zwolle | Sassenpoort* |
Grote Kerk |
- eind1.
- Voor de wederwaardigheden van de museumcollecties wordt verwezen naar H.P. Baard, Kunst in schuilkelders; de Odyssee der nationale kunstschatten gedurende de oorlogsjaren 1939-1945, 's-Gravenhage 1946 en naar de bijdrage van Miranda Maring in dit Jaarboek.
- eind2.
- P. Clemen e.a., Kunstschutz im Kriege, Leipzig 1919 en bespreking van dit boek door J.C. Overvoorde in Bulletin N.O.B. 1919, p. 207-213. Zie ook J.C. Overvoorde in Bulletin N.O.B. 1920, p. 165-166.
- eind3.
- Gepubliceerd in Bulletin N.O.B. 1919, p. 9-14.
- eind4.
- Bulletin N.O.B. 1919, p. 181-184, 1920, p. 154-155, 167-169.
- eind5.
- Namelijk resp. de Griffie van het Internationaal Gerechtshof, het Institut International de Coöpération Intellectuelle en de Pan-American Union.
- eind6.
- Staatsblad no 386, Koninklijk Besluit van 22 september 1936.
- eind7.
- Op Kalf's verzoek had de Nederlandse Klokken- en Orgelraad al op 3 juni 1937 een lijst aangeboden van orgels die ‘uit het oogpunt van monumentaliteit en stijlvolheid onvervangbaar’ werden geacht, waarna de orgelsectie van de NKO voortging met een completering van die lijst. De NKO was op 12 januari 1917 opgericht als subcommissie van de Nederlandse Oudheidkundige Bond. Bij Koninklijk Besluit van 9 november 1917 werd de raad een zelfstandige vereniging die de overheid, en in later stadium ook de Vereniging van Kerkvoogdijen van de Nederlandse Hervormde Kerk van advies diende op het terrein van de klokken en orgels. Na de oorlog werd voor de orgels een Rijkscommissie van Advies voor Kerkorgels ingesteld bij beschikking van de minister van O.K.& W. van 29 september 1946 (vr. meded. O. Wiersma, die de gegevens grotendeels ontleende aan het dossier ‘Bescherming Orgels 1937-1945’ van de Inspectie Kunstbescherming in het archief van de RDMZ).
- eind8.
- Vanaf 1942 werd Kalf wèl bezoldigd voor zijn werkzaamheden in deze functie.
- eind9.
- Staatsblad no 388, Koninklijk Besluit van 2 oktober 1939.
- eind10.
- Cultuurbescherming in buitengewone omstandigheden, uitgave ministerie van W.V.C., september 1991, p. 15.
- eind11.
- S.B. Modderman, ‘De bescherming van onze monumenten tegen luchtgevaar’, De Gids (mei) 1940, p. 188-206, m.n. 200.
- eind12.
- Een dergelijk pompaggregaat staat nog steeds in de pompkelder van de Domtoren te Utrecht (vr. meded. A. van der Linden, RDMZ).
- eind13.
- In: Mededeelingen van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 7e jrg. no.1 1940.
- eind14.
- Bouwkundig Weekblad 1940, p. 238, 277-278, 391-395.
- eind15.
- E.H. ter Kuile, Leiden en Westelijk Rijnland = De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst, 's-Gravenhage 1944.
- eind16.
- Zie hiervoor: J.I. Lambert-Avis, Wie met klokken schiet, wint de oorlog niet. De klokkenvordering tijdens de Tweede Wereldoorlog, Asten 1992, en dez., ‘De klokkenvordering tijdens de Tweede Wereldoorlog’, De Hoeksteen, tijdschrift voor vaderlandse kerkgeschiedenis 1992, p. 83-96.
- eind17.
- B. Scherpbier, ‘Toepassing van Stereofotogrammetrie bij het in teekening brengen van gebouwen door den meetkundigen Dienst van den Rijkswaterstaat’, De Ingenieur 1946, p. B.119-122.
- eind18.
- E.O.M, van Nispen tot Sevenaer, ‘Inventarisatie van Nederland's stedeschoon’ Bulletin K.N.O.B. 1949, p. 7-12. In het archief van de RDMZ bevinden zich dergelijke opmetingstekeningen van Alkmaar, Breda, Dokkum, Edam, Elburg, Enkhuizen, 's-Gravenhage, Heusden, Hoorn, Medemblik, Naarden, Oirschot, Oudewater, Thorn, Vianen, Woudrichem, Zaandam en Zutphen.
- eind19.
- Deze lijst was een onderdeel van het Civil Affairs Handbook, The Netherlands, section 17: Cultural institutions.
- eind20.
- Lambert-Avis, Wie met klokken schiet... (noot 16), p. 35. Deze vloer was echter niet door de Inspectie Kunstbescherming aangebracht, maar in het kader van de in 1936 begonnen, niet door het Rijk gesubsidiëerde torenrestauratie.
- eind21.
- J. Verheul Dzn, ‘De verdwenen Delftsche Poort te Rotterdam’, Historia 1948, p. 95-96.
- eind22.
- K. Bosma (red.), Architectuur en stedebouw in oorlogstijd; de wederopbouw van Middelburg 1940-1948, Rotterdam 1988, p. 11.
- eind23.
- H. de Lussanet de la Sablonière, Restauratie aan het Abdijcomplex te Middelburg 1940-1971, 's-Gravenhage 1980, p. 15. Of het juist is, wat het hoofd van de Rijksgebouwendienst op 1-5-1942 aan de secretaris van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg schreef: Evenals het Rijksarchief is, dankzij een tijdig brandvrij maken van den zoldervloer, het voormalige notarishuis (...) geheel gespaard gebleven, kan worden betwijfeld.
- eind24.
- Zie ook: H.P.R. Rosenberg in De Grote Kerk van Arnhem, bouw verwoesting herbouw, Arnhem 1964, p. 28.
- eind25.
- Zie ook: De geschiedenis van de Venlose Brandweer, Venlo 1992, p. 58, 63.
- eind26.
- J.A. Wolf, Gehavende stad, Groningen 1946, p. 49-51, 72-74; W.K.J.J. van Ommen Kloeke, De Bevrijding van Groningen, Assen 1947, p. 49, 104, 106, 139-140, 154-155, 158.
- eind27.
- Baard, zie noot 1; G.D. van der Heide, Onder de Handen der Roovers vandaan, Arnhem 1946; zie ook G.[D.] van der Heide, ‘Kunstbescherming in strijd’, Gelders Erfgoed 1994-5, p. 9-13.