Jaarboek Monumentenzorg 1993
(1993)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
Koen Ottenheym
| |
‘Het bestek’Er is echter ook een bestek uit 1640 bewaard voor het huis van Buysero dat een geheel ander beeld geeft dan het uiteindelijk uitgevoerde gebouw.Ga naar eind7. Dit bestek heeft 43 artikelen (nummering van de schrijver), verdeeld in twee helften. De eerste 23 artikelen omvat het metselwerk en het schaarse natuursteenwerk. De volgende 20 artikelen zijn de bepalingen voor het timmerwerk. Beide helften beginnen met de bepalingen voor de kelder, gevolgd door de beganegrond (‘de eerste stadie’), de verdieping (‘de tweede stadie’), de zolder en enkele speciale werkzaamheden en algemene afspraken. Hoewel de bijhorende tekeningen niet bewaard zijn is de tekst van het bestek in het algemeen goed te begrijpen. De verschillende werkzaamheden kunnen als volgt worden samengevat: | |
[pagina 86]
| |
Het fundament is onderaan drie en een halve steen breed en wordt gelijkmatig tot twee en een halve steen versmald. Hierop wordt de kelder 7 voet hoog opgetrokken met buitenmuren van twee en een halve steen en binnenmuren van twee steen dik. De kelderruimten worden met kruisgewelven overwelfd, behalve de keuken die een troggewelf op eiken balken krijgt. De gewelven worden witte kalk gepleisterd. De vloeren van de kelder worden met bakstenen belegd [art. 1-4, 25]. In de kelder worden acht deuren geplaatst en acht tweelichten [art.24, 26]. Een stenen
1 De Prinsessegracht en het Huis aan de Boschkant, gebouwd 1640-'45 naar ontwerp van Pieter Post. Tekening J. van Call, omstreeks 1690 (top.coll. Gemeentearchief 's-Gravenhage).
wenteltrap moet naar de beganegrond leiden [art. 19]. De buitenmuren van de beganegrond worden 15 voet hoog en twee steen dik, de binnenmuren worden anderhalve steen dik. De voorgevel zal met grauwe Leidse steen worden opgetrokken terwijl voor de andere gevels en de binnenmuren IJselsteen wordt gebruikt [art.5,6]. De gevel krijgt een gesneden voeg die vervolgens zorgvuldig geschilderd wordt (‘gepenseelt dat tot prijs van meesters’) [art.5,8,11]. Voor de hoofdingang komt een hardstenen stoep met trappen aan beide zijden [art.21]. Op de beganegrond komen tien kruisvensters van 6 × 11 voet en de voordeur krijgt een hardstenen drempel [art.27,28]. Het voorhuis krijgt een marmeren vloer terwijl de andere vertrekken met ‘pruisen’ delen worden belegd [art. 20, 31]. Een grenen moer- en kinderbintencontructie met eiken sleutelstukken vormt het plafond van de beganegrond [art.32]. Een stenen bordestrap verbindt de beganegrond met de bovenverdieping [art.19]. De bovenverdieping wordt 12 voet hoog met anderhalf steen dikke buitenmuren en één steen dikke binnenmuren [art.8,9].Ga naar eind8. Ook deze verdieping krijgt een vloer van pruisen delen en een grenen balkenplafond met eiken sleutelstukken [art.32,36,37]. Deze verdieping krijgt veertien kruisvensters van 6 × 8 voet. De zolder wordt voorzien van een borstwering van 4 voet hoog en waarschijnlijk evenals de bovenverdieping een dikte van anderhalve steen. De spanten van de kapconstructie worden geheel in grenehout uitgevoerd. Alleen de muurplaten zijn van eikehout. De daklatten zijn wederom van grenen [art.39, 40]. Het dak zal tenslotte gedekt worden met geglazuurde dakpannen [art.22]. In artikel 42 is er sprake van een ‘keulse goot’ rondom het hele huis. Hiermee kan in dit geval alleen een gewone dakgoot langs de buitenzijde worden bedoeld en niet, zoals gebruikelijk, een ingenieuze waterafvoer onder de kap. De zolder krijgt twee vensters of hijsluiken die in de 20 voet brede topgevel aan de voorgevel zijn geplaatst [art.11]. In de keuken in de kelder en verder in alle vertrekken | |
[pagina 87]
| |
2 Reconstructie van de voorgevel van het huis van Buysero volgens de aanwijzingen van het bestek van 1640 (links) en van het ontwep van Pieter Post (rechts) (tekening auteur).
van de beganegrond en de verdieping worden schoorsteenmantels gemetseld die van een betimmering werden voorzien. Kleine stenen gewelven in het plafond van de beganegrond maken deze stookplaatsen op de bovenverdieping mogelijk. Alle haardsteden worden bovendien van witte haardstenen voorzien [art.13,14,15,35]. De schoorsteenkanalen in het huis worden met IJselstenen gemetseld en de schoorstenen op het dak worden gemaakt van rode Leidse baksteen, met speklagen en hardstenen lijsten. Boven op de schoorstenen komen ijzers met gevlochten koperdraad tegen de kraaien, [art.13]. Verder komt er op een niet nader aangeduide plaats, waarschijnlijk onder de plaats aan de achtergevel, een regenbak met een omvang van veertig tonnen water [art.16]. De plaatst aan de achterzijde wordt met grauwe Leidse klinkers bestraat en voorts komen er twee secreten, die met gemetselde rioolpijpen waarschijnlijk in verbinding stonden met de gracht aan de voorzijde [art.18]. | |
Een reconstructie naar het bestek van 1640Wanneer men de aanwijzingen in dit bestek vergelijkt met de gegevens van het uiteindelijke huis, blijken er een aantal essentiële verschillen (afbeelding 2, 3). Hieruit kan men opmaken dat dit het bestek is van een eerder, ouderwetser ontwerp dat niet is uitgevoerd.Ga naar eind9. Volgens het bestek zou het huis een oppervlakte van 96 × 35 voet beslaan terwijl dit uiteindelijk door de uitbouw aan de achterzijde 96 × 50 zou worden. Ook de hoogtematen verschillen sterk van het uiteindelijke resultaat. De hoogte van de kelder, beganegrond, verdieping worden in het bestek vastgesteld op 7, 15 en 12 voet terwijl dit in het uitgevoerde werk respectievelijk 9, 17 en 14 voet werd (blijkens de opmeting van het bestaande gebouw uit 1909). Ook het aantal vensters dat in het bestek genoemd wordt komt niet met het uitgevoerde werk overeen. In het bestek worden tien kruisvensters op de beganegrond en veertien op de verdieping genoemd. Dit zijn er opvallend weining. In plaats van de gevelgeleding in negen traveeën kan men zich hierbij hooguit een verdeling in acht traveeën voorstellen, waarbij de voordeur niet precies in het midden van de gevel is geplaatst. Aan de achtergevel zijn op de beganegrond de achterdeur en de overige drie vensters. De zijgevel zou in deze situatie blind blijven. Op de verdieping zouden dan aan de voor- en achtergevel een venster in plaats van de deuren kunnen komen, waarmee het totale aantal vensters op de verdieping op twaalf zou komen. De twee laatste vensters (het bestek noemt immers veertien vensters boven) zijn in de topgevels aan de voor- en achtergevel opgenomen. Ook de verdere details in het bestek duiden op een ouderwetse gevel in de stijl uit het eerste kwart van de 17de eeuw. Boven de vensters van de verdieping zouden ontlastingsbogen komen als architectonisch accent, uitgevoerd in baksteen met enkele natuurstenen onderdelen [art.10]. Een ander groot verschil met het uitgevoerde ontwerp was de gevelbekroning. In plaats van het 44 voet brede fronton van Pieter Post maakt het bestek melding van een 20 voet brede ‘vlaamse gevel’ voorzien van ‘klauwen’ en ‘kantelen’ [art.11]. Hierbij moeten wij ons waarschijnlijk een trapgevel (‘kantelen’) voorstellen als bekroning van de middelste twee traveeën, eventueel verrijkt met voluten (‘klauwen’). Dergelijke topgevels aan de voorzijde van dwarsgeplaatste kappen waren niet ongebruikelijk bij de | |
[pagina 88]
| |
3 Reconstructie van de plattegrond van het huis van Buysero volgens de aanwijzingen van het bestek van 1640 (boven) en het ontwerp van Pieter Post (onder) (tekening auteur).
brede, voorname huizen in de eerste decennia van de 17de eeuw. De kaart uit 1641 van het huizenblok Herengracht, Bleyenburg, Casuariestraat, Prinsessegracht toont hiervan meerdere voorbeelden (afbeelding 4), zoals het huis van Juffrouw Van der Plasse aan de Casuariestraat (onder) en twee huizen aan de Herengracht (boven).Ga naar eind10. Het grote huis dat Buysero volgens het bestek aanvankelijk wilde laten bouwen had verder ook verwantschap met enkele kastelen die in de voorafgaande jaren in de omgeving van Den Haag waren gebouwd, zoals Ter Horst bij Wassenaar of het nieuwe huis naast de ruïne van Teylingen uit 1615.Ga naar eind11. Dit laatste voorbeeld, bekend gebleven dankzij een tekening van Roghman, had eveneens een voorgevel met acht traveeën met de ingang naast de middenas en met een trapgevel boven de middelste twee traveeën (afbeelding 5). De top aan de achtergevel van het huis van Buysero zou eenvoudiger van uitvoering worden, zonder trappen maar met vlechtwerk aan beide zijden (‘aen de plaets ende met een vlechtingh ende met drie decksticken’ [art.11]). Van de drie dekplaten waarvan het bestek hier melding maakt, lag een waarschijnlijk bovenop en de twee andere halverwege de schuine zijden van de top. Dergelijke eenvoudige toppen waren ook gebruikelijk in de architectuur van de eerste decennia van de 17de eeuw, zoals bijvoorbeeld te zien is aan Huis Ter Weer bij Wassenaar uit 1632, zoals dat bekend is van een tekening van Roghman.Ga naar eind12. De plattegrond van het huis van Buysero zou volgens het bestek 96 × 35 voet meten. De enige maat die voor een verdere verdeling van het interieur in het bestek wordt genoemd zijn de 24 voet lange balken voor de keuken. Hiermee krijgt men het idee dat het huis tweebeukig zou worden, met een brede beuk aan de voorzijde en een smallere met een breedte van 11 voet aan de achterzijde. Soortgelijke constructies waren in de jaren '30 van de 17de eeuw in meerdere grote huizen in deze buurt toegepast, zoals bij de | |
[pagina 89]
| |
4 Kaart van het blok Herengracht (boven), Bleyenburg (rechts), Casuariestraat (onder) en Prinsessegracht (links). Kopie uit 1726 naar de opmeting van Pieter van der Salm uit 1641 (Gemeentearchief 's-Gravenhage).
| |
[pagina 90]
| |
5 Het nieuwe huis uit 1615 naast de ruïne van Teylingen (detail van tekening Roeland Roghman 1646/'47).
brede huizen aan de Lange Houtstraat, het huis van Pauw aan de Herengracht en het huis van Beuningen aan het Bleyenburg. Ook in de uiteindelijke uitvoering van het huis van Buysero bleef deze opzet in grote ljnen gehandhaafd. Met de overige gegevens uit het bestek kan men een verdere indeling van de plattegrond reconstrueren (afbeelding 3). De bordestrap (‘teerlingtrap’) [art.19], zou waarschijnlijk aan de achterzijde, in de smalle beuk worden ondergebracht, vergelijkbaar met de trap in de St. Sebastiaansdoelen van Den Haag uit 1636. Het voorhuis was waarschijnlijk twee traveeën breed met aan een zijde een grote zaal van drie traveeën en aan de andere zijde twee vertrekken van respectievelijk twee en een travee breed. De acht deuren die voor het interieur bestemd waren, maken een dergelijke verdeling waarschijnlijk (de achtste deur is niet in de reconstructie ingetekend, deze zou zich onder het bordes van de trap kunnen bevinden en toegang tot het kleine achtervertrek geven). | |
BesluitAl met al geeft het bestek uit 1640 het beeld van een groot, breed huis dat geheel in de traditie van de voorname huizen uit de voorafgaande decennia was ontworpen, zonder enige merkbare invloed van de vroege, belangrijke voorbeelden van het klassicisme die slechts enkele honderden meters verderop stonden, het Mauritshuis (1633), het Huygenshuis (1634) en de St. Sebastiaansdoelen (1636). Terwijl de voorbereidingen voor de bouw waarschijnlijk reeds vorderden, besloot Buysero het plan, mogelijk onder invloed van zijn collega Huygens, door Pieter Post te laten herzien. Met dezelfde fundamenten ontwierp Post een geheel ander, hoger huis met twee uitbreidingen aan de achterzijde en een streng klassicistische voorgevel. Hoewel dit bestek uit 1640 dus niet bij het ontwerp van Pieter Post voor het Huis aan de Boschkant hoort, is het een bijzonder document dat ons vele details verschaft over de bouwpraktijk in de eerste helft van de 17de eeuw. Als huldeblijk voor Henk Zantkuijl is het derhalve gepast dit bestek hier volledig weer te geven.
Conditien ende voorwaerden, hierna beschreven, soo will mijn heer de griffier van sijn Hoocht. den Prince van Oraingien besteden dese naevolgende metselwerck ende timmerwerck, dat tot opbouwinghe van sijn Ed. huys, die staen sall in den Haech als volcht. 1 In den eersten sal den aennemer gehouden sijn te fonderen, alle de buyttenmueren, die op de grondt rontsom, ende de middelmueren des gelijckx ende dat alles gelijck. 2 Dit voorschreven huys, off de mueren sullen breet sijn sesentnegentich voeten, diep vijff en dartich voet, ende de buytenmueren sullen onder aengeleyt worden, dat met drie en een halven steen dick, die men dan sal insnijden aen wedersijden een halven steen, ende dat met kleyne klesoren, soo blijff de muer twee en een halven steen dick, die dan opgaen sal der hoochten van seven voet, gelijck het wulfsel ofte vloer. 3 Noch sal den aennemer gehouden sijn, alle de middel- | |
[pagina 91]
| |
mueren aenleggen, die daer moeten sijn, twee steen dick, die men dan aen wedersijden sullen insnijden een kleijne klesoor, soo blijven de mueren anderhalven steen opgaen tot de vloer. 4 Noch sal den aennemer gehouden sijn het geheele huys over te wulffen, ende dat met kruyswulfsel, ofte eckwulfsel, ofte trochwulfsel, als hem sal aengewesen worden, dick een ijselsteen ende dat met vette kalck glat gepleystert ende gewith. Ende oock de geheele kelders doorgaens gevloert met goede heele backen ende wel in vetten kalck moeten geleyt worden, sulcx hem sal aengewesen worden. 5 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren alle buyttenmueren, die aen't geheele huys sijn, dick te maecken aende voorsijde met twee ijselsteenen ende de buyttengevel van grauwe Leytsche steen, hooch vijfthien voet ende dat alles in vette kalck welgewroch ende met gesneden vooghen ende gepenseelt, dat tot prijs van meesters. 6 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren, alle de binnenmueren, die in't geheele huys moeten sijn, volgens de teyckeninghe daer van sijnde, dick anderhalven ijselsteen, hooch vijfthien voet, wel glat gepleystert ende gewit met gesiften kalck. 7 Noch sal den aennemer gehouden sijn alle de kruysraempten en deurraempten ende andere raempten, die in de kelder ende opde eerste staedien staen moeten, ofte so hem aengewesen sal worden, ende wel perfect int loot te setten ende dat oock met alle de lepen ende wel glath gepleystert ende gewith. Ende oock alle de middelmueren sullen dick gemaeckt worden, dat met anderhalven ijselse steen. 8 Noch sal den aennemer gehouden te sijn te maecken ende te leveren allen de buyttenmueren, die om't geheele huys staen sal, dick te maecken met anderhalven steen hooch vijfthien voet ende voorsijden ende voorgevel, dat gesien wordt, ende die te maecken met grauwe Leytse steen ende de ander gevel naest het huys ende naest den Hoff, die te maecken van goede ijselse ondersteen naest den klinckert, ende gewroch met gesneden vooghen ende gedack ende gepanseelt ende glat gepleystert ende gewith met geschiften kalck, ende dat tot prijs van meesters. 9 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren op de tweede stadie alle de middelmueren die in 't geheele huys staen, onder op te trecken ende dat hooch twaelff voet ende dick een steen, als van onder wel geseyt is, ende wel glat te pleysteren ende te witten dat met geschiften kluyt kalck. 10 Noch sal den aennemer gehouden sijn te stellen ende te setten allen de kruysraempten ende de raempten die op de tweede stadie staen sal, ende die daer vereyschen sal ende dat van binnen ende van buytten perfect in te stellen met sijn lepen, ende de boghen van buytten en van binnen moeten wel glat gepleystert ende gewith worden ende oock van buytten met gesneden vooghen en gepanseelt van hartsteen, ofte van backsteen ofte alsulcken booghen als in de teyckening te syen is, ende dat tot believe van mijn heer besteder. 11 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren boven de tweede stadien, ende dat rontsom, een borstweringh van anderhalven steen dick, hooch vier voeten, daer men sal opkappen ende int midden te stellen een vlaems gevel naest de straet, breet twintich voet, ende op de plaets des gelijckx, ende dat met kantelen ofte kleeuwen, naest de plaets ende met een vlechtingh ende met drie decksticken, dick een Leytse grauwe steen, met sijn boghen gemaeckt ende dat met gesneden vooghen ende gepanseelt ende oock van binnen gepleystert ende gewith, dat tot prijs van meesters. 12 In desen voorschreven vlaems gevels sullen onder op de solder staen twee kruysraemten boven aen wel perfect in te stellen ende te setten met sijn lepen. 13 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren, ende dat in alle vertrecken, een schoorsteen soo boven als onder ende een in de kelder dat de koocken sal wesen ende dat van ijselsteen, buytten dack van roode Leytse steen met sijn specklaege met hartsteenen lijsten ende met ijsers daerop, ende alle de ijsers gevlochten met kooperdraet ende dat voor de krayen ende met sijn wumpels. 14 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren aen alle de schoorsteenen die op de tweede stadie staen, sullen maecken alle de haertwulfsels met de haertsteden daer men op sal vueren, de haertwulfsels sal men maecken als't hem sal aengewesen worden ende dat tot believe van mijnheer de griffier. 15 Noch sal den aennemer gehouden sijn ende te beleggen alle de voorschreven haertsteden ende met witte gladde steentiens, ofte sulcke steenties als mijnheer de besteder hem belieft. 16 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren een regenback, groot van veertich | |
[pagina 92]
| |
tonne waters, ende moet gemaeckt worden van tras en klinckers ende oock wel gewulft, ende de voors. back sal gemaeckt worden daert hem aengewesen sal worden. 17 Noch sal den aennemer gehouden sijn te leveren ende te beleggen de geheele plaets met grauwe Leytsche klinckers op sijn kant gevlochten, soo breet als't geheele huys achter sal wesen naest den Hoff, diep vijffentwinich voet, soo hem mede sal aengewesen worden. 18 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren twee sekreten met sijn pijpen ende die oock overgewulft moeten sijn, daert hem aengewesen sal worden, groot ende wijt nae den eysch, soo't hem mede sal aengewesen worden. 19 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te stellen een bordes- ofte eenen teerlinghtrap, hooch twee stadie, onder uyt de kelder een winkeltrap van steen, wijt nae den eysch daert hem aengewesen sal worden. 20 Noch sal den aennemer gehouden sijn te leveren ende te leggen het voorhuys met een Etelliaensche vloer, die wel net ende perfect wel geleyt moet worden in't waterpas. 21 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren voor de voordeur een blauwe sarck, ende aen wedersijden met hartsteenen treden, ende dat nae den eysch van't werck. 22 Noch sal den aennemer gehouden sijn te leveren ende te beleggen 't geheele huys met verloyen pannen en vorsten die wel gestreecken van buytten en van binnen ende dat met goede vette kalck. 23 Tot dit voorschreven werck sal den aennemer gehouden sijn te leveren kalck, sant, steen, tras, klinckers, hele backen, steygeringe, ende oock mede sijn eijgen cost en bier.
24 In den eersten sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren in de kelders acht duerraempten van eeckenhout, hooch binnenswerck ses voet, wijt drie voet, alles Rijnlantse maet, de stijlen swaer acht en ses duijm, de drumpels twaelff en ses duijm, met drooghen wageschotten dueren, met sijn ijserwerck ende slootwerck daeraen. 25 Noch sal den aennemer gehouden te sijn te leveren ende te leggen in de kelder dat de koocken sal wesen, acht eeckenbalcken, langh vierentwintich voeten, swaer veerthien en thien duym, om de wulfsels daerop te slaen over koockenkelder omdat se vierkant sijn sal ende met een schoorsteenmantel van eeckenhout. 26 Noch sal den aennemer gehouden sijn te leveren ende te maecken acht kelderraempten van twee lichten, hooch en wijt nae den eysch, de tijlen swaer acht en ses duym, de drumpels swaer twaelff en ses duym, van eeckenhout, de vensters van drooge wageschot met ijseren spijlen daerin, met sijn henghsels, ende glaesraempten ende met goet Rotterdam glas gestop dat schoon is. 27 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren thien kruysraempten, hooch elff voet, wijt ses voet buyttens werck, swaer seven en negen duym, ende dat van goet drooghe wagenschot ende de drumpels van goet eeckenhout, dick ses duym, breet veerthien duym, ende dat alles goet eeckenhout sonder spijnt ofte quasten, geschaeft off gekruyseert met dubbelde wagenschotten vensters, ende die wel geklampt ende wel gespijckert, dat nae den eysch, ende oock met glasraempten met sijn ijserwerck dat nae den eysch ende die met spiegelglas gestop. 28 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren een swaer duerraempt int voorhuys, hooch seven voet binnenswerck, wijt drievoet, alles Rijnlantse maet, de stijlen swaer thien en seven duijm, het kalff swaer achtthien duym met sijn karbiens, maer dit voors. raempt sal men stellen op een blauwe hartsteenen drempel, dat nae den eyst, ende met twee lichten daerboven, hooch, wijt en swaer nae den eyst, ende met spiegelglas gestop, met een dubbelde duer van wageschot, met sijn iserwerck en slootwerck. 29 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren noch een duerraempt achter op de plaets, die van de selve hoochten, wijten, ende swaer moet wesen als van de voorraempt geseyt is. 30 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken in de eerste stadie acht deurraempten, ende dat van wageschott, hooch ses voet, wijt drie voet, de stijlen swaer acht en ses duym, met drooghe gaven wageschotten dueren ende die dubbelt geklampt, met sijn iserwerck ende slootwerck alles nae den eyscht. 31 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken | |
[pagina 93]
| |
ende te leveren onder alle de vloeren, behalven het voorhuys, te beleggen van drooge pruysen deelen sonder spijnt ofte quasten, ende met soo veel grene ribben alsdaer vereyschen sal, de middelt geleyt op achthien duym, swaer vier duym vierkant, wel glat geleyt en geschaeft ende gespijckert dat alles nae den eyscht. 32 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren in de eerste stadie ende over de galderije soo veel greenen balcken als in alle de vertrecken vereyschen sal, en dat tot believe van mijnheer den besteder, swaer veerthien en thien duym, lanck nae den eisch, ende met eecken nooten daeronder soo dat vereyscht, ende wel glat geschaeft ende te beleggen met grenen ribben het geheele huys over, swaer vier duym viercant, sonder spint ofte quae quasten daerin ende wel glat geschaeft, de middelt geleyt op twaelff duym, ende de geheelen kamers boven te beleggen met drooghe pruysen deelen sonder spijnt en quasten, ende die op veren geleyt ende oock wel glat geschaeft ende gespijckert in't waterpas. 33 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren op de kamers ende op de galderijen thien duerraempten met sijn dueren ende dat alles van drooghe wageschot, als van andere geseyt is, ende dat met sijn iserwerck ende slootwerck als van de voorgaende geseyt is ende oock met deckenlatayen, die aen't geheele werck vereyschen sal. 34 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren op de tweede stadien, ende dat op alle de kamers, veerthien kruysraempten, dat van gaeff glath eeckhout ofte stijlen van wageschot, hooch acht voet, wijt ses voet ende dat buyttens werck, met sijn vensters ende dat van drooghe wagheschot ende dat oock met sijn glasraempten ende ijserwerck ende met spiegelglas gestop. 35 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren soo veel latteyns ende schoorsteenmantels alsdaer vereyschen sal, ende dat van goet drooch eeckenhout. 36 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leggen op de tweede stadien, dat de solder sijn sal, soo veel grenen balcken dat over alle de vertrecken, soo veel als daer vereyschen sal, te weten in yeder vertreck twee balcken, swaer veerthien duym en thien duym vierkant gesaeght hout, ende sonder quae quasten daerin, ende onder alle de balcken sal men maecken ende leveren goede eecken schooren nae den eysch, ende wel glat geschaeft ende in waterpas geleyt. 37 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leggen op alle de balcken die over 't geheele responderen, die te beleggen met grene ribben, swaer vier duym vierkant, sonder spijnt, de middelt geleyt op twaelff duym, ende alle de ribben geleyckx in gelaten, ende oock wel glat geschaeft en in waterpas geleyt. 38 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leggen de geheele solders met goede drooghe weskielsen deelen, sonder spijnt ofte quae quasten, wel glat geschaeft ende geploecht dat aen wedersijden, ende wel dicht met veren geleyt ende vast gespijckert. 39 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leveren soo veel kapgebinten alsdaer vereyschen sal, ende dat tot believe van mijnheer de besteder, ende dat van grenenhout, ende de ondersteylen sullen swaer sijn thien en acht duym, de balck swaer twaelff en acht duym, de bovenstijlen swaer ses en acht duym ende de balck boven swaer thien en ses duym, ende de karbijls nae advenant ende met sijn spreybanden en steckschooren, ende in de tanden, maeckelaers en hanebalcken, ende sullen swaer sijn ses en vier duym, alles van goet greenen hout vierkant gesaeght hout. 40 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leggen drie eecken muerplaten, de twee sullen swaer sijn thien en ses duym ende den eene swaer veerthien duym en ses duym, met alle de wormten die op't geheele dack vereyscht sullen, swaer negen en seven duym, ende daerop sal men spannen met grene ribben, swaer vier en drie duym, de middelt geleyt op veerthien duym, ende met soo veel dubbelde grenen latten als op het geheele huys van doen sijn. 41 Noch sal den aennemer gehouden sijn te leveren alle de anckers aen de balcken, die aen't geheele huys vereyschen sal, ende met alle de houvasten die aen alle de schoorsteenen moeten van doen sijn, ende oock met alle de spijckers die aen't geheele werck van doen sijn niet wtgesondert. 42 Noch sal den aennemer gehouden sijn te maecken ende te leggen alle de keulse gooten die rontsom aen't geheele huys van doen sijn, wijt acht duym, diep vier en een halff duym, ende dat van goet dick gootloot met sijn balcken en loo pijpen ende oock met alle winckelen aen de vlaems gevel oock te beleggen met loot, ende dat tot prijs van meesters. 43 Noch sal den aennemer gehouden tot dit voorschreve | |
[pagina 94]
| |
werck te leveren alle de matarialen, soo houtwerck, ijserwerck, glase, spijckers, loot, kalck, steen, tras, sant, steygers, houte tonnen, tobbes, manden, emmers, niets wtgesondert volgens het besteck daervan sijnde.
In dorso: ‘Besteck van de huysinge van den Heere Griffier Buysero 1640’. |
|