Woord vooraf
Voor het vierde Jaarboek Monumentenzorg is ditmaal ook buiten Nederland gekeken en wel in België en Indonesië. Wat betreft het artikel van de hand van Willem Bergé mag gerust van een primeur worden gesproken. Voor het eerst wordt hier een overzicht gepresenteerd van de bouwopdracht van Koning Willem I te Brussel in het toen nog verenigde koninkrijk. Een verkenning in een nagenoeg onontgonnen gebied die uitnodigt tot verdere studie en onderzoek. Het artikel van Temminck Groll over de Portugese Buitenkerk in Jakarta betekent een welkome aanvulling in de zich gestaag vergrotende kennis van de Nederlandse bouwkunst overzee.
Een derde artikel, van de hand van Wim Denslagen kijkt ook over de grenzen en wel naar het verre oosten. Het gaat hierin niet om de monumenten op zich, maar om de wijze waarop wij ze beschouwen en behandelen. Dat dit niet per se ook de ziens- en handelswijze van andere volkeren en culturen is, is in het verleden nog weleens over het hoofd gezien. Met andere woorden: het kan ook anders en dat moeten wij in een steeds kleiner wordende wereld ter dege beseffen.
Ook dit jaar is weer een artikel opgenomen uit de periode van de jongere bouwkunst. Marc Laman beschouwt het werk van de Rotterdamse architect J.P. Stok in het licht van de stroming van het Americanisme. Het is zeer verheugend te merken hoe het Monumenten Inventarisatie Project nog steeds aanleiding geeft tot een aanhoudende stroom van onderzoek en artikelen.
In de overige vijf artikelen komt een zeer gevarieerd scala aan onderwerpen aanbod.
Steven Surdèl haalt, evenals Denslagen al eerder deed, een belangwekkende maar weinig bekende studie van Konrad Hecht naar voren, waarin deze afrekende met de mythe van de middeleeuwse ‘Baugeometrie’. Surdèl spoort de oorsprong van die mythe op en gaat de werkelijke bouwpraktijk na aan de hand van originele middeleeuwse bronnen.
In het artikel van Ad van Drunen gaat het om de enkele kubieke centimeters die het door hem bestudeerde wisseldorpelklosje inneemt. Hoewel bescheiden van aanzien, blijkt achter dit decoratieve element toch nog een wereld schuil te gaan, die de oplettende beschouwer voortaan meer acht zal doen slaan op dit fenomeen.
De artikelen van de hand van Jan Dröge, Ruud Meischke en Koen Ottenheym zijn het meest klassiek in hun onderwerpkeuze en aanpak te noemen. Zij behandelen respectievelijk het Amsterdamse logement in Den Haag, houtskelethuizen in Amsterdam en nogmaals een huis in Den Haag. Met behulp van archiefonderzoek, al dan niet gecombineerd met bouwhistorisch onderzoek, reconstrueren de auteurs de gebouwen en hoe zij tot stand zijn gekomen.
De redactie hoopt met dit aanbod het brede spectrum van de monumentenzorg opnieuw voor velen voor het voetlicht te hebben gebracht.
De redactie