Woord vooraf
Na het van kracht worden van de nieuwe monumentenwet op 1 januari 1989 heeft de Rijksdienst voor de Monumentenzorg een wezenlijk andere taak gekregen. Het besluit de monumentenzorg in Nederland te decentraliseren betekende voor de Rijksdienst voor de Monumentenzorg een verschuiving van controlerende naar adviserende werkzaamheden. Een verschuiving die beslist meer inhoudt dan het verleggen van accenten.
Er heeft een ingrijpende reorganisatie plaatsgevonden, die er onder andere op gericht was dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg zich ook optimaal kan gaan ontplooien als kennisinstituut. Deze ontwikkeling is thans volop gaande.
Belangrijk daarbij is dat kennis niet alleen vergaard en opgeslagen wordt, bovenal moet zij toegankelijk en overdraagbaar zijn. Het gedrukte woord, een boek is hiervoor m.i. nog altijd één van de meest aangewezen middelen. Vandaar dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg streeft naar de opbouw van een zo afgewogen mogelijk scala aan publicaties. Hierin ontbrak tot nu toe een medium dat een platform zou kunnen bieden aan het zo gevarieerde spectrum van de bouwkunst en stedebouw in relatie tot de monumentenzorg.
Een Jaarboek biedt hiervoor een uitstekende mogelijkheid. Ook omdat in Nederland een dergelijke publicatie tot nu toe niet bestond. In dat opzicht ben ik ervan overtuigd, gezien de vragen en de reacties die mij bereiken, dat dit Jaarboek aan een concreet gevoelde behoefte voldoet. Ik spreek dan ook de hoop uit dat het Jaarboek niet alleen zijn weg naar velen zal vinden, maar dat ook velen de weg naar het Jaarboek zullen weten te vinden.
De Directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg
Jhr. ir. L.L.M. van Nispen tot Sevenaer