Jaarboek 18 van het Stijn Streuvelsgenootschap 2012. Stijn Streuvels en 'Ingoyghem'

[p. 7]

Ten geleide
Marcel De Smedt

In de twee vorige jaarboeken van het Stijn Streuvelsgenootschap stonden respectievelijk Streuvels' autobiografische geschriften Heule en Avelghem centraal. In het nu voorliggende achttiende jaarboek richten we de schijnwerper op Ingoyghem, Streuvels' relaas over de jaren 1904-1940, vanaf de bouw van het Lijsternest en zijn huwelijk tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Bij wijze van smaakmaker geven we Ingoyghem 1904-1914 als facsimile.

Paul Thiers stelde de bibliografie van Ingoyghem samen. Schrijfster Annelies Verbeke trof tot haar verwondering Streuvels aan in haar woonkamer en had een boeiend gesprek met de auteur. Ze vertelde erover op de Streuvelsavond die ons genootschap op 14 november 2012 in Kortrijk (Kulak) inrichtte, en we zijn verheugd haar relaas in dit jaarboek te kunnen opnemen. Dirk de Geest en Pieter Verstraeten gaan na waarom Streuvels Ingoyghem naar eigen zeggen niet voor zijn plezier schreef. In hun lectuur van het eerste gedeelte van het boek constateren zij dat Streuvels als verteller telkens zijn toevlucht neemt tot allerlei uitwijkmogelijkheden wanneer intieme of persoonlijke aangelegenheden aan bod (dreigen te) komen. Het uitvoerige portret van Hugo Verriest zien de auteurs dan ook als een verdoken zelfportret van de verteller.

Karel Platteau bespreekt het genre reisverhaal bij Streuvels en ziet parallellen met Cees Nooteboom en Lieve Joris. Hij behandelt daarbij achtereenvolgens het vertelperspectief, de personages en de tijd-ruimtestructuur. Omer Vandeputte bezorgt een lijst van persoonsnamen die voorkomen in Ingoyghem en in het dagboek dat Streuvels tijdens de Eerste Wereldoorlog bijhield. In een uitvoerige bijdrage besteedt Toon Breës aandacht aan de oudere Streuvels, waarbij hij kan citeren uit brieven en documenten die

[p. 8]

de schrijver zelf hem heeft toevertrouwd, alsmede uit een persoonlijk gesprek dat hij in november 1962 met de auteur heeft gevoerd.

We namen ook twee kortere bijdragen over de briefwisseling Stijn Streuvels-Joris Vriamont op, respectievelijk uit 1919-1923 en uit 1940-1945. Ze zijn van de hand van twee studenten die allebei de Aanmoedigingsprijs voor de beste bachelorscriptie in het kader van de Vlaams-Nederlandse Prijs voor Teksteditie hebben gekregen, Kevin Valgaeren in 2010 en Steffi Coolkens in 2011.

Karel Platteau bespreekt de drie ‘e-book’-vertalingen van Het leven en de dood in den ast, die dankzij de inspanningen van Omer Vandeputte tot stand gekomen zijn, en wijst er in een apart artikeltje op hoe De teleurgang van den Waterhoek nog in de actualiteit van het ministerie van Openbare Werken kon terechtkomen. De Streuvelskroniek en -bibliografie 2011 ten slotte worden zoals steeds verzorgd door Jozef Vandemaele.

Een woord van dank gaat naar Isa Baert-Lateur voor de toestemming die ze gaf een gedeelte van Ingoyghem in het jaarboek op te nemen.