Ten geleide
Marcel De Smedt
In dit zeventiende jaarboek van het Stijn Streuvelsgenootschap komen enkele autobiografische geschriften van Stijn Streuvels aan bod. Avelghem (1946) staat hierbij centraal. Het is het relaas van Streuvels' jaren in Avelgem, waar hij in het ouderlijke huis woont tot hij in 1905 zijn intrek neemt in het Lijsternest. Als vertrekpunt geven we een facsimile van enkele fragmenten uit het boek.
Paul Thiers stelt de bibliografie van Avelghem samen. Het openingsartikel is van Peter Theunynck, die het ‘Rijke Roomse leven’ beschrijft zoals dat in Avelghem nadrukkelijk aanwezig is. Eind negentiende eeuw had de religie een enorme impact op het persoonlijke leven. Taboe op seksualiteit leidde bovendien tot scrupuleus zondebesef. Terugblikkend schrikt Streuvels er ook niet voor terug stevige kritiek te leveren op de pedagogische kwaliteiten van de collegeleraren uit zijn studietijd. Paul Thiers behandelt in zijn bijdrage over Avelghem Frank Lateur/Stijn Streuvels als schooljongen, als bakker in Avelgem, vooral ook als debuterend auteur. Heel wat van de Avelgemse ervaringen hebben trouwens de verhalen van de schrijver gestoffeerd.
In zijn bijdrage over Stille avonden (1905) ziet Toon Breës de vijf stukken in het boek als creatieve mijmerteksten met een autobiografisch karakter, gekoppeld aan een zelfbewuste bezinning van de auteur over de opdracht van de schrijver. Johan van Iseghem staat stil bij de ‘hebbelijkheden en onhebbelijkheden’ van de familie Gezelle zoals de bijna negentigjarige Streuvels die beschrijft in zijn Kroniek van de familie Gezelle uit 1960.
We namen naast artikels rond het thema van het jaarboek ook nu enkele bijdragen op uit de bredere Streuvelsstudie. Romain John