wereld waar Nederlandse uitgevers neergestreken zijn om een handel in Nederlandstalige boeken te beginnen, in boekhistorisch opzicht nauwelijks onderzocht waren. Terwijl aan andere onderwerpen die met die gebieden samenhangen juist heel veel aandacht is besteed, te denken valt aan de geschiedenissen van Zuid-Afrika, Indonesië (Nederlands-Indië), Suriname en de Cariben, en ook gebieden in de Verenigde Staten waar inmiddels bibliotheken over vol geschreven zijn. In al deze gebieden zagen uitgevers al in de negentiende eeuw (of eerder) een markt, en in sociaal- en cultuurhistorisch opzicht is dat interessant. Uitgevers volgen de markt en hebben een antenne voor wat nodig, of wat beschikbaar is. De Nederlandse uitgeversarchieven in die gebieden zelf zijn schaars, of zeg maar: niet aanwezig, maar er zijn in Nederland wel archieven, correspondenties, en we hebben nu gedigitaliseerde kranten tot onze beschikking.
Ik heb zelf eerst onderzoek gedaan naar uitgeverijen binnen de Zuid-Afrikaanse context waaruit enkele publicaties zijn voortgekomen, maar sinds een jaar of tien houd ik me bezig met de boekcultuur in Nederlands-Indië, en dan voor wat betreft de negentiende eeuw tot aan ongeveer 1930. Ondertussen had Paul van Hoeve contact met me opgenomen, omdat hij wilde dat er meer onderzoek gedaan zou worden naar zijn vaders uitgeverij, W. van Hoeve in Bandung. Dat stimuleerde enorm, we zijn met een groep onderzoekers gaan kijken naar de mogelijkheden om dit in een groter project in te bedden. Samen met historicus Remco Raben (uu), en met Thomas Lindblad (ul) als adviseur, hebben we als trio met succes een nwo-aanvraag ingediend waarbinnen de boekhistorische component sterk vertegenwoordigd was. De dekolonisatie bleek een uitstekend uitgangspunt, we situeerden ons project in de jaren 1945-1970, onder de noemer ‘Decolonizing knowledge. Postcoloniality and the making of modern Indonesia's knowledge culture’.
Het project waar behalve de indieners twee phd's en een postdoc aan werken, komt samengevat op het volgende neer. Na de soevereiniteitsoverdracht eind 1949 zag de regering van de jonge staat Indonesië zich voor de taak gesteld om het land op te bouwen. Daarvoor was expertise en een kennisinfrastructuur nodig. De bestaande instituten voor hoger onderwijs en kennisoverdracht waren grotendeels opgezet om koloniale belangen te dienen. Indonesië had een lange periode van koloniale overheersing achter de rug. De toekomst stond in het teken van het herschikken en heroriënteren van het oude, om tot een eigen nationale infrastructuur te komen. Hoe ging men in Indonesië om met de koloniale erfenissen van wetenschapsbeoefening, in de overdracht en toepassing van wetenschap en kennis? En voor het boekhistorische deel, gaat het daarbij uiteraard om de rol van uitgeverijen en boekhandels, als doorgeefluiken van cultuur, van wetenschap en kennis. Boekhandel en uitgeverij waren veelal onder invloed van het moederland in de kolonie tot bloei gebracht zoals uit mijn eigen onderzoek blijkt. Er waren honderden uitgeverijen en boekhandels in Nederlands-Indië, het merendeel lijkt een Nederlandse structuur te hebben gehad. In het jaar 1957 moesten alle Nederlandse bedrijven op last van de Indonesische regering overgedragen worden aan Indonesië. Sommige uitgeverijen bleven toch zaken doen met behulp van Nederlandse partners, of via een omweg, namelijk met hulp van Belgische uitgevers. Inmiddels is een onderzoeker, Eline Kortekaas, hiermee aan de slag en zien we de eerste contouren opdoemen van een fascinerende periode in de Nederlandse boekgeschiedenis. Het boek is boek gebleven, maar die trui is een sarong geworden.