Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 24
(2017)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
Arno Kuipers
| |
[pagina 184]
| |
Het literaire realismeIn literatuur-historische handboeken is het gebruikelijk dat de opkomst van het moderne ‘realisme’ als literaire stroming wordt geplaatst in de tweede helft van de negentiende eeuw.Ga naar voetnoot1 Het literaire realisme ontwikkelde zich chronologisch na het classicisme en de romantiek. In Frankrijk bereidden auteurs als Stendhal en Balzac de overgang van het idealisme en de romantiek naar het realisme voor.Ga naar voetnoot2 Een mijlpaal vormde het werk van Gustave Flaubert, die met zijn Madame Bovary uit 1857 grote ophef veroorzaakte en gezien kan worden als schakel tussen realisme en naturalisme. Er ontstond rond deze tijd in Frankrijk ook een zeer populaire tak van het realisme, met bijvoorbeeld auteurs als Eugène Sue en Alexandre Dumas fils die de aandacht van het realisme voor de onderkant van de maatschappij uitbuitten. In Nederland maakte het realisme langzaam opgang. Er bestond lang weerzin tegen wat E.J. Potgieter de ‘Kopieerlust des dagelijkschen levens’ noemde. Een verslag van de directe werkelijkheid werd door de meeste critici rond 1850 nog niet gewenst geacht. Maar onder invloed van de Franse ontwikkelingen groeide ook in Nederland na 1850 de drang tot directere werkelijkheidsuitbeelding. De Camera Obscura van Nicolaas Beets uit 1839 is een bekend voorbeeld van het vroege Nederlandse realisme, waarin de blik wordt gericht op het alledaagse leven. Daarna volgden ook veel realistische werken met een sociale strekking, zoals de boeken van J.J. Cremer over arme fabrieksarbeiders. Uit de eerste meldingen van het begrip realistische roman in de Nederlandse periodieken uit de negentiende eeuw die in Delpher te vinden zijn, blijkt dat vooral de algemene verschuiving van idealisme naar realisme werd bedoeld, er wordt nog niet direct gezinspeeld op erotische zaken. Een vroege melding is te vinden in de Middelburgsche courant uit 1864. In de rubriek ‘Onze leestafel’ van die krant wordt onder andere werk van J.J. Cremer besproken en wordt gesteld: 't Zij zoo! - teregt ofte onregt, of men er vrede mee hebbe dan niet, de sociale, filosofische, realistische roman heeft nu eenmaal den historischen, den idealistischen verdrongen. Hij is geworden een middel van opvoeding, van humanizering. Hij spreekt niet meer bloot tot fantazie en verbeelding, maar tot het hart, tot den mensch. Hij grijpt in en teekent naar het leven, het leven zoo als het is, met al zijn alledaagschheden, zijn schijnbare nietigheden en kleingeestigheden.Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 185]
| |
Letterkundige en auteur Jan ten Brink beschreef de ontwikkelingen in Frankrijk in 1876, in een artikel in het maandblad Nederland onder de titel ‘De jongste Romantische school in Frankrijk.’Ga naar voetnoot4 Ten Brink beschrijft onder andere de belangrijke rol van Honoré de Balzac (1799-1850) in de ontwikkelingsgang van de Franstalige romanliteratuur. Hoewel Balzac nog tot de romantiek wordt gerekend, kenmerkte zijn werk zich al door de uitvoerige beschrijvingen van allerlei zaken uit het alledaagse leven. De belangrijkste opvolger van Balzac was volgens Ten Brink Gustave Flaubert en ook die kreeg weer jongere opvolgers. Flaubert wordt door Ten Brink genoemd als belangrijkste auteur van de realistische roman: De zoogenaamde realistische roman heeft geen uitstekender beoefenaar dan Gustave Flaubert, die thands bijna overtroffen wordt door een tweetal buitengewoon talentvolle jongeren: Alphonse Daudet en Emile Zola.Ga naar voetnoot5 Gustave Flaubert zorgde met de voorpublicatie van Madame Bovary in 1856 voor grote ophef, door de beschrijvingen van het overspel van de hoofdpersoon. Het leidde zelfs tot een rechtszaak in Frankrijk, hetgeen de verkoop van de eerste druk in 1857 flink aanvuurde. In Nederland verschenen een aantal jaren later ook al romans die het realisme voortstuwden naar beschrijvingen die in de oudere, idealistische of ronduit moralistische boeken niet voorkwamen. Enkele van deze romans kunnen in hun aandacht voor het ‘onzedelijke’ als voorlopers worden gezien van de naturalistische werken uit de jaren 1880-1900, zoals Klaasje Zevenster van Jacob van Lennep uit 1865-1866. Hierin wordt een bordeelinterieur beschreven, zonder expliciet afkeurend commentaar van de verteller. Nog heftiger waren de reacties op Conrad Busken Huets Lidewyde uit 1867. In deze roman pleegt een getrouwde femme fatale overspel met een jongeman. Het werd in de tijd van verschijnen als buitengewoon onzedelijk gezien.Ga naar voetnoot6 | |
Naturalisme: Een liefdeHet literaire realisme intensiveerde in Frankrijk en Nederland tot het naturalisme. De belangrijkste auteur en grondvester van het Franse naturalisme was Emile Zola.Ga naar voetnoot7 Hij muntte het begrip ‘naturalisme’ als wetenschappelijke methode: zoals de medicus zijn patienten onderzocht, zo onderzocht de naturalistische schrijver zijn personages en hun mileu.Ga naar voetnoot8 Beïnvloed door de filosoof Hippolyte Taine onderzochten Zola | |
[pagina 186]
| |
en zijn geestverwanten ‘race, milieu, moment’ van hun personages zo secuur mogelijk.Ga naar voetnoot9 Onderzoek van het seksuele maakte daar een essentieel onderdeel van uit. In Nederland en Vlaanderen had Zola grote invloed. De auteurs van het realisme openden de deuren van de slaapkamer al een beetje, maar de naturalisten brachten voor die tijd echt revolutionaire beschrijvingen van onwettige verhoudingen en zelfs seksuele handelingen naar voren. Volgens Ton Anbeek is het beschrijven van seksualiteit, met een voorkeur voor prostitutie en masturbatie, ook een essentieel kenmerk van de Nederlandse naturalistische roman.Ga naar voetnoot10 Grondlegger Emile Zola stond tijdens zijn leven door de beschrijvingen van seksueel gedrag langdurig op de katholieke index van verboden boeken, maar bestreed de opvatting dat hij een pornograaf zou zijn: hij vond zichzelf vooral een onderzoeker. In Nederland zorgde de schrijver Lodewijk van Deyssel, die zijn hoofdpersoon Mathilde laat masturberen in de roman Een liefde uit 1887, voor vergelijkbare ophef. In de Nederlandse literatuurgeschiedenis is het gebruikelijk om Een liefde te beschouwen als de eerste voluit naturalistische roman, waarin de nauwe band met de erotiek en seksualiteit evident aanwezig is. Door het schandaal dat Van Deyssel met zijn roman in 1887 veroorzaakte, werd het begrip realistische roman rond 1900 in de algemene pers sterker verankerd als ‘viezigheid’. In 1888 werd in de rubriek ‘Amsterdams nieuws’ van de Java-bode gemeld: Er is hier onlangs een boek uitgekomen dat ‘Een liefde’ heet en door L. van Deyssel geschreven is, onder welken naam zich een zoon van prof. Alberdingk Thijm verbergt. In dat boek, eene realistische roman, komen allerlei dingen voor, die men wel doet, doch waarover men in fatsoenlijk gezelschap niet spreekt, en de misselijkste redacteur van de Nieuwe Gids, Albert Verweij, heeft het noodig gevonden een brochure te schrijven, alleen om dat boek aantebevelen.Ga naar voetnoot11 De nieuwe gids was het tijdschrift van de literaire vernieuwingsbeweging van De Tachtigers: auteurs als Lodewijk van Deyssel, Willem Kloos en Albert Verwey die zowel voor proza als poëzie een belangrijke vernieuwingsrol speelden. Aan het prozafront verdedigden de jonge Tachtigers het Franse naturalisme. De roman Een liefde van Lodewijk van Deyssel werd inderdaad door collega-schrijver en mederedacteur Albert Verwey verdedigd tegen de felle kritiek. Maar dat mocht niet baten: Van Deyssel werd sterk onder druk gezet om zijn roman in de tweede druk te kuisen. Pas in 1974 verscheen weer een integrale editie, inclusief masturberende Mathilde.Ga naar voetnoot12 Door Van Deyssel kwam de moderne realistische roman bij veel lezers en critici definitief in een kwade reuk te staan. | |
[pagina 187]
| |
Volgens Rick Honings opende de roman de weg voor veel meer beschrijvingen van seks in de Nederlandse literatuur: Een liefde mag met huidige maatstaven gemeten misschien geen pornografie heten, veel tijdgenoten vonden het desondanks een schokkend boek. Maar hoe het ook gelezen werd, het staat vast dat het, na Lidewyde van Busken Huet als voorloper, de weg plaveide voor explicietere beschrijvingen van seks in de literatuur. Na Van Deyssel zouden ook andere auteurs vrijmoediger over erotiek gaan schrijven. Honings stelt zelfs: ‘Zo heeft Lodewijk van Deyssel met Een Liefde een definitieve doorbraak geforceerd van de pornografie in de Nederlandse literatuur.’Ga naar voetnoot13 In ieder geval heeft Van Deyssel er stevig aan bijgedragen dat het concept realistische roman een erotisch aura kreeg, hoewel strikt genomen beter over de naturalistische roman gesproken zou kunnen worden. Maar het begrip naturalisme werd door de boekenmarkt niet als marketingmiddel ingezet voor erotische werken. | |
De eerste ‘realistische roman’Ga naar voetnoot14De verbondenheid van het realisme en vooral het naturalisme met de erotiek werd in de beeldvorming zo sterk dat er vanaf ongeveer 1880 een tendens in de algemene pers ontstond waarbij de term ‘realistische roman’ eigenlijk een synoniem werd voor een erotische roman. Realisme en naturalisme werden hierbij op één hoop gegooid en ‘realisme’ kreeg een erotische lading. Vooral uitgevers in het lagere segment van de boekenmarkt haakten aan bij deze trend en brachten erotisch getinte romans uit die expliciet ‘realistisch’ werden genoemd. Deze uitgevers van amusements- of ‘ontspanningslectuur’ speelden leentjebuur bij de Literatuur met hoofdletter L door het pikante aura van de realistische en naturalistische roman over te nemen en uit te buiten voor hun erotische werken. Na 1880 dook zelfs het gebruik op om dergelijke boeken de expliciete ondertitel ‘realistische roman’ op de titelpagina mee te geven. In de jaren tussen Lidewyde en Een liefde in verscheen in 1883 Jane van Johan Hendrik van Balen (1851-1921) bij uitgeverij H.C.A. Campagne in Tiel. Het is, voor zover valt na te gaan, de eerste roman die expliciet met de ondertitel ‘Realistische roman’ op de Nederlandse markt werd gebracht. Campagne in Tiel stond niet per se bekend om erotische uitgaven, het familiebedrijf was onder andere bekend door zijn woordenboekuitgaven en het grootste gedeelte van de titels die de kb van deze uitgeverij in haar collectie bezit bestaat uit kinderboeken.Ga naar voetnoot15 Maar de uitgeverij had toch ook wel degelijk enkele | |
[pagina 188]
| |
meer prikkelende uitgaven op de naam staan, zoals de bundel De Parijsche dames uit 1871.Ga naar voetnoot16 Figuur 1. Titelpagina van Jane, Realistische roman door J. Hendrik van Balen (1883)
Ook Van Balen zelf was bekend als kinderboekenschrijver. In de kb-collectie bevinden zich van zijn hand meer dan honderd titels, waarvan de meeste kinderboeken. Hij publiceerde vooral avonturenromans voor jongens, onder andere bij Kluitman uit Alkmaar. Van Balen was ambtenaar bij Rijkswaterstaat, maar daarnaast een maniakaal veelschrijver die grossierde in pseudoniemen. Volgens het Biographisch woordenboek der Noord-en-Zuidnederlandsche Letterkunde was hij bovendien redacteur, medewerker of oprichter van ‘minstens zestien tijdschriften’.Ga naar voetnoot17 De ‘realistische roman’ Jane is nauwelijks echt erotisch te noemen, daarvoor wordt te weinig aan het minnespel gerefereerd, maar de roman handelt wel over overspel en bedrog. Plaats van handeling is een klein plattelandsdorp met een kleine kaste van notabelen, waaronder de familie Braam: moeder, weduwe, en haar zoon Bram, officier bij de Koninklijke Marine, en dochter Emma. Huisvriendin is het buurmeisje Marie, wie een verloving met Bram niet meer lijkt te kunnen ontgaan. Maar het dorpsleven wordt verstoord door de intrede van een onbekende weduwe, mevrouw van Essen. Zij neemt haar | |
[pagina 189]
| |
intrek in de fraaie villa ‘Insulinde’ en weet weldra het hele dorp in te palmen, met name de mannen. Ze verleidt de jonge luitenant Bram en voert hem bijna naar de ondergang, maar delft uiteindelijk zelf het onderspit. Deze ‘realistische roman’ draait dus om een femme fatale die door haar verleidelijkheid mannen in het verderf stort. Maar interessant is vooral het voorwoord waarmee Van Balen zijn ‘realistische roman’ inleidt. Het blijkt dat de ondertitel ‘realistische roman’ geen willekeurige aanduiding is, maar juist een soort poëticaal statement. Van Balen verklaart daarin namelijk: Niet zonder vrees voor het oordeel van het publiek zend ik dezen roman de wereld in. Waarom? Omdat ik gebroken heb met het idealisme in onze romantiek, en mij bij het realisme heb aangesloten. Ik heb lang geaarzeld, omdat men mij van verschillende zijden waarschuwde tegen het volgen van mijne neiging; maar ik kan het niet van mij verkrijgen, om menschen van gelijke beweging als wij te hullen in een kleed van bespotlijke, onmooglijke volmaaktheid. Integendeel heb ik mij beijverd mijne personen te schilderen zooals zij werklijk zijn. Dit moge als eene verontschuldiging gelden voor de in sommige opzichten minder gekuischte taal. Ik wil natuurlijk zijn, natuurlijk in alles. Ook de stof, die ik verwerkt heb, is aan de werklijkheid ontleend.Ga naar voetnoot18 De auteur lijkt te preluderen op de later geijkte handboekkennis over de overgang van romantiek en idealisme naar realisme in het proza. Hij lijkt bovendien te zinspelen op de ‘wetenschappelijke blik’ op het werkelijke leven die vooral de naturalisten zouden propageren, ook door te hameren op de ‘waarheid’ van hun stof. Die waarheid kan echter onmiddellijk met flinke korrels zout worden genomen, want de opeengestapelde snelle plotwendingen van Jane lijken soms wel erg vergezocht. Inbrekers en woeste achtervolgingen worden niet geschuwd. De avonturen lijken meer op de jongensboeken die Van Balen ook schreef, dan op de naturalistische werken van Zola of Van Deyssel. Maar vooral zijn pseudo-moralistische uitsmijter onthult dat het hier juist niet gaat om een realistische roman in de geijkte literatuur-historische zin: Ik kan geen enkele reden vinden om karakters, die de maatschappij onteeren, te sparen, en moge men mijne schildering hier en daar wat sterk gekleurd vinden, dan bedenke men, dat ik een afschrikwekkend voorbeeld heb willen stellen voor een kwaad, dat helaas! met bedroevende weligheid in onze maatschappij voortwoekert - de onzedelijkheid.Ga naar voetnoot19 Van Balen claimt in zijn voorwoord een wending naar het realisme, maar zijn moralistisch opgeheven vingertje tegen de onzedelijkheid is hier juist een indicatie voor het tegenovergestelde. In de realistische en naturalistische romans die in Nederland na 1870 opkomen verdwijnen de expliciete morele standpunten juist naar de achtergrond. Wat Van Balen hier toepast is een verteltrucje dat tot in de twintigste eeuw voorkomt in ero- | |
[pagina 190]
| |
tische en pornografische werken: de zogenaamde ‘waarschuwing’ als legitimatie om zoveel mogelijk onzedelijke verschijnselen te kunnen beschrijven. Het komt ook veel voor in de pseudo-wetenschappelijke voorlichtingsboeken over seksualiteit die vaak door dezelfde obscure uitgeverijen werden gepubliceerd die ook de erotische romannetjes uitgaven. Van Balen legitimeert zich door een beroep te doen op de literaire mode van het ‘officiële’ realisme en door bovendien de femme fatale-figuur van Lidewyde over te nemen, maar dan in karikaturale vorm. De algemene contemporaine pers had meestal geen oog voor deze nuances. De Indische Java-bode was in 1883 furieus over de roman. Een zekere ‘Alif’ schreef in een recensie over Jane: Deze vieze historie nu, door ons zonder eenige kleur in 't kort medegedeeld, gelieft de heer J. Hendrik van Balen een realistischen roman te noemen, betere 't! Een mesthoop is ook realistisch, mijne heeren, en eèn varkenshok is het evenzeer. Doch als fatsoenlijk mans kind verbied ik u, met hun stank mijn huis te komen verpesten.Ga naar voetnoot20 De criticus pleit voor opname van het boek op de katholieke Index librorum prohibitorum en stelt ook dat de gehele mode van het nieuwe realisme charlatanerie is en dat wel duidelijk is waar Van Balen zijn mosterd haalde, bij Emile Zola: Zoo waar is het, dat al dat realistisch geliefhebber der valsche profeten, van Emile Zola af tot J. Hendrik van Balen toe, niets anders dan onedel effectbejag is, dan de ijdele zucht om iets nieuws te zeggen, om sensatie te maken en met dat al een pijnlijke kaakslag aan de vereerders van het schoone, ware en goede. Interessant is ook dat Alif herinnert aan Van Balens eerste boek: Dientje, ‘een vies boek waarover gij in fatsoenlijk gezelschap niet durft spreken’. Van een roman Dientje van Van Balen is helaas geen exemplaar bekend in een Nederlandse bibliotheek en deze is evenmin terug te vinden in Worldcat. Of met Jan Hendrik van Balen in 1883 bij uitgevers het gebruik is ontstaan om erotisch getinte romans expliciet ‘realistisch’ te gaan noemen is moeilijk vast te stellen, maar wel lijkt naarmate de negentiende eeuw vordert het begrip ‘realistische roman’ in de krantenartikelen steeds meer te verengen tot het erotische. Er moet scherp onderscheid worden gemaakt tussen het begrip in academische of literaire maandbladen, waarin de term vaak neutraal bedoeld werd, en de algemene dagbladen en tijdschriften voor het grotere publiek. In die laatste, zo blijkt uit steekproeven in Delpher, komen de erotische connotaties veel vaker voor. | |
[pagina 191]
| |
Het gevaar van het ‘realisme’Aan het einde van de negentiende eeuw traden er verschillende uitgevers naar voren die zich in het ‘realistische’ genre specialiseerden. Nop Maas heeft een aantal van deze uitgevers in kaart gebracht in zijn standaardwerk Seks!... In de negentiende eeuw. Dat wil zeggen: hij wist door catalogi en indirecte bronnen het titelaanbod van enkele uitgevers te reconstrueren. De boeken van deze uitgeverijen zelf zijn meestal niet bewaard in openbare instellingen. Van de beruchte Rotterdamse uitgeverij ‘Artistiek Bureau’ zijn bijvoorbeeld slechts enkele werken bewaard gebleven. Van de niet minder beruchte Amsterdamse firma van A. van Klaveren weet Maas een goed beeld te geven door de wel bewaarde catalogi.Ga naar voetnoot21 Zo blijkt uit een catalogus van Van Klaveren uit 1906 dat hij een uitgebreide ‘Realistische bibliotheek’ en een ‘Realistische novellen-bibliotheek’ aanbood met titels als Liefde eener gevallen vrouw, Meisjesoffers, Het dierlijke in de vrouw, Liefdesavonturen van een ouden snoeper en Nina, het meisje van de vlakte. In de advertenties van Van Klaveren die middels Delpher te vinden zijn, zijn nog meer titels van deze uitgeverij te vinden. Zo adverteerde hij in 1905 ook met de ‘Realistische romans’ Mooie Clasien uit de Pijp en Gabrielle, het mooie naaistertje.Ga naar voetnoot22 De ‘realistische romans’ van Van Klaveren zijn door de toenmalige bibliothecarissen vakkundig buiten de bibliotheekmuren gehouden. Slechts enkele deeltjes uit de ‘Realistische Bibliotheek’ zijn bewaard gebleven in openbare instellingen. Zo bezit de Zeeuwse bibliotheek een exemplaar van Ondieren onder de menschen. Schanddaden en zedeloosheden van het tegenwoordige menschengeslacht (circa 1900) en de Universiteitsbibliotheken van Leiden en Amsterdam bezitten elk een exemplaar van de ‘realistische roman’ van een zekere A. van Gelder: Slachtoffers onzer huwelijkswetten uit 1892. In 1895 klaagde uitgever Van Klaveren zelf over de ‘censuur’ die zijn werken ten deel viel. In het Nieuwsblad voor den boekhandel protesteerde hij tegen een Amsterdams postkantoor dat weigerde een boekenpakket van hem naar Nederlands-Indië te zenden, omdat het zou gaan om ‘onzedelijke boeken’. Van Klaveren verdedigde zich ondermeer met een verwijzing naar de auteurs van het ‘officiële’ realisme. In het pakket bevond zich namelijk een exemplaar van de roman Marie van Bram van Dort, waarover Van Klaveren stelde: ‘Een realistische roman, dat is waar, doch vergeleken bij Zola en anderen, waaronder Hollandsche schrijvers van naam, een zedelijk boek.’Ga naar voetnoot23 Nop Maas meende dat Van Klaveren met die Hollandse schrijvers van naam zeker Lodewijk van Deyssel op het oog gehad zal hebben.Ga naar voetnoot24 Dat de erotische ‘realistische romans’ door bibliotheken buiten de deur werden gehouden, is niet zo verwonderlijk. Zelfs als een ‘realistische’ uitgave niet direct onder het strafrecht viel, was de verontwaardiging toch meestal groot. Nop Maas merkt in zijn boek over seks in de negentiende eeuw op: ‘Ook de bibliothecaris blijkt zich in de loop | |
[pagina 192]
| |
van de tijd als zedenmeester opgesteld te hebben.’Ga naar voetnoot25 Bibliothecarissen en andere ‘zedenmeesters’ die zich keerden tegen al te openlijke seksualiteit in de literatuur gebruikten vaak ook de term ‘realistische roman’ als aanduiding van het erotische. Van confessionele zijde werd het gehele moderne literaire realisme aangewezen als bron van alle kwaad. Het katholieke dagblad De tijd ergerde zich in 1897 bijvoorbeeld aan de prozabijdragen van scholieren aan het tijdschrift H.B.S. Orgaan van de leerlingen aan Hoogere Burgerscholen.Ga naar voetnoot26 De journalist van De tijd constateert in zijn bespreking dat de scholieren een bijzondere voorliefde voor ‘Nieuwe Gids-taal’ aan de dag legden. In één literaire bijdrage is sprake van elkaar op straat passerende jongens en meisjes en van ‘fluiten en psten’ en van gepraat over ‘meiden’. Volgens het dagblad bleek uit dit verhaal ‘zeker studie, doch studie van datgene wat voor twaalf- tot achttienjarigen niet het heilzaamste geacht kan worden: studie namelijk van de hollandsche en fransche realistische romanliteratuur.’Ga naar voetnoot27 Het is lastig om in de digitale bestanden met publicaties uit de periode rond 1900 het begrip realistische roman in algemene, literatuur-historische zin terug te vinden. Om de term in Delpher terug te vinden in deze neutrale zin moet in ieder geval de rubriek ‘Advertenties’ worden uitgeschakeld, want daarin wemelt het van aangeboden werken die ter aanprijzing juist vanwege de niet-neutrale connotaties als ‘realistische roman’ worden aangeboden. Meerdere uitgevers stortten zich gretig op de verkoopbevorderende aanduiding. De pervertering van de term werd in deze tijd ook wel betreurd. Bijvoorbeeld door sdap'er Sybe Kornelis Bakker, die in 1907 in De zedelijke beteekenis van het socialisme over de voortwoekerende maatschappelijke ontaarding schreef: Ik denk aan de steeds afgrijselijker uitbreiding aannemende schandaallitteratuur, de zoogenaamde ‘realistische romans’ - titels geven doe ik niet, maar ik wil er even op wijzen dat ik zeer beslist niet het oog heb op werken als van Zola, Geertje van de Meester en dergelijke. Een feit dat boekdeelen spreekt is het volgende: een van de beste romans, ik meen van Flaubert, verscheen in een Hollandsche vertaling. Het boek werd niet gekocht. Er kwam een ander omslag om, waarop met vette letters stond: realistische roman. Het vloog weg. Dat is doodeenvoudig ontzettend.Ga naar voetnoot28 De ‘realistische roman’ werd dus vaak gezien als gevaarlijk en zedenondermijnend. De dagbladen namen ook niet zomaar advertenties op voor dergelijke werken. Maar soms glipte er wel iets door. Zo verontschuldigde het Algemeen handelsblad zich in 1916 wegens enkele abusievelijk geplaatste ‘Aanstootelijke advertenties’: | |
[pagina 193]
| |
Figuur 2. Advertentie in het Algemeen handelsblad 1916
In ons blad is door een verzuim van een onze employés een paar maal een advertentie opgenomen van boeken, ‘realistische roman novellen’, die aan de aandacht der directie ontsnapt is. Deze deelt hierbij mede, dat die advertentie niet meer zal worden geplaatst.Ga naar voetnoot29 Bedoeld was waarschijnlijk de advertentie die onder andere op 30 november, één dag eerder, was opgenomen voor ‘10 Realistische roman novellen’ voor de prijs van 2 gulden 50 met titels als Lucie de nachtvlinder, Lichte vrouwtjes, Paradijs Appeltjes, Greta van de vlakte en Machineschrijfster van de firma W.C. Auteur van al deze werken was een zekere Jacques van Kampen en de uitgever was August Koster te Amsterdam. Geen van de vermelde uitgaven is in een bibliotheek of archiefinstelling bewaard gebleven. De uitgever verklaarde over zijn ‘realistische roman novellen’: Zij bevatten liefdesavonturen van allerlei aard, dikwerf gepaard gaande met ontaarde neigingen en misdaad, doch ook vol echten humor. Uit den aard der zaak zijn deze novellen realistisch, zooveel mogelijk echter zijn platte woorden en ruwe uitdrukkingen vermeden.Ga naar voetnoot30 De zinsnede over de aard der ‘realistische’ zaak en het vermijden van ruwe uitdrukkingen komt tien jaar eerder al exact voor in de catalogus van uitgeverij Van Klaveren.Ga naar voetnoot31 Hier is dus misschien niet de concrete handel, maar in ieder geval wel de aanprijzingstechniek van Van Klaveren overgegaan naar uitgeverij Koster. | |
[pagina 194]
| |
Het Nieuwsblad voor den boekhandel had mogelijk een losser advertentiebeleid dan het Algemeen handelsblad, want daarin werd soms ‘realistische’ negotie ter overname aangeboden. In 1897 adverteerde bijvoorbeeld, hoe toevallig, een zekere J.H. van Balen van uitgeverij Helder, met een ‘Spotgoedkope opruiming van clichés met copie.’Ga naar voetnoot32 Onder nummer 8 bood hij aan: ‘De pas afgedrukte oplaag van De Booze Geest, realistische roman van J. Storm, schrijver van De Referendaris (niet voor dames), zonder copierecht, onuitgegeven’. Van De Referendaris bezit de kb een exemplaar, maar of De Booze Geest ooit is verschenen, is onduidelijk. Wel is duidelijk dat uitgeverij Helder kennelijk een doelgroepenbeleid hanteerde: ‘realistische romans’ waren niet bedoeld voor dames. | |
De ‘realistische roman’ in de bibliotheekDoelgroepen waren ook in het geding bij het bibliotheekwezen. Daar zat men soms met de ‘realististische roman’ in de maag. In 1913 besprak de Centrale Vereeniging voor Openbare Leeszalen en Bibliotheken tijdens haar algemene ledenvergadering ‘De praeadviezen van dr. C.A. Steenbergen en dr. J. v.d. Valk betreffende het onderwerp “De Roman in onze Openbare Leeszalen”’.Ga naar voetnoot33 Onderwerp van de adviezen waren vooral de keuzes die de Openbare Leeszalen uit het lectuuraanbod moesten maken. Anno 2017 grossiert vrijwel elke Openbare Bibliotheek in een ruim aanbod van bijvoorbeeld ‘Spanning’ en ‘Romantiek’, maar dat was tot in de jaren zeventig van de twintigste eeuw niet gebruikelijk. De volksverheffingsgedachte is lange tijd leidend geweest en was zeker in 1913 een belangrijk geloofsartikel van het dan nog jonge openbare bibliotheekwerk. Tijdens deze vergadering werd uitvoerig en fel gedebatteerd over de kwestie of een openbare leeszaal ja dan nee ‘Ontspanningslectuur’ zou mogen aanbieden. Sommige aanwezigen, zoals een van de opstellers van de adviezen, dr. C.A. Steenbergen uit Amsterdam, meende dat de kwestie in essentie nooit objectief te beslissen zou zijn: Dat het vraagstuk dat in bespreking is, een buitengewoon moeilijk vraagstuk is, is de aanwezigen al gebleken. Er komen zooveel moeilijke vragen bij te berde; de kwestie van volksopvoeding; allerlei financieele vraagstukken; de grens tusschen wat literaire waarde heeft en wat niet; allerlei kwesties die niet ineens, ja die eigenlijk nooit zijn op te lossen. Maar wel was het volgens dr. Van Steenbergen mogelijk om vast te stellen ‘dat aan den eenen kant goede romans, die hetzij groote literaire waarde hebben, hetzij groote waarde voor de ontwikkeling van het karakter, in ieder geval in een bibliotheek thuis behooren, en dat aan den anderen kant natuurlijk uitgesloten moeten worden boeken die een | |
[pagina 195]
| |
bepaald schadelijken invloed hebben, en prikkellectuur.’ Uit het vervolg van de vergadering blijkt dat ‘Prikkellectuur’ vrijwel samenvalt met het begrip ‘Realistische roman’. De voorzitter van de vergadering durfde het beestje bij de naam te noemen, waarbij opvalt dat weer een duidelijk doelgroepenbeleid werd toegepast: Wanneer ik den loop van de discussie overzie, dan komt het mij voor, dat een van de dingen die op het oogenblik de groote moeilijkheid vormen eigenlijk buiten debat blijft. De heer Rutgers heeft het een paar keer eenigermate aangeroerd, maar is er toch ook niet geheel in doorgedrongen. Ik bedoel de vraag, wat is eigenlijk een roman die verkeerd werkt? Wanneer men heeft een realistische roman, dan staat men voor de vraag of men dien zal opnemen, ja of neen. Nu zijn er, als ik het wel heb, verschillende leeszalen waar men werken, laat ik zeggen van Zola, wel opneemt in het Fransch, omdat men denkt: de personen die er dan naar vragen zullen menschen zijn van wat hoogere ontwikkeling en zij zullen zulk een werk vermoedelijk ook vragen met het oog op de beteekenis van dat werk als kunstwerk, terwijl wanneer men een vertaling van zoo'n werk heeft, het allicht zal gevraagd worden vanuit een ander oogpunt bezien.Ga naar voetnoot34 Dit bibliothecaire wantrouwen tegen een lager opgeleide doelgroep die het Frans niet machtig was, is mogelijk ook de verklaring voor het gegeven dat de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag van oudsher wel veel Franse erotica in de collectie bewaart, maar de Nederlandse varianten in het verleden beperkt heeft opgenomen.Ga naar voetnoot35 Nu kwamen rond 1900 de lager opgeleiden bij de kb niet zo vaak over de vloer, maar voor de Openbare Leeszaal vormden zij een belangrijke doelgroep. Uit deze notulen blijkt wel dat ook voor de bibliothecarissen het begrip ‘realistische roman’ vrij eenduidig was. Iedereen begreep dat er prikkellectuur onder verstaan diende te worden. Maar voor de ‘ernstige lezer’ konden ‘realistische romans’ van de grotere namen als Zola dus wel in voorraad worden gehouden.Ga naar voetnoot36 | |
Realisten in de leesbibliothekenOok de nutsbibliotheken en de confessionele volksbibliotheken worstelden met de ontspanningslectuur,Ga naar voetnoot37 vooral omdat ze net als de jonge algemene Openbare Leeszalen de concurrentie van de commerciële leesbibliotheken vreesden: als ze geen spannende lectuur zouden bieden, zouden ze lezers kunnen kwijtraken aan de commerciëlen, die | |
[pagina 196]
| |
zoveel mogelijk leverden wat de klant wenste. De commerciële leesbibliotheken, tot in de jaren zeventig wijdverspreid in Nederland, hadden bij pedagogen een slechte naam, juist ook vanwege het veronderstelde of echte aanbod van ‘prikkellectuur’.Ga naar voetnoot38 Ook ‘realistische romans’ zullen daar veel uitgeleend zijn, maar de commerciële leesbibliotheekhouders moesten ook rekening houden met de anti-pornografiewetgeving. Veel werd onder de toonbank verhuurd. Figuur 3. ‘Realistische roman’ in een leesbibliotheekband (M. Nivens, Wellust in het zwart, Gouda, tussen 1960 en 1970)
De leesbibliotheekhouders, verenigd in de anbi, met hun eigen orgaan De Bibliotheekhouder, spraken zelf van een aanbod van ‘Realisten’.Ga naar voetnoot39 Greetje Heemskerk onderzocht het aanbod van de leesbibliotheken en ontdekte dat de ‘Realisten’ vaak buiten de catalogus werden gehouden. Er moest - al dan niet fluisterend - om gevraagd worden. | |
[pagina 197]
| |
Karel van het Reve herinnerde zich in 1990 hoe hij tijdens de oorlog de ‘Leesbibliotheek Berlage’ bezocht, die de communistische journalist en politicus Anton Koejemans had opgericht om het hoofd financieel boven water te houden: ‘Ik meen dat drie boeken een week lenen een kwartje kostte. De meeste mensen kwamen op zaterdagmiddag. Veel huisvrouwen die voor zichzelf een kasteelroman kwamen halen en “een kojboj en een realistisch voor me man”.’Ga naar voetnoot40 Vanaf 1930 werden de leesbibliotheken door het ‘Rijksbureau betreffende de bestrijding van den handel in vrouwen en kinderen en van de handel in ontuchtige uitgaven’ scherper in de gaten gehouden en er kwam ook gemeentelijk toezicht op de commerciële bibliotheken middels de Algemene Politieverordening.Ga naar voetnoot41 Ze werden vaak op gemeentelijk niveau gedwongen om alle werken op te nemen in een catalogus. Na de Tweede Wereldoorlog intensiveerden gemeenten het beleid nog, niet in de laatste plaats door druk vanuit de katholieke kerk in de zuidelijke provincies. Maar de waarschuwingen kwamen niet alleen uit confessionele kringen. Vanuit het openbare leeszaalwerk werd na de oorlog gewaarschuwd tegen het ‘vervlakkend leesvoer van detectives, gangster- romans, cowboyboeken (Havank, Ivans, Edward Multon, Zane Grey enz.).’ Een groot gevaar vormden vooral ‘de zware realisten’ van de commerciële leesbibliotheken, een voorbeeld zou de detective-schrijver Mickey Spillane zijn.Ga naar voetnoot42 Op verzoek van de gemeenten kwam het kabinet-Drees in 1948 met een wetsvoorstel voor een nieuwe bibliotheekwet, maar er kwam veel verzet vanuit juridische kringen: gemeenten laten toezien op het aanbod van leesbibliotheken werd strijdig met de grondwet geacht en de wet kwam niet van de grond. Hoogleraar Nederlands Recht Van den Bergh waarschuwde in Het vrije volk: Burgemeester en Wethouders van de gemeente Achterste Wildernis zullen beslissen, welke werken van Zola, van Flaubert en van de overige grote meesters der wereldliteratuur als ‘aanstootelijk voor de eerbaarheid’ zullen worden beschouwd en derhalve uit de bibliotheek zullen moeten worden verwijderd.Ga naar voetnoot43 | |
Emile ZolaDe naam die steeds weer terugkeert in de beschouwingen over de ‘realistische roman’, tot ver in de twintigste eeuw, is die van Emile Zola. Hoewel hij zelf dus vooral het begrip ‘naturalisme’ muntte, is hij in Nederland ook heel lang geassocieerd gebleven met het begrip ‘realistische roman’. Zola lijkt een sleutelfiguur tussen de wereld van de hoge en lage lectuur te zijn geweest, waarbij het erotische gehalte van zijn werken een cruciale rol speelde. In de wereld van de literaire highbrow werd hij gezien als auteur van de betere realistische romans in de neutrale zin, maar in de algemenere pers en zeker door som- | |
[pagina 198]
| |
mige uitgevers werd hij vooral gepresenteerd als auteur van ‘realistische romans’ tussen aanhalingstekens, dus van het slag ‘vieze boekjes’. Grote werken van de schrijver zoals de Rougon-Macquart-serie werden tot in de jaren twintig ook door uitgevers van pulp- of kiosklectuur op de markt gebracht in goedkopere volksuitgaven, waarbij het ‘realistische’ gehalte werd benadrukt. Een algemeen beeld van Emile Zola in Nederland is moeilijk te geven. Het hangt sterk af van het perspectief van de criticus en van het periodiek waarin hij publiceerde welk ‘Zola-beeld’ er werd aangehangen. In literaire kringen, zeker in die van de Tachtigers, werd Zola als een godheid aanbeden en ijverde men voor standbeelden na Zola's overlijden in 1902. Maar daarbuiten bestond grote weerstand.Ga naar voetnoot44 Op het Taal- en Letterkundig Congres van 1879 verdedigde Jan ten Brink het werk van Zola, maar de didacticus P.J. Cosijn meende volgens het verslag: Een der schrijvers van dezen tijd, Emile Zola, is de apostel van het realisme. Voor de eer der nationale letterkunde hoopt spr. echter, dat men van alle navolging van Emile Zola verschoond blijve.Ga naar voetnoot45 In socialistische kringen bestond er minder weerstand tegen Zola, wegens zijn compassie met de arbeiderszaak, zoals in de mijnwerkersroman Germinal. Bij de confessionelen stonden de romans van Zola evenwel op hetzelfde niveau als verboden pornografie. Ook burgerlijk-liberale dagbladen als het Algemeen handelsblad bleven weerzin tegen Zola uiten. Met zorg nam het Handelsblad waar dat de morele veroordeling van Zola in Frankrijk en Nederland alleen maar verkoopverhogend werkte. In 1887 merkte het Handelsblad op in een bericht uit Parijs: Heden is de nieuwe roman van Zola La Terre verschenen. Zelfs de vroegere aanhangers van het Zolaïstisch naturalisme hebben tegen de onnoodige en gezochte grofheden van dezen roman geprotesteerd. Is het hieraan misschien toe te schrijven, dat ik van middag reeds het 31ste duizend voor een boekwinkel zag liggen?Ga naar voetnoot46 Met alle weerzin en de geur van verbod verbaast het niet dat Nederlandse vertalingen van Emile Zola ook werden aangeboden door de bekende erotica- en porno-uitgevers als Artistiek Bureau en Van Klaveren. Van Klaveren adverteerde in 1892 onder andere in de Sumatra-Courant met Vluchtige liefde van Zola, naast werken als Verborgenheden der galante wereld en Het leven eener blanke slavin van Lord Monroe.Ga naar voetnoot47 Deze Zola-uitgave is niet bewaard. De Zola-vertalingen van het beruchte Artistiek Bureau uit Rotterdam gedeel- | |
[pagina 199]
| |
telijk wel: de kb bezit zowel edities van Vluchtige liefde (1898) als van Lourdes (1894 en 1898) van deze uitgeverij. Veel vertalingen van Zola werden expliciet als ‘realistische roman’ aangeboden. De uitgeverij van de gebroeders E. & M. Cohen bood in 1902 de roman Vruchtbaarheid van Zola aan als ‘Groote realistische roman’.Ga naar voetnoot48 In 1905 adverteerden ze in Het Volk voor Zola-uitgaven als Herleving, ‘realistische novelle’ en Werk, ‘Realistische roman in 2 deelen. Geestdriftige tooneelen. Liefde en sexueel leven der mijnwerkers’.Ga naar voetnoot49 Ook van deze uitgaven is lang niet alles terug te vinden in bibliotheekcollecties. Tot ver in de twintigste eeuw circuleerde Zola als auteur van vertaalde ‘realistische romans’ in de onder-de-toonbank-wereld. Tegelijkertijd werd hij de door de elite in het Frans gesavoureerd als literair grootmeester. | |
Het interbellumDe ‘officiële’ literaire realistische roman ontwikkelde zich na 1900 verder tot een algemeen soort psychologische roman, onder andere door auteurs als Herman Robbers en Ina Boudier-Bakker. In de jaren tien en twintig zijn de eerste aanzetten tot avantgardistisch en modernistisch proza te zien. Het reguliere realisme bleef bestaan, maar speelt in literatuur-historische overzichten over deze tijd niet de hoofdrol. De erotische ‘realistische roman’ leefde echter gewoon voort. Van Klaveren en Artistiek Bureau verdwenen uit zicht, maar er doken nieuwe uitgevers op die ‘realistische romans’ bleven uitventen. In Den Haag was in de jaren twintig bijvoorbeeld Uitgeverij Pandora actief, die adverteerde met ‘realistische romans’ in de Pandora-roman-serie. Deze reeks, die lijkt te zijn volgeschreven door Jacques Toulouse (pseudoniem van uitgever J.H. ElfringGa naar voetnoot50), is eveneens slecht bewaard. De kb beheert twee deeltjes: Zwoele nachten en Toni, het mooie schildersmodel. Daarnaast is Jacques Toulouse ook terug te vinden als redacteur van de ‘Realistische Roman Bibliotheek’ van uitgeverij Selecta te Amsterdam. Van deze reeks is één deeltje overgeleverd: het door Toulouse zelf geschreven Vrouwenverleider tegen wil en dank.Ga naar voetnoot51 In de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw legitimeerden de auteurs en uitgevers van de erotische ‘realistische romans’ hun werken nog met verwijzingen naar de bekende literaire realistische en naturalistische auteurs. In de roman-reeks van uitgeverij Pandora keert de ‘realistische roman’ zich tegen de ‘officiële’ literatuur: Lijden de meeste Hollandsche romans aan literaire zwaarlijvigheid of zijn te vergelijken met geestelijke waterhoofden, topzwaar van vervelende zwaarwichtigheid en tweede-hands psychologie, in de vlotte Realistische Meester- | |
[pagina 200]
| |
werken van Jacques Toulouse, dien men met recht de Hollandsche collectionneur van amoureuse burgermans dwaasheden noemt, zit sneltreinvaart en tempo.Ga naar voetnoot52 Figuur 4. Jacques Toulouse, Toni, het mooie schildersmodel. Realistische roman uit het artistenleven. Den Haag, circa 1930
Figuur 5. Jacques Toulouse, Vrouwenverleider tegen wil en dank. Realistische roman bibliotheek. Amsterdam, circa 1925
Hoe dan ook wemelde het in de jaren twintig en dertig nog van de ‘realistische roman’-uitgaven. Curieus is dat het begrip ook gebruikt gaat worden voor bioscoopfilms. Zo adverteerde Cinema Palace in 1920 in de Nieuwe Rotterdamsche Courant voor de film Ellende der menschheid als ‘Realistische roman in zes deelen. Duur zeven kwartier.’Ga naar voetnoot53 In de socialistische krant Voorwaarts werd in 1921 geadverteerd door het W.B. theater voor het toneelstuk De hinderlaag der liefde, ‘Realistische roman in 5 acten’.Ga naar voetnoot54 | |
[pagina 201]
| |
De uitgeverij van de gebroeders Graauw uit Amsterdam en Soerabaja adverteerde in deze jaren regelmatig met ‘realistische romans’, zoals een vertaling van het Italiaanse Mimi Bluette, ‘in zekeren zin een realistische roman’. Vertaald door Christina Moresco-Brants, maar niet bewaard in enige bibliotheek. Een andere actieve uitgever was Mulder uit Amsterdam, waar bijvoorbeeld de ‘realistische roman’ Het verleidelijk model van de kunstschilder van Hugo Beersman verscheen. Het thema van het al dan niet onschuldige meisje dat in handen valt van zedeloze kunstenaars is een van de favorieten van het ‘realistische genre’, ook in Toni, het mooie schildersmodel van Toulouse staat het centraal. | |
IndiëNederlands-Indië speelt in de ‘realistische romans’ ook vaak een grote rol. Er wordt veel gezinspeeld op de veronderstelde lossere zeden in de Oost. Hierbij ontleent de specifiek Indische ‘realistische roman’ zijn voorbeelden ook aan de Indische-roman-mode in de jaren na 1900.Ga naar voetnoot55 De ‘realistische roman’ die in of over Indië handelt, wist deze beeldvorming flink aan te dikken. Het Haagse Pandora Uitgevers Genootschap adverteerde in het binnenwerk van Zwoele nachten bijvoorbeeld ook met zo'n Indische roman: Soeka-Tjintja-Liefdelust, van een zekere ‘Nonna’: Alleen een warmbloedige, temperamentvolle Indische vrouw als deze Nonna, is in staat haar meest intieme liefdesverhoudingen zoo gedurfd en met zoo'n gloeiende vaardigheid weer te geven! Eén van de meest hartstochtelijke romans der laatste jaren! Van deze roman is een exemplaar bewaard gebleven in de ub Leiden.Ga naar voetnoot56 Het is natuurlijk heel wel mogelijk dat ook deze roman weer was geschreven door tomeloze veelschrijver Jacques Toulouse zelf. In het Haagse was ook uitgeverij Confidentia actief op het ‘realistische’ front. Die firma werd gerund door uitgever Maurice Bernard Coelho, die zelf ook ‘realistische’ werken publiceerde, zoals De maagd in tricot (circa 1930) en de ‘flagellantische roman’ Mary, plaatsingsbureau voor jonge meisjes (1931) onder het pseudoniem Mario Ben Collini.Ga naar voetnoot57 Als uitgever bracht hij de ‘Indische roman’ Liefde-zonde. Realistische roman uit het nachtleven in Indië (1928), later herdrukt onder de titel Batavia bij nacht (1940). In deze roman draait het om één van de grote kern-thema's van de ‘realistische roman’: de prostitutie. Er wordt een onthullend beeld geschetst van de straatprostitutie in de wijk Weltevreden bij Batavia: | |
[pagina 202]
| |
Figuur 6. J. van der Heijden, Liefdezonde. Realistische roman van hartstochten en onthullingen uit het nachtleven in Indië. Den Haag, 1928
Geen fatsoenlijke vrouw kan zich daar dan nog, zelfs niet onder geleide, vertoonen, wil zij niet in opspraak komen, en de heeren die men er dan nog vindt, zijn meestal boemelaars en losbollen, die opzoek zijn naar een ‘hippie’ of een ander avontuurtje willen beleven, want daarvoor bestaat hier kans te over.Ga naar voetnoot58 De ‘hippies’ zijn de straatprostituees. Hoofdpersoon van Liefde-zonde oftewel Batavia bij nacht is de aan lager wal geraakte Europeaan Jimmy die bij de inlanders in de kampong woont. Hij werkt als ‘djago’, souteneur van de straatmeisjes. Jimmy vindt zichzelf echter anders dan de overige ‘djago's’, hij neemt het op voor de uitgebuite ‘hippies’ en berooft ze niet van al hun geld. Als Jimmy verliefd wordt op de prostituee Melatie probeert hij haar uit het nachtelijke Batavia te redden om samen een burgerlijk bestaan op te bouwen. Dan onthult de roman echter een kenmerkende visie op de prostitutie: Melatie kan zich er niet aan onttrekken, want ‘het gif der ontucht, dat reeds zoo diep bij haar was ingeworteld’ drijft haar weer naar de nachtelijke straten van Weltevreden. Jimmy, die dan probeert als fatsoenlijk taxichauffeur aan de kost komen, krijgt haar aan het einde van de roman nietsvermoedend met een klant in zijn wagen. Razend stort hij zich met hen de weg af, maar Melatie en haar klant overleven. Alleen Jimmy overlijdt, ‘met | |
[pagina 203]
| |
den naam Melatie op de lippen...’Ga naar voetnoot59 De slechte, gevallen vrouw die de in de kern onschuldige man naar de afgrond sleurt, komt niet alleen in de Indische varianten voor. In veel ‘realistische romans’ treedt zij op als bron van alle kwaad. | |
Na de oorlogOok na de Tweede Wereldoorlog verschenen nog vele erotische ‘realistische romans’. De Indische variant leefde zelfs nog voort na de soevereiniteitsoverdracht van 1949. Zo wordt in Liefde en haat in de kampong. Realistische roman van de hand van een zekere Frank Keith, verschenen bij uitgeverij Lectura in Den Haag en gedateerd op 1954, duidelijk herinnerd aan de koloniale oorlog van 1945-1949. In Liefde en haat in de kampong worden de oorlogshandelingen van twee losgeslagen Nederlandse militairen beschreven, met veel wreedheden en veel seksuele uitspattingen: ‘klaar voor de meisjes en klaar voor de moorden, in het chaotische Indonesië dat, na de bevrijding van de Japanners een gezagsvacuüm doorleefde, waar de man met een geladen geweer alléén door de kracht van zijn wapen, de hoogste autoriteit en rechter was.’Ga naar voetnoot60 Er verschenen in de jaren vijftig en zestig meer van dit soort reactionaire, koloniale erotische romans, soms ook zonder de expliciete ondertitel ‘realistische roman’. Frank Keith publiceerde bijvoorbeeld ook nog Oorlogsliefjes in Djakarta (1952) en Jappen en hartstocht (1954). De Algemene Nederlandse Uitgeverij Rotterdam (anu) bracht in zijn SignaalreeksGa naar voetnoot61 ook ‘oosterse’ erotische romans als Waanzin der wellust en Voorhof der wellust van ene Lothar Schmitz. Ook die uitgaven zijn ongedateerd, maar vermoedelijk verschenen tussen 1955 en 1965. Achter al deze pseudo- Duitse en pseudo-Amerikaanse pseudoniemen schuilen hoogstwaarschijnlijk steeds Nederlandse auteurs. In buitenlandse catalogi zijn de namen meestal niet te vinden. De uitgeverijen ‘Orion’ en ‘Hildebrand’ uit Amsterdam pakten eind jaren vijftig, begin jaren zestig nog flink uit met ‘realistische romans’, onder andere met de reeks R.A.S., oftewel de Realistische Actuele Serie.Ga naar voetnoot62 Bij Orion/Hildebrandt verschenen in de jaren zestig titels als Plein der zonde, realistische roman uit de toneelwereld van Wouter van Swol (circa 1960). In die roman wordt uiteraard weer het thema van de gepassioneerde artiestenwereld uitgebuit. In Lenie van de rosse buurt, een realistische levensroman van Ton van Bremen, rond 1960 verschenen in de Broadway reeks van uitgeverij Orion, staat de prostitutie weer centraal. Het arme meisje Lenie Kram uit Zwolle wordt verstoten door haar strenge, calvinistische ouders en vlucht naar Amsterdam. Alvorens Lenie daar tot prostitutie wordt gedwongen door een duistere souteneur van de Zeedijk, passeert onder andere het thema van het ‘schildersmodel’ de revue. Lenie wordt tot naaktposeren verleid door artistieke jongens van het Leidesplein: | |
[pagina 204]
| |
Ze hadden haar overrompeld met hun snelle, charmante verhalen en Lenie wist toen nog niet, zoals zovele andere meisjes die voor het eerst op het Leidseplein komen, dat die verhalen altijd dezelfde waren...Ga naar voetnoot63 Lenie ontvlucht de kunstenaars, gaat samenwonen met een bronstige Italiaan en belandt uiteindelijk in de handen van pooier Willem en zijn moeder die haar achter het raam zetten. Het gaat van kwaad tot erger, maar uiteindelijk wordt Lenie verenigd met haar moeder en loopt alles goed af. In ‘realistische romans’ als deze uit de jaren zestig kantelt het beeld van de prostituee dus wel. Lenie is eerder slachtoffer van de omstandigheden dan een onweerstaanbare femme fatale die ‘onschuldige’ mannen verleidt. Ton van Bremen schreef meerdere ‘realistische romans’, zoals Verdorven dromen en Vroeg rijp. Uit een vergelijking blijkt dat het schrijven van dit soort werkjes een soort lopendebandwerk moet zijn geweest, want steeds worden dezelfde basisingrediënten gebruikt, waarbij prostitutie, misdaad en gevallen meisjes de belangrijkste zijn. Vroeg rijp volgt hetzelfde stramien als Lenie van de rosse buurt, met als verschil dat het ontspoorde meisje in deze roman uit Den Haag via Katwijk en Leiden naar Amsterdam ontsnapt om in handen te vallen van de gebruikelijke dubieuze types. Het lopendebandwerk wordt bevestigd door schrijfster Anneke Bakkum die in 2013 onthulde dat zij de ware auteur was achter veel titels van uitgeverij Orion en dat achter het pseudoniem Ton van Bremen de schrijver Jacques Boersma (1932-1979) schuilde, beter bekend als Alan Teister. Hij hielp Bakkum in de jaren vijftig aan een goed verdienend baantje: Jacq. zat sowieso altijd krap en werkte toentertijd voor een uitgever in Amsterdam. Een uitgever in realistische lectuur. Dat vertelde hij. Misschien was dat ook iets voor mij? Jazeker was dat iets voor mij. Hij legde het contact. Ik kocht een oude Remington en tikte met één vinger een proefstuk, waarop ik werd aangenomen. Hoera! Net als Jacq. werkte ik voortaan thuis voor uitgeverij Orion, ook wel uitgeverij Hildebrand, gevestigd aan de Gasthuismolensteeg (nu straat) in Amsterdam. Aan het hoofd daarvan C.J. Edelman.Ga naar voetnoot64 Het pseudoniem ‘Jan Brandts’, bekend van de homo-erotische ‘realistische roman’ Mannen die anders zijn en van titels als Puberteit, realistische jeugdroman, wordt vaak toegekend aan directeur Cornelis Johannes Edelman, maar Bakkum onthulde dat veel van die titels feitelijk ook door haar werden geschreven. Alan Teister was bovendien volgens Bakkum niet alleen de man achter ‘Ton van Bremen’, maar hij was ook ‘Louis Dusac’, auteur van de ‘realistische romans’ Masker der zonde en De veelkleurige harem. Uit Bakkums herinneringen blijkt in ieder geval dat een uitgeverij van ‘realistische romans’ het allemaal niet zo nauw nam, er werd veel geknipt en geplakt en met pseudoniemen gehusseld. Ook de banden tussen uitgevers zijn niet altijd even duidelijk. Curieus genoeg duikt de roman Vroeg rijp van Ton van Bremen bijvoorbeeld ook op in een Franse vertaling, gepubliceerd | |
[pagina 205]
| |
door de duistere Rotterdamse Club privé du livre rond 1965: Maturité precoce.Ga naar voetnoot65 Deze uitgever blijkt de Franstalige tak van de ‘Besloten boekenclub Rotterdam’, die rond 1960 titels bracht als Mestvaalt van Parijs van Philippe Créol en Witte pijen... zwarte zielen van Donald Wood. In het colofon van sommige titels van de Rotterdamse boekenclub worden deze aangeduid als uitgaven van ‘Real publications’. Anne Bakkum herinnerde zich ook dat het met echt expliciet ‘realisme’ wel meeviel bij de Orion-uitgaven. Een ontblote schouder op het omslag van Verdorven dromen was al behoorlijk gewaagd. ‘De lat lag niet niet hoog en het realisme stelde niet veel voor want in de jaren vijftig werd iets al gauw gewaagd gevonden.’Ga naar voetnoot66 Dat veranderde in de jaren zestig. Dat is te zien aan de Signaalreeks van de anu. Die boeken werden steeds heftiger, waarbij de ondertitel ‘realistische roman’ niet meer werd gebruikt. De eveneens Rotterdamse firma ‘De Nachtuil’ gebruikte nog wel vaak de ondertitel ‘realistische roman’, bijvoorbeeld bij Corrie de nachtengel van Arend van Arkel. De Nachtuil bracht ook nog met expliciete ondertitel ‘realistische roman’ uitgaven als Vrouwen die zondigen van Jim Lord (circa 1955), Engelen van de nacht (1960) van Jean Recourt en Duistere driften in Haïti van Donald Benson. Deze uitgaven zijn minder expliciet dan de Signaalreeks van de anu, maar net als bij die uitgaven doken er bij De Nachtuil met de jaren wel steeds meer fotokaternen op, met naaktfoto's die in de meeste gevallen geen enkel inhoudelijk verband met de inhoud van het verhaal lijken te vertonen. | |
Fél-realistischDie oprukkende fotokaternen in de jaren zestig zijn aanwijzingen voor veranderende tijden. De erotische romans werden explicieter en heftiger. De romannetjes die nog als ‘realistische roman’ werden opgediend, steken in braafheid steeds meer af bij de ruigere boeken die in de jaren zestig bovengronds komen. De boekjes van Arend van Arkel, Ton van Bremen, Jan Brandts, Jim Lord en vele anderen zijn ook veel braver dan de nieuwe jonge schrijvers die in hun literaire werken geen blad meer voor de mond nemen, zoals Jan Cremer en Jan Wolkers. De ‘realistische roman’ lijkt in deze jaren een versteend genre te zijn geworden, dat rechts wordt ingehaald door de nieuwe expliciete literatuur van de jaren zestig. De expliciete ondertitel ‘realistische roman’ als codenaam (of geuzennaam) voor vieze boekjes lijkt rond 1970 te zijn verdwenen. Dat moment valt ook samen met de ontwikkelingen in het strafrecht die rond dezelfde tijd leidden tot opheffing van de strafbaarheid van pornografie of althans tot het gedogen van veel pornografie. De baanbrekende seksblaadjes Chick en Candy openden een nieuw pornografisch tijdperk en de ‘realistische’ romannetjes zonder of met weinig foto's, af te halen in obscure winkeltjes of kleine particuliere leesbibliotheekjes, hadden hun beste tijd gehad. | |
[pagina 206]
| |
Figuur 7. Uitgeversreclame voor een ‘Fel realistische roman’. Uit: E. Webster, Het vreemde bloed. Realistische roman. Amsterdam, tussen 1960 en 1970
Toch leeft het begrip ‘realistische roman’ nog wel enigszins voort. Zo is in de krantenberichten tot in de jaren tachtig ook regelmatig de term fel-realistisch te vinden, als overtreffende trap in de aanprijzing van pikante werken. Het Amsterdamse Volkstoneel toerde in de jaren zestig door Nederland met het ‘fel realistische zedendrama’ Rooie Sien.Ga naar voetnoot67 De obscure Groningse porno-uitgever ‘Biofot’ bracht vanaf 1970 de uitgave Porno. Een fel realistisch verhaal met vele porno-kleurenfoto's die aangepast zijn bij de tekst.Ga naar voetnoot68 En op de televisiepagina's werd in 1970 gemeld dat de avro-televisie in augustus een bbc-verfilming van Zola's roman Nana zal vertonen. Ook Zola wordt als ‘fel-realistisch’ beschreven: Men noemt zijn werk fel realistisch, sterk beeldend zowel in het tragische als in het obscene en zijn schrijven over alcoholisme, armoede, verpaupering, uitbuiting van de zogenaamde hogere milieus tegen een achtergrond van prostitutie veroorzaakte bij het Franse publiek zo'n ontstellende deining, als honderd Jan Cremers in het kwadraat hier nog niet teweeg zouden kunnen brengen.Ga naar voetnoot69 Een komische indicatie van de verschuiving van ‘realistisch’ naar ‘fel-realistisch’ bood de tapijthandelaar Arie Veen. Hij probeerde in 1970 de aandacht te trekken met een ludieke advertentie.Ga naar voetnoot70 Hij presenteerde zijn nieuwe stalencatalogus Parade Tapijt Pocket als paperback met verhalen voor volwassenen: ‘De nieuwste bestseller die een van de grootste geheimen van de 20ste eeuw ontsluiert. Fel realistisch. Uitsluitend voor volwassenen.’ Een diagonale band met aanprijzing op het omslag herinnert aan dat van Ik, Jan Cremer: ‘de nieuwste bestseller’. | |
[pagina 207]
| |
Figuur 8. Advertentie voor de Parade Tapijt Pocket, 1970
| |
Van Zola tot Van RoyenDe ‘realistische roman’ die expliciet zo werd aangeduid, verdween rond 1970 uit zicht, maar tot op de dag van vandaag duiken de begrippen ‘realistisch’ of ‘fel-realistisch’ nog wel eens op om verhalen die met erotiek of seksualiteit van doen hebben aan te duiden. De bekende roman Godin van de Jacht van Heleen van Royen wordt op haar website bijvoorbeeld zo omschreven: ‘Godin van de jacht is een hilarische, fel-realistische roman over een vrouw die opkomt voor haar recht op seksualiteit en waarin de lusten en lasten van het moderne huwelijksleven centraal staan.’Ga naar voetnoot71 De combinatie van het ‘hilarische’ en het ‘fel-realistische’ herinnert aan de ‘realistische romans’ die in 1916 werden aangeprezen om hun ‘realistische aard’, maar toch ook ‘vol echten humor’ waren. Echt realistisch waren de ‘realistische romans’ dan ook zelden. Maar de genreaanduiding ‘realistische roman’, die zo veelvuldig op titelpagina's van erotische uitgaven werd gebruikt, dankt zijn oorsprong wel aan de stromingen van het ‘echte’ literaire realisme en naturalisme. Door de aandacht die de bekende realistische en naturalistische romanschrijvers hadden voor het intieme leven, Emile Zola voorop, kreeg het realisme een erotisch aura dat in bepaalde segmenten van de boekenmarkt gretig werd uitgebuit. Daar veranderde realistisch in ‘realistisch.’ |
|