Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 22
(2015)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
Nelleke Moser
| |
[pagina 162]
| |
omschrijven als een ‘self consuming artefact’, om met Stanley Fish te spreken: iets dat zijn betekenis dankt aan het feit dat het zijn bedoelingen onderuit haalt.Ga naar voetnoot5 Drucker en Fish vragen liever niet naar de bedoeling of de betekenis van dergelijke objecten. Zij geven er de voorkeur aan om in kaart te brengen welk effect het op de lezer of toeschouwer heeft en stellen vragen als ‘What is happening?’Ga naar voetnoot6 en ‘How does this project work as a book?’Ga naar voetnoot7. Dat is ook wat ik in dit artikel zal doen, in de hoop om via die weg tóch de vraag naar de mogelijke bedoeling van het boekje te kunnen beantwoorden. Dit artikel wil echter meer zijn dan een case study van een specifiek object dat toevallig opdook in een bibliotheekcatalogus. Het boekje van Zuyderhoudt is namelijk niet uniek, maar lijkt een specimen van een breder en nog nauwelijks bestudeerd genre van ‘schijnbedriegers in boekvorm’ te zijn. Om te beginnen maakte Zuyderhoudt zelf nog minstens twee schijnbedriegers in de vorm van een abc-boekje, zoals uit aantekeningen in het Leidse exemplaar blijkt. Het is niet bekend waar deze boekjes nu zijn, als ze al bewaard gebleven zijn.Ga naar voetnoot8 Bovendien was hij niet de enige, en evenmin de eerste, die dit soort boekjes maakte. De Koninklijke Bibliotheek te Den Haag bezit een schijnbedriegerboekje van de schilder Josua Huneveldt te Amsterdam uit 1735.Ga naar voetnoot9 Tot slot bezit de Zeeuwse Bibliotheek een exemplaar van een anoniem gekalligrafeerd abc-boekje dat in Middelburg in 1782 gemaakt werd.Ga naar voetnoot10 Schijnbedriegers in boekvorm zijn een bijzondere categorie binnen het populaire genre van trompe-l'oeilvoorstellingen waarin prenten, kranten, brieven, kaartspellen en ander drukwerk zijn afgebeeld. Bekende voorbeelden van zulke voorstellingen ‘in het platte vlak’ zijn de zogenaamde brievenborden van schilders als Edward Collier, Cornelis Brizé en Cornelius Gijsbrechts. Ze werden ook wel met pen getekend in alba amicorum of op losse vellen papier.Ga naar voetnoot11 Zuyderhoudt zelf maakte tussen 1765 en 1780 zes van zulke trompe | |
[pagina 163]
| |
l'oeil-voorstellingen op losse vellen, waarin hij deels dezelfde teksten en afbeeldingen gebruikte als in het abc-boekje uit 1779.Ga naar voetnoot12 Bij schijnbedriegers in het platte vlak zijn alle elementen van de voorstelling tegelijkertijd zichtbaar. Het oog ontdekt al dwalend misschien nieuwe verbanden tussen de elementen, maar de elementen zelf zijn al ‘ontdekt’. Bij schijnbedriegers in boekvorm worden de elementen geleidelijk aan prijsgegeven. Steeds als er een bladzijde wordt omgeslagen, wordt er iets aan de ervaring toegevoegd, en verandert de perceptie van wat zojuist gezien is. Niet alleen de spanning tussen de rectozijde en de nog onbekende versozijde heeft effect op de lezer, maar ook manier waarop de tegenover elkaar liggende pagina's op elkaar reageren.Ga naar voetnoot13 Deze opeenstapeling van indrukken en de mogelijkheid om beelden tegenover elkaar te plaatsen zijn cruciaal bij het onderzoeken van het effect van dergelijke boekjes. Al verlies ik de bredere context niet uit het oog, in dit artikel concentreer ik me op het exemplaar van het boekje van Zuyderhoudt uit de Universiteitsbibliotheek Leiden. Allereerst breng ik in kaart wat er gebeurt bij het lezen en bekijken van de teksten en afbeeldingen in dit boekje, zoals Fish en Drucker bepleiten. Vervolgens zal ik aan de hand van die leeservaring betogen dat het boekje opgevat kan worden als een verlicht pleidooi voor beter lezen en beter kijken. Daarmee sluit ik aan bij onderzoek naar media literacy zoals dat door Feike Dietz voor de vroegmoderne tijd in Nederland in gang is gezet.Ga naar voetnoot14 Bovendien ben ik in mijn leeswijze geïnspireerd door een recente studie van Dror Wahrman, die betoogt dat het trompe l'oeileffect aan het einde van de zeventiende eeuw werd ingezet als reactie op ontwikkelingen in het vroegmoderne boekenbedrijf, in het bijzonder de vloedgolf aan efemeer drukwerk die toen verscheen.Ga naar voetnoot15 Ik wil laten zien dat Zuyderhoudt met zijn schijnbedrieger in boekvorm op een vergelijkbare manier reageert op ontwikkelingen in het onderwijs van zijn tijd. Aan het slot zal ik nagaan in hoeverre mijn conclusies met betrekking tot Zuyderhoudts boekje ook kunnen gelden voor de andere twee schijnbedriegers in boekvorm. | |
Een nagebootst ABC-boekjeHet boekje van Zuyderhoudt heeft het formaat en de uitstraling van een doorsnee schoolboekje. Het is gebonden in een eenvoudig slap omslagje van kammarmerpapier in rood, grijsblauw en geel. Dergelijke omslagen waren gemeengoed in de achttiende eeuw.Ga naar voetnoot16 Wie het boekje openslaat, ziet een titelblad met | |
[pagina 164]
| |
daarop in gotische letters Een A/B/C Boek/ seer bequaaum ende profytelyk voor de Jonge Kinderen om te Leeren. Daaronder is een afbeelding te zien van een schoolklas met een deur, een raam en twee schooltassen aan de wand, een zittende schoolmeester aan de linkerzijde met een scholier bij zich en enkele leerlingen in de klas. Onder de afbeelding, op de plaats van het impressum, staat informatie over de schrijver: Tot amsteldam. Geschrêven door Cryn van Zuyderhoudt, Schryft met Pen en Penceel, op het Bikkers Eylands pleyn. op de hoek by de Kerk/ boven de Swaan. Anno 1779. Ouwt 74. Jaeren. en 9 Maenden. Al verraadt Zuyderhoudt al meteen dat het boekje niet gedrukt maar geschreven is, alle overige elementen van het titelblad wekken de suggestie dat dit een gedrukt abc-boekje is, bedoeld om uit te leren lezen. Het boekje bevat inderdaad precies dezelfde ingrediënten als gedrukte abc-boekjes: het titelblad met de afbeelding van de schoolklas, een afbeelding van een haan op de versozijde van het titelblad (hieraan ontleenden dergelijke boekjes de aanduiding ‘haneboekje’), een pagina met het alfabet in gotisch, romein en cursief, een pagina met klinkers, medeklinkers en lettergrepen als bouwstenen van elk woord, en tot slot een reeks gebeden en andere religieuze teksten om het lezen mee te oefenen.Ga naar voetnoot17 In Zuyderhoudts boekje zijn dat het Onze Vader, de tien geboden (met een samenvatting), de twaalf artikelen van het geloof, een avondgebed, een gebed voor het eten en een gebed na het eten en een ‘Christelijk a,b,c’ (een reeks leefregels waarvan iedere regel met een nieuwe letter van het alfabet begint). Ook bevat het de voor dit genre gebruikelijke gedichtjes die de leerlust moeten bevorderen. Boven de afbeelding op het titelblad staat een tweeregelig gedichtje: ‘Men moet in het a/b/c/ geoeffent wesen/ Eer men in eenige Boecken yet kan lesen.’ Onder de afbeelding van de haan staat: Kinderkens/ als gy des morgens
hoort kraayen den Haan/
Staat op/ en dankt dan Godt/ en doet
uw kleed'ren aan:
Gaat wascht u suyverlyk/ en naarstig
t'School wilt treeden/
Men sal u dan niet slaan/ als gy leert
goede Zeeden.
Onder het alfabet staat weer een tweeregelig gedichtje: Leert/ leert/ gy Jonge Jeugt/ in dees'
uw jonge dagen/
Want in den Ouderdom/sal Weet-
niet sich beklagen/
Deze gedichten zijn, met allerlei varianten, ook te vinden in veel gedrukte abc-boekjes.Ga naar voetnoot18 Niet alleen inhoudelijk maar ook typogra- | |
[pagina 165]
| |
fisch verwijst het boekje naar gedrukte boekjes: Zuyderhoudt geeft custoden en katernsignaturen aan, en plaatst vierkante haken rond sommige woorden in bijbelcitaten.Ga naar voetnoot19 Figuur 2. Bladzijden met haan en rode ster (knipwerk) uit Cryn van Zuyderhoudt, Een A,B,C Boek (...). Leiden, Universiteitsbibliotheek, ltk 1889
Op grond van de inhoudelijke en typografische kenmerken zou het mogelijk moeten zijn om vast te stellen of Zuyderhoudt zich op een bestaand abc-boekje heeft gebaseerd en welk boekje dat dat dan geweest kan zijn. Een gedrukt abc-boekje dat in alle opzichten met dat van Zuyderhoudt overeenkomt, heb ik echter nog niet gevonden.Ga naar voetnoot20 Het is dan ook nog de vraag of hij een bestaand exemplaar in zijn geheel heeft gekopieerd of dat hij als basis voor zijn creatie een denkbeeldig abc-boekje heeft samengesteld uit bestaande of gebruikelijke elementen. In elk geval manipuleert hij het abc-boekje op twee manieren: door er teksten aan toe te voegen en door de teksten in het boekje zelf onleesbaar te presenteren. | |
[pagina 166]
| |
Figuur 3. Bladzijden met slot van abc-boekje en gedicht Fruytiers uit Cryn van Zuyderhoudt, Een A,B,C Boek (...). Leiden, Universiteitsbibliotheek, ltk 1889
| |
Toegevoegde tekstenNa het ‘Christelijk a,b,c,’ voegde Zuyderhoudt vijf teksten toe die normaal gesproken niet in een abc-boekje voorkomen. Deze teksten dienen steeds als onderschrift bij een afbeelding. Ze zijn in verschillende stijlen gekalligrafeerd. Het eerste is een gedicht van een zekere Fruytiers waarin wordt beschreven hoe iemand die het kruis wil ontvluchten, daar niet in slaagt.Ga naar voetnoot21 De eerste acht regels luiden: Siet desen slechte Hals,
Verhaaste hier zyn schrêden;
Om dat het Kruys hem niet,
Souw vallen op zyn leeden.
't Is al verlooren moeyt,
Al liep gy noch zoo ztyf [sic],
De Cruyssen zitten Uw,
Te dapper op het lyf (...)
De afbeelding boven het gedicht toont drie kruizen op beentjes die een rennende man | |
[pagina 167]
| |
belagen. Dit gedicht wordt gevolgd door een viertal gedichtjes waarbij typen sprekend worden ingevoerd, respectievelijk ‘De Arme Vrouw Spreekt’, ‘De Schipper Spreekt’, ‘d'Boerin Spreekt’ en ‘d'Landman Spreekt’. Op de volgende pagina staat een afbeelding van twee vrouwen in gesprek, met het onderschrift ‘De Arme Vrouw Spreekt’ en een tweeregelig gedichtje: Figuur 4. Afbeelding van zeilschip met oog in het zeil uit Cryn van Zuyderhoudt, Een A,B,C Boek (...). Leiden, Universiteitsbibliotheek, ltk 1889
Waerom siet ghy myn Aan,
Omdat ik ben soo pôver,
Ik bidt Uw roep geen hey, Gy zyt
daer nog niet Over -Ga naar voetnoot22
Op de tegenoverliggende bladzijde is de schipper aan het woord (‘De Schipper Spreekt’) onder een afbeelding van een zeilschip met een oog in het zeil getekend: Betrouwt geen Vorst of Vrindt, by
Menschen is geen hyl;
Zy draejen als de Windt, houdt
zelfs een Oogh in 't Zyl -
Op de volgende bladzijde is een tekening te zien van een boerin die een koe melkt, met het onderschrift ‘d'Boerin Spreekt’ en een achtregelig gedicht: De Koe behaalt de Prys,
Waar vindt men een beest nutter,
't Vleesch is goet tot Spys;
| |
[pagina 168]
| |
Van de Melk maakt men Butter;
Van 't Smeer maakt men 't ligt,
Waar vint men schoonder saaken;
De huyt is goet tot Leer,
Om Schoenen van te maaken.Ga naar voetnoot23
Dit gedicht wordt op de tegenoverliggende bladzijde geflankeerd door het gedicht ‘d'Landman Spreekt’, dat geschreven is onder de afbeelding van een schip met een gebroken mast temidden van hoge golven: Hooge Baaren, Donkere Nagten,
Fel gestorm, en groot Geblaas;
Dat moet een Zeeman al Verwagten;
Om te zoeken zynen Aas;
En te haaien uyt verre Landen,
Voedsel voor de grâge tanden;
Al is een Zeeman nogh soo Koen,
Zoo heeft hy dogh Gods hulp van Doen.
Dit is de laatste tekst in het boekje. Maar hier houdt het werk van Zuyderhoudt niet op. Hij voegde nog op een andere manier iets aan het abc-boekje toe. De pagina's van het abc-boekje zijn namelijk zo uitgevoerd dat het lijkt alsof er losse knipwerkjes en prentjes op liggen. Het ziet ernaar uit dat deze afbeeldingen in het ontwerp van de bladzijde geïntegreerd zijn: elke bladzijde vormt in werkelijkheid één enkele afbeelding, waarin Zuyderhoudt de beoogde effecten heeft aangebracht. Hij heeft dus niet eerst de bladzijden van het abc-boekje nagebootst en er pas daarna iets overheen geschilderd. Voor een duidelijke beschrijving is het echter onmogelijk om steeds te benadrukken dat er sprake is van een illusie. Als ik in de onderstaande paragraaf schrijf over afbeeldingen die de tekst ‘bedekken’ of die ‘over de tekst geschilderd’ zijn, of over ‘doorschijnend’ papier, dan benoem ik dus het effect van Zuyderhoudts techniek en niet de manier waarop dit effect tot stand kwam. | |
Nagebootste losse plaatjesDe lezer wordt al meteen bij het begin van het boekje op het verkeerde been gezet, want tegenover het titelblad (dus op de versozijde van het omslag) is een brilletje getekend, alsof de maker zijn bril in het boek heeft laten liggen. Dan volgen het titelblad en de pagina met de haan, die zich nog ongehinderd laten lezen. Maar bij de volgende pagina's van het abc-boekje wordt het lezen in toenemende mate bemoeilijkt doordat de tekst gedeeltelijk afgedekt lijkt te zijn met plaatjes. Over de pagina met de alfabetten in gotisch, romein en cursief is een knipwerkje in de vorm van een rode ster getekend. Door de openingen in de ster zijn de onderliggende letters nog te zien. Op versozijde van dit blad is het overzicht met lettergrepen in gotische letters half bedekt door een sepiakleurig plaatje van een man die op een doel mikt met daaronder de tekst ‘'t Is wel gemeendt’, in romeinse letters. Deze afbeelding is doorschijnend: erdoorheen is de onderliggende tekst van het abc-boekje nog vaag te zien. Daartegenover is de pagina met het Onze Vader in gotische letters grotendeels bedekt met een sepiakleurige | |
[pagina 169]
| |
afbeelding van Jezus die op een opengeslagen bijbel wijst waarin opnieuw de tekst van het Onze Vader te lezen is, maar dan in miniatuurschrift en in romein. In een hoek van de afbeelding is het tetragrammaton, de vier letters jhwh in het Hebreeuws als aanduiding van de naam van God, in de wolken aangebracht. De afbeelding heeft een zachtgele geschulpte rand. Op de versozijde van dit blad is de tekst van de tien geboden gedeeltelijk bedekt met een sepiakleurige afbeelding van Mozes die de stenen tafelen met de tien geboden van God ontvangt. Ook deze afbeelding heeft het tetragrammaton in een wolk in een van de bovenhoeken. De afbeelding heeft een rood geschulpte rand. Op de tegenoverliggende pagina is de afbeelding van een rode tulp geschilderd op doorschijnend papier, zodat de onderliggende tekst (het vervolg van de tien geboden) nog deels leesbaar is. Op de versozijde van deze pagina, waar het slot van de tien geboden en de geloofsbelijdenis op staan, zijn drie plaatjes afgebeeld: een geel knipwerkje, een zeemeermin in groen en rood (weer op doorschijnend papier) en sepiakleurig plaatje van een vrouw met een portret in haar handen, met daarbij een gedichtje in het Frans over het gezichtsvermogen, getiteld ‘La Vuë’: Figuur 5. Brilletje getekend in Cryn van Zuyderhoudt, Een A,B,C Boek (...). Leiden, Universiteitsbibliotheek, ltk 1889
Si je n'avoies la Vue bonne,
Verroisje mon heureux Amant,
Non: mais aussi de sa personne
Je n'aurois point d'aveuglement.Ga naar voetnoot24
| |
[pagina 170]
| |
Figuur 6. Bladzijde met het Onze Vader uit Cryn van Zuyderhoudt, Een A,B,C Boek (...). Leiden, Universiteitsbibliotheek, ltk 1889
| |
[pagina 171]
| |
Figuur 7. Prentje met gedicht ‘La Vuë’ uit Cryn van Zuyderhoudt, Een A,B,C Boek (...). Leiden, Universiteitsbibliotheek, ltk 1889
De tekst van het gedichtje is in een cursieve hand geschreven. Een pendant van deze compositie staat op de tegenoverliggende pagina, over een tekst over de doop en over het avondmaal. Hier vinden we opnieuw een geel knipwerkje, Neptunus in groen en rood op een doorschijnend velletje, en een sepiakleurige afbeelding van een vrouw met een mand en korenaren in haar armen, met daaronder het gedichtje ‘L'Eté’, weer in een cursieve letter: La recolte d'un bel Eté,
Nous fournit des Epis de bied,
Et d'autre fruits en abondance.
Ah! que bientôt il recômmenoe;Ga naar voetnoot25
De wereldlijke afbeeldingen op deze pagina's botsen met de onderliggende religieuze teksten. Op de volgende twee pagina's zijn weer bijbelse voorstellingen te zien, hoewel het verband met de onderliggende tekst niet zo duidelijk is als eerder het geval was bij het Onze Vader en de tien geboden. Over de tekst ‘Van de christelyke Straffe’ schilderde Zuyderhoudt een afbeelding van Johannes de Doper die Jezus doopt, met daarboven de Heilige Geest in de gedaante van een duif. De ronde afbeelding is omlijst door een rode geschulpte rand waaromheen een vierkant blauw kader is aangebracht. Dezelfde uitvoerige rand omlijst de afbeelding op de tegenoverliggende bladzijde, waarop het slot van de vorige tekst en het begin van het ‘Avond Gebedt’ staat. De afbeelding die deze teksten bedekt, toont de annunciatie van de aartsengel Gabriël aan Maria, eveneens met Heilige Geest in de gedaante van een duif erboven. Op de volgende bladzijde ligt een uitgescheurd blaadje met Psalm 24 in de berijming van Datheen, met een gat erin. Door het gat zijn juist nog twee woorden van het avondgebed te lezen, namelijk ‘slaep’ en ‘verlicht’. Over het psalmblaadje heen is een ander blaadje geschilderd met een afbeelding van een witte vrouw die een zwarte vrouw in een wastobbe wast, met de tekst ‘'t Is Verlooren Arbeidt’ in romeinse letters eronder.Ga naar voetnoot26 Dit refereert aan een algemene zegswijze om een zinloze bezigheid aan te duiden: ‘Het is den Moriaan gewasschen’.Ga naar voetnoot27 Het ‘Gebedt voor den | |
[pagina 172]
| |
Eten’ op het tegenoverliggende blad wordt deels afgedekt door een plaatje van een man met een hoed en een lang gewaad, en het onderschrift ‘Procureur sant enploit’ (advocaat zonder werk) in cursief.Ga naar voetnoot28 Op de versozijde van dit blad staat het gebed na het eten, met daaroverheen een afbeelding van een oosters uitziende man die aan een teugel een kameel meevoert die een vogel op zijn rug draagt. Deze afbeelding is op doorschijnend papier getekend. Daaronder is een plaatje geschoven van een man met een hoed in zijn hand, met het onderschrift ‘Hans Wurst’ in gotische letters. De tegenoverliggende pagina toont, over de tekst van het ‘Christelyk abc’, een afbeelding van een nar met twee konijnen op doorschijnend papier. Daaronder is weer een plaatje geschoven, dit keer een afbeelding van een herderin met het onderschrift ‘Dees Herderinne met vlyd/ Overdenkt haar levens tydt’ in romeinse letters. Het slot van het Christelyk abc staat op de versozijde van dit blad. Het is bedekt met de afbeelding van een roos, weer op doorschijnend papier. Figuur 8. Bladzijden met afbeeldingen Johannes de Doper en annunciatie uit Cryn van Zuyderhoudt, Een A,B,C Boek (...). Leiden, Universiteitsbibliotheek, ltk 1889
Kortom, bij het bladzijde voor bladzijde ontcijferen van de teksten en afbeeldingen blijkt er sprake te zijn van een strijd tussen lettertypen en van een toenemende spanning tussen woord en beeld. In veel gevallen wordt het lezen van tekst in een gotische letter | |
[pagina 173]
| |
Figuur 9. Afbeelding met gat in psalmtekst uit Cryn van Zuyderhoudt, Een A,B,C Boek (...). Leiden, Universiteitsbibliotheek, ltk 1889 (links)
Figuur 10. Bladzijden met transparante afbeeldingen uit Cryn van Zuyderhoudt, Een A,B,C Boek (...). Leiden, Universiteitsbibliotheek, ltk 1889 (onder)
| |
[pagina 174]
| |
bemoeilijkt, terwijl de opschriften van de plaatjes die eroverheen geschilderd zijn in romein of cursief zijn geschreven. De lezer wordt geconfronteerd met afbeeldingen die soms de tekst inhoudelijk ondersteunen en soms de tekst ondermijnen. Sommige afbeeldingen dekken de tekst volledig af, terwijl anderen nog een beperkte blik op de onderliggende tekst gunnen door gaatjes of transparantie. De afbeeldingen zijn onderling aan elkaar verbonden door het gebruik van dezelfde motieven (zoals tetragrammaton, duif), decoratie (geschulpte rand), compositie of kleur (sepia of rood, blauw en groen) op tegenover elkaar liggende bladzijden of de recto- en versozijde van een blad. Hiermee is de leeservaring in kaart gebracht. Maar de vraag blijft, hoe dit alles geduid zou kunnen worden. | |
Reclame voor een schrijfmeester?In het enige artikel dat ooit over Zuyderhoudts boekje verschenen is, wordt het omschreven als een reclameproduct van een schrijfmeester. De toenmalige eigenaar van het handschrift, het Hilversumse schoolhoofd J.E. ter Gouw, schreef in De Navorscher van 1892: Het is in dik bord, met agaatsits beplakt, ingenaaid en heeft dus het voorkomen van een echt schoolboekje, maar 't is eigenlijk een ‘schijnbedrieger’, en deed eenmaal dienst als reclame voor een armen bijna 75-jarigen grijsaard, die daar op het Bikkerseiland boven de herberg de Zwaan een soberen kost verdiende met schoonschrijven.Ga naar voetnoot29 Ter Gouw baseert dit op Zuyderhoudts mededeling op het titelblad, waar hij vermeldt dat hij ‘Schryft met Pen en Penceel’. Wat betekent dit eigenlijk? Een zoektocht met de term ‘Pen en Penceel’ in de krantenbank Delpher leverde helaas geen advertentie van Zuyderhoudt zelf op, maar wel van anderen die dezelfde omschrijving gebruiken. Zo is er een advertentie in de Oprechte Haerlemsche Courant van 21 april 1718 waar schrijfmeester Hendrik Nieuwenhuys junior niet alleen aankondigt dat hij een school opent waar men schrijven, rekenen, boekhouden en Frans kan leren, maar ook meedeelt dat hij schrijft ‘ten dienste van yder met Pen en Penceel’Ga naar voetnoot30 De aanduiding ‘ten dienste van yder’ wijst erop dat hij werkte als openbaar schrijver, iemand die tegen betaling | |
[pagina 175]
| |
brieven schreef, teksten kopieerde en kalligrafeerde, vertalingen maakte en literaire teksten produceerde.Ga naar voetnoot31 De omschrijving ‘met Pen en Penceel’ komt ook voor in een advertentie in de 's Graevenhaegse Courant van 11 mei 1735, waarin een zekere Nachtegael zichzelf omschrijft als ‘Schryfmeester met Pen en Penceel’ en een aparte schrijfklas aanbiedt om jongeren ‘een goede Koopmans Hand te leeren Schryven’.Ga naar voetnoot32 Op grond van deze vindplaatsen is het mogelijk dat ook Zuyderhoudts vermelding ‘Schryft met Pen en Penceel’ op het titelblad van het abc-boekje betekent dat hij een schrijfmeester was die zowel schrijfles gaf als schrijfopdrachten aannam. Maar is het boekje dan ook inderdaad bedoeld als reclame? Een bezwaar tegen die interpretatie is dat de vorm van deze schijnbedrieger sterk afwijkt van de manier waarop schrijfmeesters in de zeventiende eeuw en de eerste helft van de achttiende eeuw hun kunst aan de man brachten. Ze verspreidden voorbeelden van hun schrijfkunst soms in handgeschreven, maar vooral in gedrukte vorm, als ‘konstige Voorschriften’ zoals Hendrik Nieuwenhuys ze in zijn advertentie noemt. Door de schrijfmeester gekalligrafeerde alfabetten, voorbeeldbrieven en gedichten werden op koperplaten gegraveerd en op losse vellen of in ‘exemplaarboeken’ afgedrukt.Ga naar voetnoot33 Wat Zuyderhoudt in zijn boekje doet, is precies het omgekeerde: hij geeft drukletters weer in handschrift, in plaats van schrijfletters in druk. Het boekje toont wel Zuyderhoudts kwaliteiten als kalligraaf en schilder, maar biedt geen praktische voorbeelden voor het schrijven van brieven of ander oefenmateriaal. Daartoe lenen zich hooguit de gekalligrafeerde teksten die hij aan het abc-boekje toevoegde en waar hij geen afbeeldingen overheen schilderde. | |
Schijnbedriegers als reactie op een mediarevolurieAl leent het boekje zich niet in alle opzichten voor het type onderwijs dat gebruikelijk was voor schrijfmeesters, toch suggereert Zuyderhoudts keuze voor een abc-boekje als basis voor zijn creatie dat zijn project wel een edu- | |
[pagina 176]
| |
catieve inslag heeft. Het lijkt erop dat hij met zijn schijnbedrieger het traditionele lees- en schrijfonderwijs aan de kaak stelt en inspeelt op nieuwe didactische ontwikkelingen die passen in de denkbeelden van de Verlichting. Deze interpretatie wordt gesteund door het betoog van Dror Wahrman over schijnbedriegers aan het eind van de zeventiende eeuw, die op een vergelijkbare manier reageerden op ontwikkelingen in het boekenbedrijf. In zijn boek over de zeventiende-eeuwse trompe-l'oeilschilder Edward Collier koppelt Dror Wahrman het trompe-l'oeileffect in de schilderkunst aan een vroegmoderne mediarevolutie.Ga naar voetnoot34 Collier schilderde zogenaamde ‘letterborden’: houten panelen met linten waarachter pamfletten, kranten, brieven en soms ook objecten zoals een bril of een vergrootglas gestoken zijn.Ga naar voetnoot35 Wahrman betoogt dat Collier met zijn schilderijen reageert op een revolutie in de drukwereld die Wahrman aanduidt als ‘print 2.0’; een stortvloed van efemeer drukwerk (almanakken, pamfletten en kranten) aan het eind van de zeventiende eeuw.Ga naar voetnoot36 Volgens Wahrman gebruikt Collier zijn schilderijen enerzijds om de vergankelijkheid van dergelijk drukwerk een halt toe te roepen: vastgelegd in olieverf zouden de kranten een langer bestaan hebben dan in papieren vorm.Ga naar voetnoot37 Tegelijk bekritiseert Collier de veronderstelde betrouwbaarheid van het gedrukte woord, aldus Wahrman: de schilder bedriegt de toeschouwer door elementen uit verschillende kranten te verwerken tot een composietkrant die nooit zo bestaan heeft.Ga naar voetnoot38 Daarnaast maakt hij opzettelijk ‘drukfouten’ en haalt hij visuele grapjes uit, zoals een naad in het hout van de achtergrond juist over de voorwerpen heen te laten lopen, of de steel van een voorwerp ‘doorzichtig’ te schilderen, waardoor de illusie doorbroken wordt.Ga naar voetnoot39 De aanwezigheid van bril en vergrootglas op de schilderijen duidt Wahrman als een boodschap aan de toeschouwer om voortdurend op zijn qui vive te blijven: niets is wat het lijkt, zelfs de illusie van een schijnbedrieger niet. Collier gebruikt het vergrootglas bovendien om de aandacht te vestigen op betekenisvolle of gemanipuleerde delen van teksten.Ga naar voetnoot40 Dat ook tijdgenoten wel een verband legden tussen trompe-l'oeilvoorstellingen en de toestand in het boekenbedrijf illustreert Wahrman onder meer met een verwijzing naar het gedicht dat Vondel schreef bij een schilderij van Cornelis Brizé voor het stadhuis op de Dam. Brizé beeldt allerlei rekeningen af die op een bord geprikt zijn. Vondel be-schouwt het schilderij in dit gedicht als een oplossing voor de toenmalige papierschaarste. Het is niet erg dat we geen Frans papier mogen gebruiken, want Brizé zorgt wel voor papier, aldus Vondel: Men riep, de Drukkonst en de
Schrijfkonst zal verwildren
Nu Holland ons verbied 't gebruik
van Fransch papier.
Ontsla u van dees zorg, sprak Amstels
Trezorier
Brizé bestelt papier, als hij zich zet
tot schild'ren.
Bezie dat Tafereel; wat ziet gij daar
omhoog?
Papieren, bul en brief of schijn
bedriegt ons oog.Ga naar voetnoot41
| |
[pagina 177]
| |
Dat het verschil tussen schrijven en drukken, en tussen schrijven en schilderen, bewust werd gethematiseerd in trompe-l'oeilvoorstellingen en dat dat onderkend werd door eigentijdse dichters laat Wahrman zien aan de hand van het onderschrift van J. van Vollenhove bij een portret van Hendrick Goltzius door Willem van Nijmegen: Hier tart de kunst natuur, wat
kunst? zy schijnt verwildert.
Dit 's druck en tekenkunst. En schrijf
kunst, maar geschildert.
In sommige versies is het woord ‘schrijfkunst’ niet in romein geschreven, zoals de rest van de tekst, maar in cursief, de ‘lopende’ variant van de romein die werd geassocieerd met schrijven. Hiermee lijkt de schilder de vorm van het woord ‘schrijfkunst’ te gebruiken om de inhoud ervan te onderstrepen en af te zetten tegen de drukletter, aldus Wahrman.Ga naar voetnoot42 | |
Zuyderhoudts boekje als vehikel voor verlichtingsdenkenHet is mogelijk om ook Zuyderhoudts schijnbedrieger in boekvorm te lezen als een reactie op actuele gebeurtenissen in het medialandschap, en dan met name met vernieuwingen in het leesonderwijs die onder invloed van verlichtingsdenken plaats vonden. In de periode waarin hij zijn schijnbedrieger maakte, waren dergelijke abc-boekjes namelijk al verouderd. In de eerste plaats vanwege het lettertype. Het gotische lettertype dat in het abc-boekje domineert, was gebruikelijk in de vijftiende en zestiende eeuw. Het grote publiek kon de relatief nieuwe romeinse letter toen nog helemaal niet goed lezen, zoals verschillende drukkers met nauwelijks verholen irritatie opmerken.Ga naar voetnoot43 In de loop van de zeventiende eeuw kwam de romein steeds meer in zwang. Alleen voor volksboeken werd de gotische letter nog gebruikt. Op lagere scholen leerde men echter nog tot ver in de achttiende eeuw lezen aan de hand van boekjes in gotisch schrift, en daardoor bleven boeken die in romein gezet waren nog lang buiten het bereik van veel lezers.Ga naar voetnoot44 De onderwijsvernieuwing die werd ingezet door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, opgericht in 1784, bracht daar verandering in en zorgde ervoor dat een breed publiek de romein leerde lezen.Ga naar voetnoot45 De opkomst van het humanistische schrift is ook in het schrijfonderwijs waarneembaar. Tussen 1679 en 1725 ziet Ton Croiset van Uchelen een voorkeur | |
[pagina 178]
| |
ontstaan voor modellen van humanistisch schrift ten opzichte van gotisch schrift, vooral ten behoeve van de Franse en Latijnse scholen.Ga naar voetnoot46 In de tweede plaats waren de abc-boekjes verouderd vanwege de lesmethode. Al bleven de traditionele boekjes met alfabetten en gebeden tot ver in de negentiende eeuw in omloop, Piet Buijnsters signaleert halverwege de achttiende eeuw tekenen van verlichtingsdenken en secularisatie in de inhoud van de boekjes. Er werden nieuwe leesmethoden voorgesteld. Scholieren leerden niet eerst losse letters te ontcijferen als bouwstenen van woorden, maar ze leerden klanken, lettergrepen en woorden herkennen aan de hand van afbeeldingen van alledaagse objecten. Leesteksten werden inhoudelijk aangepast of verwijderd: de leefregels werden niet langer exclusief bijbels ingevuld en de gebeden verdwenen uit de boekjes.Ga naar voetnoot47 Een voorbeeld van een verlichte benadering van het leesonderwijs is een publicatie van J.J. Schneither, Nieuwe leerwijze, om kinderen [...] te leeren leezen en denken, uitgegeven te Leiden in 1796.Ga naar voetnoot48 Schneither ontwikkelde een methode waarbij scholieren aan de hand van afbeeldingen klanken leerden lezen, in plaats van ze letter voor letter te spellen. Hiermee verzet hij zich tegen ‘die dwaaze voorbereiding tot het leezen, waar de Leerlingen niets anders doen, en niets anders doen kunnen, dan letters klappen als papegaaien, en dus volstrekt belet worden hunne zielsvermogen te gebruiken’.Ga naar voetnoot49 Ouderwetse en moderne lettertypes nemen in zijn methode een bijzondere plaats in. De instructies en de oefenteksten in het boek van Schneither zijn tot en met pagina 92 in romein en cursief gesteld. Het lijkt erop alsof de gotische letter geen plaats meer heeft in deze moderne methode. De auteur blijkt het echter toch belangrijk te vinden dat scholieren óók de gotische letter kunnen lezen, zoals blijkt uit de volgende mededeling op pagina 93: Lieve kinderen! Hierna volgen lettergrepen en oefenteksten in gotisch schrift. Schneither gaat er dus vanuit dat de leerlingen romein en cursief beheersen voordat ze de gotische letter leren lezen. Dat zou betekenen dat de situatie sinds de zestiende eeuw volledig is omgedraaid. Maar in beide gevallen is men het erover eens dat het kunnen lezen van slechts één soort letter te beperkt is: een volwaardig lezer moest alle teksten kunnen lezen, in welk lettertype dan ook. | |
[pagina 179]
| |
Goed leren lezen blijft echter niet beperkt tot het leren lezen van verschillende lettertypen. Feike Dietz heeft gepleit voor een nieuwe, bredere invulling van leesvaardigheid. In een recent artikel betoogt zij dat ‘geletterdheid’ meer inhoudt dan kunnen lezen en schrijven. Zij spreekt liever over media literacy, vaardigheid in de omgang met verschillende media in verschillende contexten.Ga naar voetnoot50 Terwijl dit begrip vooral gebruikt wordt voor moderne media, past Dietz het toe op handschrift en druk, woord en beeld in de vroegmoderne tijd. Onder die media literacy valt het hergebruik van bestaande teksten en beelden én het kunnen ontcijferen en appreciëren van een dergelijke intertekstuele lappendeken. Dat gaat niet vanzelf: mensen moeten dat leren. Dietz bespreekt een boekje met een geraffineerde combinatie van handgeschreven en gedrukte teksten en emblemen om te laten zien hoe de maker van het boekje ‘media skills’ inzet om het leespubliek een nieuwe ervaring te bezorgen. Tegen de achtergrond van wat Wahrman en Dietz schrijven kan Zuyderhoudts schijnbedrieger worden opgevat als een pleidooi voor een verlichte opvatting van het lees- en schrijfonderwijs. Als het boekje al educatief bedoeld is (en de keuze voor een abc-boekje is op zijn minst een knipoog naar een educatieve context), het is in elk geval geen leesmethode voor beginnende scholieren, maar een manier om de gevorderde lezer beter te leren lezen en beter te leren kijken. Door het spel met illusies daagt Zuyderhoudt de lezer uit om niet klakkeloos te lezen, maar zijn ‘zielsvermogen’ te gebruiken, zoals Schneither bepleit. Daarnaast moet de lezer een leesvaardigheid te ontwikkelen die verder gaat dan het kunnen ontcijferen van gotische letters: de lezer moet ook romein en cursief kunnen lezen, en niet alleen kunnen omgaan met tekst maar ook met beeld. Zuyderhoudt doet eenzelfde appèl op de ‘media skills’ van zijn publiek als de maker van het embleemboekje dat Dietz bespreekt en hij gebruikt daarbij dezelfde technieken om de toeschouwer op het verkeerde been te zetten als die Wahrman gesignaleerd heeft in het werk van Edward Collier. | |
Beter leren lezen en kijkenHet brilletje dat Zuyderhoudt aan het begin van zijn abc-boekje afbeeldt, kan net als bij Collier worden opgevat als een aansporing om extra goed te kijken. De bril wordt als het ware meegeleverd bij het boekje, als uitnodiging om het in detail te bestuderen. Dezelfde bril figureert overigens op een brievenbord van Zuyderhoudt uit 1765, waar hij (net als bij Collier) achter het lint gestoken is.Ga naar voetnoot51 De aansporing om niet oppervlakkig te kijken, maar dingen te doorzien, blijkt ook uit het gebruik van transparant papier. Het mooist wordt dit motief in beeld gebracht bij het gaatje in de psalmtekst, waardoorheen uitgerekend het woord ‘verlicht’ in de onderliggende tekst is te lezen. Hetzelfde doet Zuyderhoudt op een schijnbedrieger op een los vel uit 1775. Daar is door een gefingeerd gat in het papier van een psalmtekst nog juist het woord ‘gedrukt’ te lezen, dat op de eronder liggende titelpagina van een toneelstuk staat.Ga naar voetnoot52 Net als Collier speelt Zuyderhoudt met lettertypen. Op het titelblad buit hij de spanning tussen handschrift en druk uit door in het ‘impressum’ verschillende lettertypen te gebruiken. Hij gebruikt afwisselend romein | |
[pagina 180]
| |
(Tot amsteldam, door, Anno), cursief (Geschrêven), gotisch (Cryn t/m Swaan) en gotische cursief/civilité (Ouwt t/m Maenden). Een dergelijke variatie is op zich niet ongebruikelijk op gedrukte titelbladen, al komt het vooral vóór 1640 voor, zoals Hubert Meeus in een overzicht van de belettering van de titelbladen van toneelteksten opmerkt. In het impressum blijft het meestal beperkt tot een combinatie van twee lettertypen, gotisch en romein, waarbij één van de twee wordt gebruikt om de naam van de boekdrukker te onderscheiden van de overige tekst. Na 1660 verdwijnt de gotische letter uit het impressum en wordt voor de combinatie van romein en cursief gekozen.Ga naar voetnoot53 Opmerkelijk is ook dat Zuyderhoudt juist bij het woord ‘Geschrêven’ voor de cursief kiest, de ‘lopende’ variant van de romein, die met handgeschreven teksten wordt geassocieerd. Dit komt overeen met wat Wahrman geconstateerd heeft in het onderschrift bij het portret van Goltzius, waar ook het woord ‘schrijf-konst’ als enige woord in de tekst in cursief was geschreven. Ook opmerkelijk is de aanduiding van zijn leeftijd in civilité. De gedrukte civilité-letter is immers een imitatie van de handgeschreven gotische cursief. Wat Zuyderhoudt hier levert, is dus een imitatie in handschrift van drukletters die op hun beurt handgeschreven letters imiteren. Een ander spel met lettertypen is gekoppeld aan het bedekken van de tekst met afbeeldingen. Het abc-boekje zelf is geschreven in gotische letters, met romeinse letters voor de opschriften (zoals gebruikelijk in traditionele gedrukte abc-boekjes). Zuyderhoudt laat de gotische tekst in de loop van dit boekje echter steeds schuilgaan onder een afbeelding die gepaard gaat met opschriften of gedichten in romein of cursief. Een treffend voorbeeld daarvan is de pagina met het Onze Vader in gotische letters, waaroverheen een afbeelding is geschilderd waarop een bijbel staat met opnieuw de tekst van het Onze Vader, maar deze keer in humanistisch schrift, en bovendien met miniatuurlettertjes. Dit is een uitdaging voor de lezer: als je de tekst écht wilt lezen, dan kan dat - maar je moet er wel moeite voor doen. Er is echter lang niet altijd een één op één relatie tussen de afbeelding en de onderliggende tekst. Hoewel dat aanvankelijk nog wel het geval is, levert de combinatie van tekst verderop in het boekje steeds meer spanning op, tot uiteindelijk de tekst van het ‘Christelijk a,b,c’ wordt geconfronteerd met de afbeelding van een nar met konijnen. Onderling zijn de afbeeldingen juist aan elkaar verbonden door de omlijsting of door gelijke thematiek en compositie op tegenover elkaar liggende pagina's. Kunnen omgaan met die interactie tussen beelden en tussen tekst en beeld is een vorm van media literacy, zoals Feike Dietz heeft laten zien. Als we met deze blik naar het boekje kijken, blijken de gedichten die de lezer aansporen tot leergierigheid ook een dubbele bodem hebben. Het gedichtje op de titelpagina luidt ‘Men moet in het a/b/c/ geoeffent wesen/ Eer men in eenige Boecken yet kan lesen’. Maar voor dit boek is het abc beheersen niet voldoende: je kunt het pas werkelijk lezen als je in staat bent romein en cursief te lezen, en beelden kunt duiden. Het gedicht onder de afbeelding van de haan, waarin de kinderen worden opgeroepen om vroeg op te staan om vlijtig naar school te gaan, laat zich nu vooral lezen als een oproep om wakker en alert te zijn, als een tekstuele equivalent van het brilletje dus. Je moet je niet in slaap laten sussen door illusies. Sommige van de teksten op de prentjes en de teksten die Zuyderhoudt aan | |
[pagina 181]
| |
Figuur 11. Colofon in de schijnbedrieger van Josua Huneveldt. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, kw 79 d 91. Foto: Nelleke Moser
| |
[pagina 182]
| |
het slot van het boekje heeft toegevoegd, onderstrepen de boodschap dat je je ogen goed moet gebruiken. Het zien is zowel gethematiseerd in het Franse gedichtje over het gezichtsvermogen als in de afbeelding van het oog in het zeil van het schip bij het gedicht ‘De schipper spreekt’. Kortom, Zuyderhoudt stelt met zijn schijnbedrieger in boekvorm een verouderde leesmethode aan de kaak door een geraffineerde interactie van tekst en beeld. In hoeverre is dit het geval in de andere twee schijnbedriegers in boekvorm die zijn overgeleverd? | |
Twee andere schijnbedriegers in boekvormZoals aan het begin van dit artikel al vermeld, is het boekje van Zuyderveldt niet uniek. Zowel de Koninklijke Biblotheek Den Haag als de Zeeuwse Bibliotheek bezitten een schijnbedrieger in boekvorm. Hieronder beschrijf ik kort de overeenkomsten en verschillen die deze boekjes vertonen in vergelijking met het boekje van Zuyderhoudt, om na te gaan of zij wellicht op dezelfde manier gefunctioneerd kunnen hebben. Het exemplaar van de kb ziet er aan de buitenkant hetzelfde uit als dat van Zuyderhoudt: het heeft hetzelfde formaat en een omslag van hetzelfde type kammarmerpapier.Ga naar voetnoot54 Hiervoor is al betoogd dat dit papier alomtegenwoordig was in de achttiende eeuw, maar het is toch vermeldenswaard dat een identiek omslag ook is afgebeeld op een schijnbedrieger van Pieter Snijders uit 1763.Ga naar voetnoot55 Naast almanakken, kranten, prentjes en muziekschrift hoorde dit type papier kennelijk ook thuis in de wereld van de schijnbedrieger. Het boekje werd gemaakt door Josua Huneveldt. Zijn boekje heeft geen titelblad, maar hij vermeldde zijn naam in een colofon op de laatste bladzijde. Daar staat, in een gele cartouche: ‘t'Amsterdam, bij Josua Huneveldt. Schilder in de Tuijnstraat. Anno 1735’. Net als bij Zuyderhoudt zijn hier verschillende lettertypen gebruikt, in dit geval gotisch en romein. Huneveldt kopieerde drie liederen in gotisch schrift uit een gedrukt liedboekje, inclusief katernsignaturen en custoden. Het gaat om het ‘Waara[gtig] historielied van Floris en Blanchefleur’ (fol. 1r-2v), ‘Een N[ieu]w Lied, van de Agtkante/ [Boer]’ [fol. 3r-4r] en ‘Een Minnaars Lied’ (fol. 4v). Erik Geleijns en Ad Leerintveld hebben ontdekt dat Huneveldt daadwerkelijk een bestaand boekje heeft nagebootst: zij vonden een gedrukt liedboekje waarin dezelfde liederen in dezelfde volgorde zijn afgedrukt.Ga naar voetnoot56 Huneveldt tekent ook twee houtsneden na in zijn boekje, die hij bovendien inkleurt.Ga naar voetnoot57 Net als Zuyderhoudt maakte Huneveldt de teksten in zijn boekje gedeeltelijk onleesbaar door er afbeeldingen overheen te schilderen.Ga naar voetnoot58 De afbeeldingen bij Huneveldt zijn wat anders dan bij Zuyderhoudt: bij Hune- | |
[pagina 183]
| |
veldt gaat het vooral om bloemen en geometrische vormen. Hij werkt niet met gaatjes in het papier en evenmin met het effect van transparantie. Huneveldt zet het leesonderwijs echter ook eenmaal letterlijk op zijn kop. Op één bladzijde tekent hij een prentje met een raster waarin de vijf klinkers in romeinse letters zijn weergegeven met daaronder het getal 25, als volgt: Figuur 12. Afbeelding met klinkerraster uit de schijnbedrieger van Josua Huneveldt. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, kw 79 d 91. Foto: Nelleke Moser
a.e.i.o.u.
e.i.o.u.o.
i.o.u.o.i.
o.u.o.i.e.
u.o.i.e.a.
25.
Dit doet denken aan vergelijkbare rasters, of magische kwadraten, waarin bijvoorbeeld de | |
[pagina 184]
| |
woorden ‘amor/milo/olim/roma’ of ‘sator/arepo/tenet/opera/rotas’ in zijn weergegeven. Huneveldt tekende het blaadje ondersteboven op de bladzijde, zodat de lezer het boekje moet omdraaien om dit goed te kunnen lezen. Figuur 13: titelblad schijnbedrieger Middelburg. Middelburg, Zeeuwse bibliotheek, kluis Handschrift 5501. Foto: Nelleke Moser
De schijnbedrieger uit de Zeeuwse bibliotheek lijkt van buiten niet op de andere twee boekjes, al heeft het hetzelfde formaat.Ga naar voetnoot59 Het heeft een gemarmerd kartonnen omslag en daaronder een omslag van brokaatpapier met kleurvlakken. Bij het openslaan springt echter meteen de overeenkomst met het boekje van Zuyderhoudt in het oog: ook dit is een abc-boekje. Op het titelblad staat: ‘A,B,C, Boek, zeer bequaam ende profijtelijk voor de Jonge kinderen om te Leeren. Men moet in 't A,B,C, geoeffend weze, Eer men in eenige Boeken iet kan Leze. Geschreven te Middelburg, 1782’. Er wordt geen maker vermeld. Het titelblad toont in tegenstelling tot dat van Zuyderhoudt geen schoolklas, maar twee portretten en profil van een man en een vrouw in gesprek. Het boekje bevat in grote lijnen dezelfde teksten en gebeden als dat van Zuyderhoudt, in een iets andere volgorde. Teksten die wel in het Middelburgse boekje voorkomen maar niet bij Zuyderhoudt zijn een berijmde versie van de tien geboden met muzieknotatie en enkele korte spreuken aan het slot van het boekje. Een essentieel verschil met het boekje van Zuyderhoudt is dat er in het Middelburgse exemplaar geen afbeeldingen over de tekst zijn geschilderd: het bedrieglijke blijft hier beperkt tot de perfecte imitatie van drukwerk in handschrift. Kortom, niet alle schijnbedriegers in boekvorm zijn ‘self consuming artefacts’ en evenmin zijn ze allemaal te lezen als een pleidooi voor nieuwe geletterdheid. De Middelburgse schijnbedrieger mag dan net als die van Zuyderhoudt de vorm van een abc-boekje hebben, maar hij heeft niet de dubbele lading die het abc-boekje van Zuyderhoudt heeft. Dat geldt wel voor het boekje van Huneveldt. Ook Huneveldt maakte traditionele teksten in gotische letters onleesbaar door eroverheen geschilderde afbeeldingen en opschriften in romein, waarbij het omgekeerde klinkerraster opgevat kan worden als een bescheiden verwijzing naar leesonderwijs ‘op zijn kop’. | |
[pagina 185]
| |
Figuur 14. bladzijde met haan en alfabetten uit schijnbedrieger Middelburg. Middelburg, Zeeuwse bibliotheek, kluis Handschrift 5501. Foto: Nelleke Moser
| |
ConclusieDit artikel begon met enkele vragen waarvan ik betwijfelde of ze te beantwoorden waren. Er zijn in eerste instantie alleen maar vragen bijgekomen, van praktische en van theoretische aard. De praktische kwesties vereisen vooral veel speurwerk in archieven, bibliotheken en wellicht privécollecties. Waar zijn de andere twee abc-boekjes van Zuyderhoudt gebleven? Heeft Zuyderhoudt een bestaand abc-boekje als model gebruikt, of heeft hij een composiet gemaakt van verschillende boekjes, zoals Collier dat ook deed in zijn brievenborden? Wat is de herkomst van de afbeeldingen en gedichten in Zuyderhoudts abc-boekje en op zijn andere schijnbedriegers? Zijn er nog andere schijnbedriegers in boekvorm te traceren? Zijn er in advertenties of andere contemporaine bronnen aanwijzingen te vinden hoe dergelijke bronnen gefunctioneerd kunnen hebben? De theoretische vragen hebben betrekking op de mogelijke benaderingswijzen van dergelijke boekjes. Welke interpretatieve mogelijkheden bieden de intertekstuele verbanden tussen de gebruikte teksten en beelden? Op wat voor manier kunnen de (gesuggereerde) gelaagdheid en transparantie productief gemaakt worden bij het toekennen van betekenis? Hoe verwijzen de prenten in de boekjes naar een werkelijkheid buiten de boekjes? In hoeverre | |
[pagina 186]
| |
biedt het huidige onderzoek naar kunstenaarsboeken methoden om dit vroegmoderne materiaal verder te onderzoeken? Tegelijkertijd heeft het advies van Drucker en Fish om na te gaan hoe het object werkt als boek wel degelijk enkele antwoorden opgeleverd. Het abc-boekje van Zuyderhoudt is onmogelijk te gebruiken als abc-boekje. Zuyderhoudt drukte het traditionele christelijke abc-boekje in het gotische lettertype naar de achtergrond door er prentjes overheen te schilderen en de lezer op die manier te confronteren met humanistische lettertypen en (soms ongerijmde) woord-beeldcombinaties. De lezer wordt gedwongen de aandacht te verleggen naar de afbeeldingen, en zich af te vragen hoe zij samenhangen met de onderliggende tekst en met elkaar. Daarmee is het abc-boekje van Zuyderhoudt méér dan reclame van een schrijfmeester. Het getuigt, net als het boekje van Huneveldt, van een strijd tussen handschrift en druk, ouderwetse en moderne lettertypen, woord en beeld, lezen en kijken. Deze schijnbedriegers in boekvorm passen in een bredere context van onderwijsvernieuwing in de achttiende eeuw die gericht is op zelfstandig nadenken en het prikkelen van de verbeeldingskracht. Het is mogelijk om ze te lezen als een verlicht pleidooi voor het gebruik van romein en cursief in plaats van gotisch schrift, en als een uitdaging aan de lezer om teksten én beelden te ontcijferen en te interpreteren. Pas als de lezer dat beheerst, heeft hij echt leren lezen. |
|