Een laatste verandering is dat het onderscheid tussen ‘gewone’ en ‘themanummers’ is losgelaten. Het Jaarboek bevat voortaan ook altijd een of meer algemeen boekhistorische bijdragen. Zo schrijft Mart van Duijn dit keer over gebruikssporen in overgeleverde exemplaren van de Delftse Bijbel en Ed van der Vlist over de lotgevallen van de bibliotheek van het kapittel van Naaldwijk. De bijdrage van Goran Proot over het drukken van programma's voor jezuïetentoneel werpt nieuw licht op het belang van gelegenheidsdrukwerk voor het voortbestaan van drukkerijen in de handpersperiode. Ad Leerintveld toont in zijn onderzoek naar vroeg zeventiende-eeuwse liedhandschriften duidelijk aan dat materiaalkeuze nooit een selectiecriterium mag zijn bij historisch bronnenonderzoek. Sylvia van Zanen, ten slotte, laat zien waarom Carolus Clusius zoveel problemen ondervond bij het verkrijgen van betrouwbaar illustratiemateriaal.
In de teruggekeerde rubriek ‘Boekbesprekingen’ of, beter nog, ‘Stand van zaken’, wordt het spits afgebeten door Sandra van Voorst. Zij inventariseert de stand van het onderzoek naar (twintigste-eeuwse) literaire uitgeverijen, door een aantal Belgische en Nederlandse publicaties uit het afgelopen decennium in samenhang te bespreken.
Wat niet is veranderd, is de variatie aan bijdragen die u in het Jaarboek kunt aantreffen, en de toegankelijke en aantrekkelijke manier van presenteren, voor een breed geïnteresseerd publiek; eigentijds, toegankelijk en vol kwaliteit. De redactie is inmiddels alweer druk bezig met de voorbereiding van het volgende Jaarboek. Wij kijken nu al uit naar het resultaat!