schillende historische bronnen aantonen?’ Terugblikkend - en dat is precies wat de historicus doet - zien we het boek, de gedrukte tekst, inderdaad spectaculair veranderen over een periode van ruim vijf eeuwen. De hoofdtekst wordt met paratext omkleed, het boek krijgt een volwaardige titelpagina (soms meer dan één), inhoudsopgaven, indexen en ga zo maar door. Binnenin wordt het ferme, perfect rechthoekige tekstblok visueel opengebroken, teksten worden opgedeeld in steeds kleinere kavels. Bekend is de invoering van versnummeringen in bijbels rond het midden van de zestiende eeuw, een techniek die niet lang daarna ook in Thomas à Kempis' De imitatione Christi zal worden toegepast - de tekst waarvan de vormgeving in dit artikel centraal staat. Natuurlijk is een dergelijke ingreep niet zonder gevolgen voor de manier waarop teksten worden gelezen. Elke geleding legt een subtiel accent en oefent er invloed op uit.
Werden deze veranderingen opgemerkt? Uiteraard. In de eerste plaats door de typograaf - tijdens het ancien régime doorgaans een en dezelfde persoon als de drukker en in veel gevallen een van de eerste lezers van een te drukken tekst, oud of nieuw. Voor hem vereiste elke wijziging ten opzichte van de vorige uitgave een adequate oplossing, dat wil zeggen, een oplossing die meestal zo nauw mogelijk aansloot bij de heersende traditie en de koper, de volgende persoon in de keten van lezers, zo weinig mogelijk verstoorde. Meestal slaagden drukkers daar ook in, getuige het schaarse aantal echo's met commentaren van auteurs, drukkers en lezers over de minuscule maar niettemin meetbare veranderingen. Zelden was een typografische vernieuwing zo gedurfd dat ze geschreven reacties uitlokte, maar of ze daarom onopgemerkt bleef?
In verschillende bijdragen in deze bundel wordt direct of indirect naar tradities verwezen, de weerbarstigheid waarmee ze in stand worden gehouden en de traagheid waarmee vernieuwingen uiteindelijk toch ingang kunnen vinden. Vaak gaat de aandacht uit naar discrete details, die zowel voor vormgevers als voor lezers van groot belang kunnen zijn. Voorts zijn vormgeving en typografie ook uitingen van maatschappelijke ontwikkelingen, hoe moeilijk het ook kan zijn die precies te benoemen.
In een periode waarin grondstoffen en kennis nog schaars en duur waren, werd daarmee bijzonder zorgvuldig omgegaan bij het maken van boeken. Voor elk type boek werd een - vaak impliciet voorgeschreven - werkwijze gevolgd. Net daarom roepen perkamenten manuscripten uit de elfde en twaalfde eeuw met een opvallend smal formaat vragen op bij Erik Kwakkel. Op de zoektocht naar het hoe en waarom van de lange en smalle ‘holsterboeken’ komen we meer te weten over de gebruikelijke praktijk en mogelijke redenen waarom men daar in specifieke contexten van afweek.
Zowel Claire Bolton als Christoph Reske behandelt formele aspecten van de typografie die, hoewel ze in elke gedrukte tekst aanwezig zijn, nauwelijks worden opgemerkt. In haar bijdrage maakt Bolton duidelijk wat het belang van de ‘em’-spatie (een vierkant stukje wit ter breedte van de hoofdletter M) is geweest voor de ordening van tekst en afbeeldingen in incunabelen. Uiteraard is het wit niet bedoeld om te worden opgemerkt, maar boekhistorici die weten hoe de em de lay-out van een tekstpagina kan beïnvloeden, krijgen een beter inzicht in de beperkingen en de mogelijkheden waarmee de typograaf werd geconfronteerd.
Christoph Reske schetst een indringend beeld van de manier waarop de technische