Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 18
(2011)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Richard Velthuizen
| |
[pagina 98]
| |
Figuur 1: Romeyn de Hooghe, Tocht van Willem III naar Engeland, 1688, Zee Tocht uyt Hellevoet Sluys door S.K.H. Wilhem Henrik By G. Ga. Prince van Orangie Erfstadh. Cap. en Adm. Gen. van De vereenigde staet/Voor de herstelling van de grondwetten, en waere Godsdienst in Engelant Schotlant en Ierlant Den 13 November 1688. 1688, ets op papier, 49 x 59 cm (Rijksmuseum, Amsterdam: rp-p-ob-79.448)
| |
[pagina 100]
| |
als de anonimiteit van veel auteurs, maakt dat een uitspraak over de publieke opinie in de Republiek van de late zeventiende eeuw niet zonder meer afgeleid kan worden uit die pamfletten die de tand des tijds hebben doorstaan. Daarnaast is het niet eenvoudig om conclusies te trekken over het bereik van de pamfletten; als goedkoop wegwerpartikel zijn de pamfletten veelal niet opgenomen in boedelinventarissen, in veilingcatalogi of de catalogi van boekhandelaren, waardoor het lezerspubliek moeilijk kan worden gespecificeerd.Ga naar voetnoot1 Niettemin toont de collectie dat de pamfletproductie tijdens perioden van politieke of religieuze onrust in de zeventiende eeuw verveelvoudigde ten opzichte van de rustiger jaren. Zo vormden bijvoorbeeld de Bestandstwisten (1618-1620), de Engels-Hollandse oorlogen (1652-1654 en 1664-1667) en het Rampjaar 1672 de aanleidingen voor een agglomeraat aan polemisten, predikanten en propagandisten om in de pen te klimmen. Het bestaan van een levendige discussiecultuur wordt aangetoond door de vele polemieken die in de pamfletten werden uitgevochten, waarbij de gemoederen soms flink konden oplopen. Ook de maatschappelijke discussie rondom de Glorious Revolution bracht een piek in de pamfletproductie teweeg; uit 1688, het jaar van Willems invasie, zijn in de collectie Knuttel 525 pamfletten bewaard gebleven, tegen 341 pamfletten uit 1689, het jaar van zijn troonbestijging. Daarmee bezetten deze twee jaren de tweede en derde plaats in de rij van topjaren voor de auteurs en de drukkers van pamfletliteratuur in de zeventiende-eeuwse Republiek. Maar het is niet zozeer de hoeveelheid, als wel het verschil in toonzetting en taalgebruik in de pamfletten dat aantoont dat de pamfletten de publieke opinie in hoge mate vertegenwoordigen. Variërend van ingewikkelde politieke en religieuze beschouwingen over Willems gewaagde onderneming tot rijmelarij ‘op de wijze van’ en vileine schotschriften over James ii en Louis xiv, boden de pamfletten aan de lezers in de relatief hoog gealfabetiseerde Republiek voor ieder wat wils.Ga naar voetnoot2 | |
Het debat in de pamfletten in 1688Voorafgaand aan Willems invasie, werden de besproken onderwerpen in de pamfletten gedomineerd door het debat over de dispensatiemacht van James ii en zijn voornemen tot afschaffing van de Test Acts, waardoor de katholieke burgers tot de publieke ambten zouden kunnen toetreden. Niet alleen was er de voornoemde dreiging van een Frans-Engels katholiek pact tegen de Republiek, een anonieme auteur formuleerde ook zijn bijkomende zorg voor de burgerlijke rust in de Republiek. In Engelsche protestantse vreugde worden tijdens een hoog oplopend gesprek tussen een Hollander en een Engelsman de mogelijke gevolgen van de afschaffing verwoord. In antwoord op een vraag van de Engelsman, die niet goed begrijpt waarom de inwoners van de Republiek zich zo geïnteresseerd tonen voor de ontwikkelingen in Engeland, legt de Hollander uit: | |
[pagina 101]
| |
Het vernietigen van den Test ende de wetten uwes rijcks, gaet ons eygentlijck niet verder aen, dan dat wy daer in te gemoet sien, dat in sulcken gevalle een pilaer op den welcke neffens een van onsen staet het Heylige Evangelium is rustende, soude komen te waggelen, soo niet Gantsch te vallen, en dat over sulx den pilaer in onsen staet mede pericul mogt te loopen, van mede te vallen.Ga naar voetnoot3 Hoewel de boventoon in dit debat werd gevoerd door de tegenstanders van de afschaffing, werd er ook ruimte gegeven aan de voorstanders van de dispensatiemacht. De discussie werd aangezwengeld door een significante hoeveelheid uit Engeland afkomstige pamfletten, die al dan niet vertaald in de Republiek te koop werden aangeboden. Henry Care (1646-1688), de auteur van Draconica (1688), stond bekend als een fel antikatholieke schrijver,Ga naar voetnoot4 maar betuigde zich tot veler verrassing als een van de meest fervente voorvechters van de afschaffing van de Test Acts. Volgens Care grensden deze wetten aan religieuze vervolging, een praktijk waaraan de protestanten zich in de navolging van de liefde van Christus niet dienden te bezondigen.Ga naar voetnoot5 Ook de protestanten zouden de voordelen van godsdienstige tolerantie ondervinden, zo meende hij: That it may not at any time hereafter, lie in the Power of an angry Priest, or a peevish Justice, or a malicious Neighbour, or a beggarly Informer, to Jail your Persons, or to Ravage your Goods, meerly for not thinking as they would have you.Ga naar voetnoot6 Een geheel andere toon werd ingezet door de onbekende, maar onmiskenbaar katholieke auteur van Een nieuwe eedt of test. De schrijver van het in het Nederlands vertaalde pamflet daagt de Church of England en alle Europese protestanten uit: De eerste Christenen bloeiden onder de Vervolging 300 jaren lang; en de Katholijken van dit Koninkrijk, hebben byna gestadig dese 150 voorleden jaren in verdrukking geweest: Indien deze nieuwe Protestantse Kerk uit Godt is, hoe zouden zy kunnen wanhopen van dezelfde voorsienigheid, zonder door zoo veele Acten des Parlements te werden bewaart?Ga naar voetnoot7 | |
[pagina 102]
| |
Figuur 2: Titelblad van: Onpartydigh bewys, over, ende ter saecke van de abolitie, ende vernietinge van den Test ende poenale wetten, raeckende het jammerlijck, bedruckt ende gants treurig aengesicht van de gereformeerde kerck in Engelandt Z.pl.: z.n., 1688 (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag: Pflt 12939)
| |
De berichtgeving tijdens Willems overtochtDe discussie over de Test Acts verstomde abrupt toen Willem met zijn vloot naar Engeland was vertrokken, en maakte plaats voor wat in het heden wel bekend staat als een hype over Willems oversteek. Het aantal, de vorm en de omvang van de pamfletten die volgden op Willems invasie, tonen de opwinding die er in de laatste weken van 1688 in de Republiek geleefd moet hebben. In vergelijking met de pamfletten die eerder in dit jaar gepubliceerd waren, valt op dat de publicaties tijdens Willems overtocht en zijn opmars naar Londen voornamelijk erg kort waren, soms niet meer dan enkele regels. En men schuwde niet om de laatste onbevestigde geruchten te vermelden. Ook verraadt de soms slordige opmaak de gehaaste werkwijze van de drukkers; de regels zijn soms onregelmatig uitgelijnd, er valt een groter aantal aantoonbare drukfouten waar te nemen, en er worden soms verschillende corpsgrootten gebruikt om de gehele tekst op één vel papier te kunnen passen. Het lijkt alsof de drukkers het nieuws wilden drukken voor zij werden ingehaald door nieuwe feiten, wat wijst op de grote behoefte aan nieuws onder | |
[pagina 103]
| |
hun klanten. Wellicht gedwongen door onderlinge concurrentie en de grote vraag naar de laatste nieuwtjes, vertonen de drukkers ook een zekere mate van onverschilligheid tegenover de bronnen van de nieuwsfeiten. Gerrit Rammazeyn, ‘boeckdrucker op 't Pleyn’ in Den Haag, bracht zijn bericht over de op handen zijnde steun voor de Engelse koning van de Franse marine in een kort pamfletje met als bronvermelding: ‘Geschreven van seecker Heer aen een ander synen Vriendt in 's Gravenhage.’Ga naar voetnoot8 Rammazeyn probeerde het bericht meer geloofwaardigheid te verlenen door de verzekering van zijn anonieme bron te citeren: ‘Deze tydingh heb ick van goeder handt.’Ga naar voetnoot9 De stroom aan soms lyrische lofdichten die op gang kwam na het vertrek van Willem in waren afkomstig van de meer getalenteerde schrijvers die het geduld konden opbrengen de feiten te laten bezinken. In contrast hiermee werd voor het snelle informatieve drukwerk iedere vorm van gesproken en gedrukte communicatie als bron gebruikt. Zo wist Johannes Aelberts uit Rotterdam over koning James te melden: Soo aenstonds komt hier een Scheepje van Colchester te arriveren, den Schipper van 't selve heeft my beright dat tot Colchester op gisteren tydinge was, dat syne Majesteyt op Saturdag weder in Londen was gekomen, met een nedergeslagen gelaet, dat men daer uyt afleyde 't verloop syner saecken, en de slechte toestant van 't Leger.Ga naar voetnoot10 Het gerucht van de schipper werd zonder pardon voor waar aangenomen en verspreid; de actuele stand van zaken werd ingeschat aan de hand van James' (veronderstelde) gezichtsuitdrukkingen. De pogingen van de drukkers om de geruchten te legitimeren namen soms dan ook merkwaardige vormen aan: Zoo Aenstonts bekomtmen [sic!] tijding met een Missive over Oostenden, dat des Konings van Engelants leger bestaende uit Engelsche, Schotten, en Yeren den 4 december nog effentivelijk groot was 30000 man, doch dat weinig dagen daaraan volgende, de Engelse en Schotse Milietje de Yeren hebben gedwongen, met haar tot de Prins van Orangie over te gaen [...] Deze tijding wert te meer gekrediteert, om dat dezelve wert geseyt geschreven te zijn van een Yersman welke een groot voorstander van de Koning is.Ga naar voetnoot11 De boodschap was duidelijk: een trouw aanhanger van de vijand liegt niet over diens wanhopige staat. | |
[pagina 104]
| |
Censuur en sturing van de publieke opinieNadat Willem in Engeland de overwinning zeker had gesteld en het Engelse parlement akkoord was gegaan met de troonopvolging, verdwenen de korte nieuwsberichtjes uit het straatbeeld. Er ging een golf van opluchting door de Republiek, die wordt geïllustreerd door de vele Vreugdegalmen en Lof Bazuynen van vaak tientallen pagina's lang. Ze trachtten elkaar te overtreffen in exaltatie door het gebruik van Bijbelse en klassiekmythologische metaforen. Kritische geluiden over Willems onderneming werden in de Republiek niet gehoord; de collectie Knuttel bevat uit de jaren 1688/89 geen enkel negatief bericht van Hollandse herkomst, wat hoogst opmerkelijk is, gezien de welhaast traditionele verdeeldheid in bestuur en samenleving die de Republiek kenmerkte. De opleving van trots op Willem en vaderland die in de pamfletten klinkt na Willems troonsbestijging, blijkt echter geen zuivere representatie van de beleefde emotie. Het is goed denkbaar dat er onder de bevolking een grote opluchting bestond over de wijziging in de dreigende internationale machtsbalans, en dat dit gepaard ging met een opleving van vaderlandslievende gevoelens is eveneens goed voorstelbaar. Maar daarnaast is een andere verklaring voor de eenzijdigheid in de publieke reacties op de Glorious Revolution gelegen in de grootschalige propagandacampagne die in de Republiek op instigatie van Willem en zijn propagandisten werd gevoerd. Het verbod van het Hof van Holland op een Franstalig pamflet waarin de beweegredenen van Willem werden veroordeeld, is in dit verband veelzeggend. De anonieme auteur noemde de overtocht van de prins een dekmantel tot ‘[...] couvrez la vaste Ambition, qui vous a porté à vous rendre maitre absolu de la grande Bretagne & des Provinces-unies, pour les gouverner arbitrairement, & d'une maniere purement despotique’.Ga naar voetnoot12 Het werd door het Hof onmiddellijk verboden, waarna aan de vroedschappen van de grote steden werd verzocht om ‘ten eijnde sij dit libel soo wel als andere die nae desen sullen mogen uijtcomen, aenstonts sullen hebben te supprimeren, sonder daer van veel rumoer te willen maecken’.Ga naar voetnoot13 Hieruit blijkt dat de afwezigheid van negatieve berichtgeving over Willems overtocht niet uitsluitend is veroorzaakt door een jubelstemming in de Republiek; onwelgevallige publicaties werden niet getolereerd. Naast de censuur die de kritische publicaties moest tegengaan, werden er doelgerichte pogingen ondernomen om de publieke opinie te voeden. De Staten van Holland achtten het wijs het succes van Willem niet als vanzelfsprekend te aanvaarden; Willem zat dan wel op de Engelse troon, en daarmee was het directe gevaar van een internationale katholieke alliantie tegen de Republiek afgewend, maar de toekomst was nog zeker niet gewis. Om het welvaren van Willem in Engeland bij God te bepleiten, ‘ende geluckigh te laten volbrengen, het geene aen de voorschreve desseinen noch is resterende’,Ga naar voetnoot14 werd aan de gereformeerde gemeenten in de gehele Republiek op 30 maart | |
[pagina 105]
| |
1689 een dank-, vast-, en biddag voorgeschreven, waarbij de lokale autoriteiten werd aangeraden: daer stricktelijck te verbieden, oock met der daed te doen ophouden niet alleen allerley Handtwerk ende Neeringe, maer oock voor al te beletten het Tappen, Kaetsen, Balslaen, ende diergelijcke Exercitien, door seeckere groote poenen [boetes] daer toe te statueren, opdat soo goeden ende heylsaem voornemen door eenige onbehoorlijcke wulpslieden niet geturbeert ofte verhindert mach werden.Ga naar voetnoot15 De Rotterdamse prediker Wilhelmus Velingius (ca. 1646-1690) heeft zijn uiterste best gedaan om zijn toehoorders het leed van de verboden drank en balspellen te doen vergeten. In een opzwepende preek werd Willems troonsbestijging voorgesteld als het gevolg van Gods voorzienigheid. Aan het einde van de preek toonde Velingius zijn minder profane reden tot blijdschap over de uitkomst van Willems onderneming. Het calvinistische veto op ijdelheid terzijde schuivend, sprak hij tot zijn gemeente: Ick heb noch wat te zeggen. Denkt eens, Onse Prins is Koning! onse Princesse Koningin! Ha! Engeland hier winnen wy 't u af. Dit 's de Kroone van ons Vaderland. Dat de Saligheid uit de Joden is, is haer roem boven de Christenen. Dit 's de Kroone onser Roems: Engelands Verlosser is uit ons. Onse Prins is Koning (...) Dat beleven wy in desen dag. Segt my eens ter goeder trouwe: Sooje saagt buiten 's landts yemand de grootste eere ter weereld aandoen, of het u niet geweldig kittelen zoude, datje kont seggen: dat is mijn Landsman, mijn MedeBurger?Ga naar voetnoot16 Ook in de kerken werd er zodoende een appel gedaan op het patriottisme. De afwezigheid van negatieve berichtgeving over Willems preventieve aanval op Engeland kan daarom niet uitsluitend verklaard worden door de oplevende vaderlandslievende gevoelens in de Republiek. Er was vanuit de Staten van Holland een sturend mechanisme werkzaam dat enerzijds door een actieve onderdrukking van onwelgevallige meningen en anderzijds door de bewuste voeding van de bestaande emoties invloed uitoefende op de publieke opinie. | |
Willems intocht in de Engelse belevingNiet alleen na Willems invasie werd het belang van propaganda ingezien. Alvorens zijn oversteek te wagen, had Willem door zijn raadpensionaris Caspar Fagel (1634-1688) een | |
[pagina 106]
| |
motivering van zijn voorgenomen invasie laten schrijven, en deze in het Engels, Frans en Duits laten vertalen. Gilbert Burnet (1643-1715), een Schotse predikant die hoog op de hitlist van James ii stond en aan het hof van de stadhouder als huispredikant het vertrouwen van Willem en Mary had gewonnen, nam de vertaling in het Engels voor zijn rekening. Jonathan Israel noemt Willems Declaration ‘one of the greatest and most decisive propaganda coups of early modern times’.Ga naar voetnoot17 De operatie was inderdaad omvangrijk. Fagel had verschillende drukkers in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag onder de voorwaarde van strikte geheimhouding geboden de Declaration in grote oplagen te drukken, om deze daarna heimelijk naar Engeland en Schotland te laten vervoeren. Vervolgens werden de oplagen op verschillende locaties opgeslagen, om deze aan de vooravond van Willems landing in Torbay onder de Engelse bevolking te laten verspreiden. Engeland werd overspoeld door Willems propaganda, tot wanhoop van James ii, die na een vruchteloos verbod op het bezit of het lezen van de Declaration zijn propagandisten de opdracht gaf een tegenoffensief te starten. Er verschenen vele satirische commentaren op de Declaration, waarvan in de collectie Knuttel één exemplaar bewaard is gebleven.Ga naar voetnoot18 Het is tevens het enige Engelstalige pamflet in de collectie dat zich negatief uitlaat over Willems invasie. Dit is, gezien de hardnekkige oppositie zoals die werd geconstateerd door Gregorius van Alphen in zijn studie uit 1936, hoogst merkwaardig, omdat de aanvankelijke voorzichtige steun voor Willem al in 1689 in toenemende mate plaatsmaakte voor twijfel en afkeuring.Ga naar voetnoot19 Vanwege de gevoerde Engels-Hollandse oorlogen in de voorbije decennia, maar ook door de constante concurrentie in de internationale zeehandel en in de koloniën, bestond er in Engeland een historisch gegroeide animositeit ten aanzien van de Hollanders.Ga naar voetnoot20 Ook zag het katholieke volksdeel Willems komst met lede ogen aan. Zo toont de gepubliceerde correspondentie van een anonieme priester uit 1688 hoe Willem in katholieke kringen tegemoet werd gezien. De Frans-Engelse alliantie tegen de Republiek in het Rampjaar 1672 indachtig, schreef hij: ‘with God's assistance our gracious King will teach the Hollanders a French dance’.Ga naar voetnoot21 De intocht van Willem iii veroorzaakte dus ook in Engeland veel beroering. Evenals in de Republiek bereikte de pamflettenproductie in Engeland na Willems invasie een hoogtepunt. Een korte zoekopdracht in de Engelse database Early English Books Online (eebo) toont dat de gezamenlijke Engelse catalogi voor het jaar 1688 niet minder dan 2602 publicaties bevatten, een aantal dat in 1689 wordt overtroffen met 2997 titels.Ga naar voetnoot22 De Engelse pamfletten laten echter een geheel andere toon horen. De tijdelijke eensgezindheid zoals deze in de Republiek werd beleefd en gevierd, was in Engeland ver te zoeken. Israel wijst erop dat er gedurende de weken na Willems intocht een ‘profound, allmost hopeless division’ in de Engelse samenleving ontstond.Ga naar voetnoot23 De invasie betekende het startpunt van tientallen jaren diepe scheuring in vrijwel ieder aspect van het | |
[pagina 107]
| |
Engelse openbare leven, waarin ‘everything that happened involved bitter arguments over principles, every step was saturated in ideology’.Ga naar voetnoot24 Het is daarom hoogst opmerkelijk dat de pamfletten die in de jaren 1688-1689 uit Engeland naar de Republiek werden geëxporteerd uitsluitend de zaak van Willem iii gunstig gezind zijn, zeker wanneer acht wordt geslagen op Paul Szechi's opmerking dat ‘Jacobite propaganda was a constant headache for the governments of Britain 1689-1714’.Ga naar voetnoot25 Figuur 3: Titelblad van: Caspar Fagel, Gilbert Burnet, The declaration of his highness William Henry. Den Haag: A. Leers, 1688 (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag: Pflt 12773)
Zoals hierboven al werd vermeld, bevat de collectie Knuttel over de jaren 1688-1689 gezamenlijk 865 publicaties. De samensteller van de collectie is in de vaststelling van de herkomst van de pamfletten de boekhistoricus van dienst geweest door in de catalogus bij een groot deel van de uit Engeland afkomstige teksten een annotatie te maken, maar | |
[pagina 108]
| |
is hierin niet geheel volledig geweest.Ga naar voetnoot26 In sommige gevallen staat de bronvermelding die de drukker op het pamflet drukte, ‘naar de copy tot Londen gedrukt’ of ‘transchlaet uit het Engelsch’, niet op de titelpagina, maar achter de tekst vermeld. Op niet minder dan 234 van de Nederlandstalige publicaties (27%) is een vorm van verwijzing te vinden die aangeeft dat de tekst van Engelse oorsprong is.Ga naar voetnoot27 Na de eliminatie van de herdrukken en de dubbel opgenomen exemplaren resteren er in de collectie Knuttel uit de betreffende jaren 92 pamfletten waarvan het door middel van eebo is vastgesteld dat ze zowel in Engeland als in de Republiek zijn gepubliceerd. Van dit aantal zijn er gedurende de jaren 1688-1689 84 in het Nederlands vertaald, van 8 pamfletten bestaat er geen Nederlandse vertaling, hoewel deze gezien de opname in de collectie Knuttel in de Republiek moeten hebben gecirculeerd. Met uitzondering van de bewerking door James' propagandisten van Willems Declaration, sluiten alle uit Engeland afkomstige pamfletten die zijn gepubliceerd na Willems invasie naadloos aan bij de eenzijdige publieke opinie in de Republiek. Figuur 4a: Titelpagina van: Gilbert Burnet, Een predikatie, gepredikt in de capel van St. James, voor zijn hoogheidt den prins van Orangie. Amsterdam: Wed. S. Swart, 1689 (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag: Pflt 13154)
Figuur 4b: Titelpagina van: Gilbert Burnet, A sermon preached in the Chappel of St. James's before his Highness the Prince of Orange, the 23d of December, 1688. London: R. Chiswell, 1689 (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag: Pflt 13153)
| |
[pagina 109]
| |
Een Engels-Hollands netwerkOf Willem zijn plannen, die hij door Fagel en Burnet zo zorgvuldig in zijn Declaration had laten formuleren, kon realiseren, was in de eerste weken na zijn overtocht geenszins duidelijk. Zijn propagandaoffensief was materieel dan wel gelukt, maar de uitwerking op de hearts and minds van de Engelsen was nog een hoogst onzekere zaak. Willem stelde dan ook draconische maatregelen in telkens wanneer hij vermoedde dat het gedrag van zijn manschappen aanleiding geven zijn tot negatieve beeldvorming. Hij verwachtte een correcte houding van zijn leger tegenover de Engelse burgers en legde zware sancties op de overtreding van de militaire discipline; zo eindigden twee soldaten die tijdens de opmars naar Londen een kip hadden gestolen aan de strop.Ga naar voetnoot28 Voor de jakobitische aanhang betekenden zijn charmeoffensief en zijn omzichtigheid met de Engelse bevolking nagenoeg niets; voor hen bleef James ii ondanks zijn bestuurlijke fouten de door God aangestelde vorst. Willems door het parlement goedgekeurde troonsbestijging maakte hierin voor de jakobieten geen verschil, al werd het nu wel moeilijker hun standpunten voor het voetlicht te brengen omdat de jakobitische pers nu op het clandestiene circuit was aangewezen.Ga naar voetnoot29 De jakobitische stem was hiermee echter verre van gesmoord; tussen oktober 1689 en april 1695 - het jaar waarin de oude Licencing Act uit 1662 werd opgeheven en de pers een grotere vrijheid verkreeg - werden er niet minder dan zeventien rechtszaken gevoerd tegen jakobitische pamflettisten.Ga naar voetnoot30 Dit toont niet alleen de dreiging die van de jakobitische pers uitging voor het bewind van Willem, maar tevens de ernst waarmee deze dreiging door Willem werd erkend. Willem had voorafgaand aan zijn oversteek Burnet tot kapelaan benoemd. Na aankomst in Engeland startten Burnet en Willem iii een campagne waarin een protestantschiliastische propagandafilosofie ontwikkeld werd. Naast het schrijven van preken en het kiezen van tactische locaties voor publieke lezingen van de Declaration, bestonden Burnets activiteiten uit het organiseren van bid- en dankdiensten voor het verdere succes van Willem iii.Ga naar voetnoot31 In de preken tijdens deze diensten, waarvan er verschillende zijn gepubliceerd en terug te vinden in eebo,Ga naar voetnoot32 was het centrale argument dat Willem iii door Gods voorzienigheid was gestuurd om de Engelse natie en de Church of England te redden. Burnet stelde dat Willems geweldloze overwinning een duidelijk teken was van Gods goedkeuring en dat het Engelse volk de gelegenheid diende aan te grijpen zichzelf politiek en moreel te hervormen. Deze argumentatie had Burnet al aangewend tijdens de dankdienst in St. James's Palace op 23 december 1688, enkele dagen na Wil- | |
[pagina 110]
| |
lems landing, en ze werd door hem geactualiseerd naarmate de politieke ontwikkelingen zich ontvouwden. Maar waar Burnet tijdens de dankdienst op 23 december slechts een klein, select gezelschap toesprak, werd het naarmate de ontwikkelingen vorderden nodig een steeds grotere groep toehoorders te overtuigen. Na Willems troonverheffing diende vervolgens de gehele natie doordrongen te raken (en te blijven) van de legitimiteit van de nieuwe vorst. Om dit te bereiken was Burnet kort na zijn aankomst in Engeland begonnen met de samenstelling van een netwerk van vertrouwelingen in wiens handen hij de taak van de Oranjepropaganda veilig achtte. Dat netwerk bestond uit ‘old personal friends, who [...] had also had careers in the press, parish and pulpit’.Ga naar voetnoot33 In de zomer van 1689 had hij een georganiseerd verband achter zich staan van geestelijke en politieke propagandisten, die in ruil voor hun diensten door Willem iii werden begunstigd met hoge maatschappelijke en kerkelijke posities. Hiermee was een effectief propagandamechanisme in het leven geroepen, dat zich deed gelden in de pamfletten die de Republiek in 1689 vanuit Engeland bereikten. Over de Engels-Hollandse contacten tussen auteurs en drukkers gedurende de Glorious Revolution hebben verschillende onderzoekers reeds interessante conclusies getrokken. Tony Claydon merkt op dat tijdens de eerste weken na de overtocht ‘the prince's chaplain was dependent upon the Dutch printers, polemicists and politicians’ in het opzetten van zijn propagandanetwerk.Ga naar voetnoot34 In aansluiting daarop heeft Elisabeth Lane Furdell een Engels-Hollands netwerk geïdentificeerd in het verschijnen van het Engelse orangistische tijdschrift The dilucidator in 1688-1689.Ga naar voetnoot35 Voorts heeft Paul Hoftijzer aangetoond hoe er regelmatig contact bestond tussen de vooraanstaande Londense boekhandelaar Samuel Smith en de Amsterdamse Abigail May, de weduwe van de drukker en boekverkoper Steven Swart.Ga naar voetnoot36 May was een uit Engeland afkomstige Brownist die aan het begin van de zeventiende eeuw naar Amsterdam was gevlucht, en zij vormde een belangrijke schakel in de nieuwsvoorziening aan de gemeenschap van Schotse en Engelse bannelingen en vluchtelingen in deze stad. In haar brieven aan Smith verzocht ze herhaaldelijk om nieuw drukwerk, en in het bijzonder om de voor haar lucratieve publicaties over de popish controversy: I pray if theare is anything worth sending niewly printed which is worth sending, pray send it me in this bundel, and also that of Popery Represented and Misrepresented. Or anything of that nature which is printed, or any popish boockes.Ga naar voetnoot37 | |
[pagina 111]
| |
Mays verzoek bevestigt niet alleen het bestaan van een solide pamflettenhandel tussen Engeland en de Republiek ten tijde van de Glorious Revolution, maar het toont tevens dat de Engelse en Schotse gemeenschappen in de Republiek bereid waren tot het kopen en lezen van pamfletten van de katholieke tegenpartij. Dat bleek ook uit de weergave van verschillende meningen in de discussie uit 1688 over de Test Acts. Daaruit kan worden afgeleid dat de afwezigheid van jakobitische pamfletten in 1689 in de Republiek niet gelegen kan zijn aan het winstoogmerk van de boekverkopers en al evenmin aan de leesgierigheid van de Engelse en Schotse klanten. Er kan dus met zekerheid worden vastgesteld dat er onder het lezerspubliek in de Republiek een vraag naar jakobitische literatuur bestond. De afwezigheid hiervan in de collectie Knuttel, wijst op het succes dat Burnet en zijn vertrouwelingen hadden in hun pogingen de propaganda te kanaliseren. Wederom dankzij Lane Furdell kan de stelling dat Burnet zich actief bezighield met de controle op de bewegingen van jakobitische publicaties met zekerheid gemaakt worden. In een korte biografie van James Welwood (1652-1727), een van de polemisten uit Burnets kring van intimi, vermeldt Furdell dat ‘Welwood proved well in the campaign to deflect Jacobite propaganda emanating from the continent’.Ga naar voetnoot38 Wanneer Burnet en de zijnen de invoer van de literatuur in het oog hielden, is het erg onwaarschijnlijk dat zij de uitvoer ervan ongezien zouden laten passeren. Burnet was, gezien zijn betrokkenheid bij de verspreiding van Willems Declaration, goed op de hoogte van de methoden om literatuur clandestien te vervoeren. Daarnaast waren de Engelse en Schotse gemeenschappen in de Republiek, waar Burnet deel van uitmaakte, voorafgaand aan de Glorious Revolution afhankelijk geweest van diverse methoden van smokkel in hun behoefte aan antiroyalistische literatuur.Ga naar voetnoot39 Zijn positie aan Willems zijde, zijn ervaring met het smokkelnetwerk en de Hollandse militaire dominantie in de steden van betekenis, maakte dat Burnet bij uitstek geschikt was om controle uit te oefenen op onwelgevallige literatuur. | |
De repressie van jakobitische pamfletten in EngelandEr werd in Engeland een agressief beleid gevoerd ten aanzien van de jakobitische tegenpropaganda. Uit de bronnencatalogus van Donald F. McKenzie en Maureen Bell, A chronology and calendar of documents related to the London book trade, blijkt hoe het nieuwe bestuur de jakobitische pamflettenstroom in zijn greep trachtte te krijgen. Het bezit van jakobitische pamfletten werd strafbaar gesteldGa naar voetnoot40 en op 16 februari 1689, drie dagen na Willems troonverheffing, kreeg Robert Stevens, inspector of the printing press, de opdracht: | |
[pagina 112]
| |
Figuur 5: Romeyn de Hooghe, Allegorie op de kroning van Willem en Mary tot koning en koningin van Groot-Brittannië. 1689, ets op papier, 38,5 × 38,9 cm. (Rijksmuseum, Amsterdam: rp-p-ob-67.747)
to apprehend the authors of divers scandalous and seditious books, papers, news, pamphlets and intelligences daily printed and dispersed, containing false news and reflections on persons and published without authority contrary to the law.Ga naar voetnoot41 De uitvaardiging werd spoedig gevolgd door de arrestatie van verschillende auteurs en boekhandelaars. Op 25 april 1689 werd door het parlement een wetsvoorstel aanvaard waarin correspondentie met James ii tot verraad werd verklaard, waarbij ‘the definition of treason includes the proclaiming, declaring or publishing [James] to be King’.Ga naar voetnoot42 Niet alleen werd er druk uitgeoefend op de auteurs, de drukkers en de lezers van de jakobiti- | |
[pagina 113]
| |
sche pamfletten; uit de opdracht die de Londense burgemeester John Wildman ontving op 12 april in hetzelfde jaar, blijkt dat de jacht ook op de pamfletten zelf werd geopend. Wildman kreeg de opdracht: to take possession of the General Letter Office, or Post Office, and of the house in Lombard Street, used for the same. Philip Frowde and other officers being required to deliver up the house, all books of entry, papers and accounts.Ga naar voetnoot43 Dit waren stevige maatregelen om de controle op de distributiekanalen van de jakobitische pamfletten te intensiveren. Maar het was blijkbaar niet mogelijk om de officers een constant toezicht te laten houden. Om het net toch zoveel als mogelijk rond de jakobitische literatuur te sluiten, werd de opdracht gedelegeerd aan de beheerders van de distributiekanalen zelf. Zo werd Arthur Clum, beheerder van the General Letter Office, op 25 mei 1689 opgedragen: to search for treasonable and seditious printed libels, books and papers about the persons and in the chambers and warehouses of all carriers, waggoners, pack-horse men and hagglers now on the western roads.Ga naar voetnoot44 Figuur 6: Titelblad van: The Dutch design anatomized, or, A discovery of the wickedness and unjustice of the intended invasion. Londen: R. Taylor, 1688 (University of Illinois, eebo Wing/D2897)
| |
[pagina 114]
| |
De controle op de pers en de jacht op de circulerende jakobitische pamfletten ging gedurende het gehele jaar 1689 onverminderd voort. Op 2 september van dit jaar werd er een zoekactie gestart, waarbij de bezittingen van alle boekverkopers, drukkers en boekbinders werden doorzocht.Ga naar voetnoot45 De gehele drukindustrie in Londen stond dus onder overheidstoezicht, maar zoals blijkt uit de grootschalige acties was het niet mogelijk de propagandamachine van de oppositie naar tevredenheid stil te leggen. Toch zijn de opsporingen en inbeslagnames van de pamfletten voldoende geweest om verspreiding in de Republiek tegen te gaan. Een notitie die is gedateerd op 7 september 1689 in de Chronology bevestigt dat Burnet in hoogst eigen persoon nauw betrokken was bij het onderdrukken van de jakobitische propaganda: G[ilbert Burnet] Bishop of Salisbury to -. Asks for thanks to be conveyed to the Earl of Shrewsberry for sending him the printed sheets together with a part of the manuscript, which he returns. He can say nothing concerning the hand; what is said about the Conquest has often and fully been answered... Does not think it convenient, when they are at quiet, to write much upon this subject of the people's right to defend themselves when the constitution is endangered... Sees nothing in the sheets that is punishable, so this can be carried no further than any unlicensed pamphlet may be.Ga naar voetnoot46 Zoals blijkt uit het bovenstaande citaat werden de pamfletten die werden verdacht van een onwelgevallige mening ter beoordeling naar Burnet gezonden. In dit specifieke geval was de inhoud niet aanstootgevend, maar het toont aan hoe Burnet als autoriteit werd geraadpleegd en gerespecteerd. Of Burnet tevens invloed had op de arrestaties en de opsporingsactiviteiten, is vooralsnog niet bekend en onderwerp van vervolgonderzoek. Wel staat vast dat Burnet zijn invloed aanwendde in de sturing van de publieke opinie en zichzelf een centrale plaats toebedacht in het netwerk van zijn vertrouwelingen. De lezers van de Engelstalige pamfletten in de Republiek kregen door het repressieve beleid in Engeland een vertekende realiteit voorgeschoteld. De uit Engeland afkomstige pamfletten in de Republiek sloten naadloos aan bij de jubelstemming die er heerste. Uit de collectie Knuttel blijkt hoe er tijdens het debat over de Engelse Test Acts nog royalistische geluiden te horen waren; het zou daarom in de lijn der verwachting liggen dat de auteurs van de James goedgezinde pamfletten, en dan met name de katholieke auteurs, zich na Willems machtsovername zouden richten op de in hun ogen illegitieme vorst. In werkelijkheid kwam dit dan ook op grote schaal voor, maar de jacht op de jakobitische propaganda en hun auteurs heeft kunnen voorkomen dat dit in de Republiek werd opgemerkt. Zo ontstond hier de indruk dat Willem iii in Engeland op handen werd gedragen. De vergelijking van de Engelse discussie vóór de machtsovername van Willem met de discussie erna, toont exact aan welke stem er in het debat niet meer meedoet. De jakobitische stem, die in Engeland niet alleen duidelijk hoorbaar was, maar voor Willem en Burnet een factor vormde om ernstig rekening mee te houden, heeft in de Republiek in 1689 niet geklonken. |
|