Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 16
(2009)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Marja Smolenaars
| |
[pagina 54]
| |
naamde ‘aanhangers’ (tweede of volgende exemplaren van hetzelfde werk) op en het is nu tijd om ons te bezinnen op de toekomst. De doelstelling was en blijft immers dat er zoveel mogelijk edities opgenomen moeten worden in de vorm van een beschrijving van de ideal copy en niet het opnemen van zoveel mogelijk exemplaren. Dit laat onverlet dat de vergelijking van meerdere exemplaren soms nodig is om te komen tot een ‘ideale’ beschrijving. Als we ervan uitgaan dat de database geen doel op zich is, maar een onderzoekshulpmiddel, dan zullen we ons ten eerste moeten afvragen wat de beschikbaarheid van de inmiddels goed gevulde database voor de onderzoeker kan betekenen. Maar we moeten ons ook afvragen wat er nog ontbreekt en toegevoegd zou moeten worden om de onderzoeker nog beter van dienst te kunnen zijn en hoe deze desiderata zo efficiënt mogelijk gelokaliseerd kunnen worden. Tot nu toe was de stcn afhankelijk van het aanbod in de bezochte bibliotheken, maar deze werkwijze van een algehele opname van collecties zal aangepast moeten worden. Er moet gezocht gaan worden naar uniek materiaal en alleen dat moet nog worden opgenomen in de stcn. Het volledig doorwerken van weer een volgende universiteitsbibliotheek zou een steeds lager opbrengstpercentage te zien geven vanwege de almaar groter wordende overlap van die collectie met die van de inmiddels al wel opgenomen bibliotheken. De stcn moet dus op zoek naar specialistische (deel)collecties, bijvoorbeeld betreffende een stad, een genre, een auteur, of een onderwerp. Maar ook zal er nu gespeurd moeten worden naar individuele ontbrekende titels in bibliografieën, in catalogi en in secundaire literatuur. Aan de hand van een aantal voorbeelden wil ik in dit artikel wijzen op hiaten in de stcn-data-base en suggesties doen voor het lokaliseren van deze ontbrekende edities. | |
BuitenlandWe weten dat in de zeventiende en achttiende eeuw de boekproductie in Nederland sterk internationaal was gericht. Zo zijn er op Nederlands grondgebied vele tienduizenden boeken gedrukt die expliciet bedoeld waren voor de buitenlandse markt, zoals bijvoorbeeld Engelse, Hongaarse en Hebreeuwse bijbels.Ga naar voetnoot4 Veel van dit materiaal is nooit bedoeld geweest om op de Nederlandse markt terecht te komen en het is vaak dan ook niet in Nederlandse bibliotheken te vinden. Ook werden in het buitenland Nederlandstalige teksten gedrukt. Zo zijn in de Russische Nationale Bibliotheek te St.-Petersburg Nederlandstalige teksten betreffende het zeewezen te vinden die onder andere gedrukt zijn ‘in de Drukkery van Syne Czaarsche Majesteit’.Ga naar voetnoot5 Er zal niet alleen gezocht moeten worden naar en in collecties met evident Nederlands materiaal, maar ook naar | |
[pagina 55]
| |
uitgaven die geen Nederlands impressum hebben, niet in de Nederlandse taal zijn gesteld, maar wel in Nederland zijn gedrukt. Een overbekend voorbeeld daarvan zijn de uitgaven met ‘Cologne, Pierre Marteau’ in het impressum. Evidente bronnen om te speuren naar ontbrekend materiaal zijn derhalve andere nationale bibliografieën, zoals de Duitse equivalent van de stcn, de Verzeichnis der im deutschen Sprachbereich erschienenen Drucke des 16. Jahrhunderts (vd16) en, in het geval van Marteau, de Verzeichnis der im deutschen Sprachbereich erschienenen Drucke des 17. Jahrhunderts (vd17).Ga naar voetnoot6 De English Short Title Catalogue (estc) kan dienen als bron voor het Engelse segment, maar zoals Rémi Mathis in het overzicht bij zijn artikel in dit jaarboek laat zien, is het in een aantal andere landen nog droevig gesteld met de retrospectieve bibliografieën en moeten andere wegen bewandeld worden. | |
VergelijkingHelaas is het niet zo dat de beschrijfregels van de verschillende nationale bibliografieën op elkaar zijn afgestemd. De vd16/17 en de estc gebruiken van de stcn en van elkaar afwijkende regels en methoden. vd16/17 gebruiken een andere vingerafdrukmethode, zodat een vergelijking niet direct te maken is. Dit is wel mogelijk met het boek in de hand. Tevens geven zij bij veel titels een aantal foto's van Schlüsselseiten die identificatie vergemakkelijken.Ga naar voetnoot7 De estc bevat daarentegen geen vingerafdruk en afwijkingen tussen edities worden soms, maar niet altijd, aangegeven door verschilpunten.Ga naar voetnoot8 De estc bevat geen illustraties, maar door middel van twee andere hiervan afgeleide online bestanden, Early English Books Online (eebo) en Eighteenth Century Collections Online (ecco), kan een uitgave vaak geheel digitaal bekeken worden. Het zou zeker de moeite lonen om in deze grote bestanden actief op zoek te gaan naar edities die ook in de stcn opgenomen moeten worden. eebo en ecco bieden de mogelijkheid om op plaats van uitgave te zoeken en ondanks de verschillen in de gehanteerde zoeksystemen, is het tegenwoordig mogelijk om via eebo in beide bestanden tegelijk te zoeken. De zoekvraag ‘Imprint’ Amsterdam (en variante spellingen) levert dan 803 treffers op waarvan een opvallend groot aantal met impressum ‘Londres [= Amsterdam?]’. Beschrijvingen worden in de stcn gebaseerd op autopsie en niet uitsluitend op digitale bestanden, maar die kunnen zeker helpen bij het identificeren van ontbrekend materiaal. Een optie zou zijn het (voorlopig) beschrijven met behulp van digitale bestanden of microfiches van ontbrekende titels, zoals al op kleine schaal is gedaan voor de veilingcatalogi van de Leidse firma Luchtmans. In een later stadium kunnen deze beschrijvingen dan worden vervangen of aangevuld met autopsiegegevens. De zoekvraag naar ‘Druckort’ Amster- | |
[pagina 56]
| |
dam in vd16 geeft geen resultaat, maar ‘Erscheinungsort’ Amsterdam in vd17 levert 1200 treffers op die eenvoudig doorgenomen kunnen worden op mogelijke aanvullingen voor de stcn. Anderzijds kan in de stcn naar Duitse drukplaatsen gezocht worden (Leipzig 328 treffers, Frankfurt 163 treffers, enzovoort) die van belang kunnen zijn voor de Duitse bibliografieën. | |
Zoeken naar ‘buitenlands’ materiaalOok op schuilnamen van drukkers zou in andere bibliografieën gezocht moeten worden. Pierre Marteau is het bekende voorbeeld, maar ook andere namen werden als schuilnaam gebruikt door Nederlandse drukkers; de Rotterdamse Reinier Leers had een repertoire van ghostdrukkersadressen in het buitenland, onder andere Frankfurt am Main, Frederic Arnaud en Edinburg, Joannis Calderwood.Ga naar voetnoot9 Joan Blaeu had een overeenkomst gesloten met Alexander Harttung in Wenen, zodat bijvoorbeeld de teksten van de jezuïet Niccolo Avancini zonder vermelding van drukplaats Amsterdam konden verschijnen. Alhoewel het hier niet om een schuilnaam gaat, probeerde Blaeu zijn rol in de publicaties toch zo onopvallend mogelijk te houden met als gevolg dat deze werken in bibliotheekcatalogi vaak alleen worden opgenomen met de landcode voor Oostenrijk; en aangezien ze niet in de Nederlandse taal zijn, worden ze bij een selectie voor stcn-materiaal over het hoofd gezien. Een zoekactie in vd17 op drukker Balthasar Egmond, een regelmatig door Blaeu gebruikte schuilnaam, levert 59 treffers op. Dezelfde zoekactie in de stcn levert voor de zeventiende eeuw 50 treffers op waarvan 13 ook in de vd17 en 37 niet. Als we van de 59 titels in de vd17 de meerdelige werken die per volume apart beschreven zijn, reduceren tot een titel, blijven er 42 titels over waarvan er 15 wel en 27 niet in de stcn zijn opgenomen. Voorzichtigheid is echter geboden; niet alle Keulse drukken kunnen zonder meer worden bestempeld als Nederlands drukwerk, dus de 27 die nog niet in de stcn zijn opgenomen moeten stuk voor stuk bekeken worden op Nederlandse kenmerken. De vd17 bevat ook uitgaven die niet toe te schrijven zijn aan het fictief gebruik van een Duitse drukplaats, maar die wel om andere redenen in de stcn thuishoren. Zo is Vincent Placcius, De actionibus tractatio bipertita in 1679 uitgegeven in Hamburg én Amsterdam, en de Lyk-predicatie, over het zaeligh afsterven van [...] Frederik Casimir van Wouter Bashuysen (Hanau, 1686) is Nederlandstalig. Andersom bevat de stcn titels die ook in de vd17 thuishoren, zoals Petrus Laugenberg, Acerra philologica. Das ist: Dreyhundert [...] Historien vnd Discvrsen (Leyden, J. Marci, 1643) wat wellicht een titeluitgave is van de editie die wel in de vd17 is opgenomen (Dantzig, A. Hünefeld, 1643). Ook kleinere taalgebieden kunnen van waarde zijn voor een wederzijdse uitwisseling, alhoewel de oogst daar veel minder groot zal zijn. De Zweedse nationale bibliografie voor de lange achttiende eeuw (Svensk bibliografi 1700-1829 (sb17)) levert twee titels op wanneer gezocht wordt op drukplaats Amsterdam, beide niet in de stcn; daarentegen | |
[pagina 57]
| |
heeft de stcn weer vijf zeventiende-eeuwse titels in de Zweedse taal waarvan er twee niet te vinden zijn in de Svensk bibliografi 1600-1699 (sb16).Ga naar voetnoot10 Figuur 1: Jean Richard, Pratiques de pieté pour honorer le S. Sacrement. Cologne, B. d'Egmond & comp., 1683. Waarschijnlijk gedrukt in Amsterdam door Joan Blaeu (Koninklijke Bibliotheek, 518 H 13)
Deze laatste database bevat dan wel weer zeven werkjes, alle gedrukt te Amsterdam, van de om godsdienstige redenen uit Zweden verbannen Eva Margaretha Frölich (circa 1650-1692) die met geen enkel geschrift vertegenwoordigd is in de stcn en ook niet in een nog niet door de stcn bezochte Nederlandse bibliotheek aanwezig lijken te zijn.Ga naar voetnoot11 Het lezen van een artikel in cerl papers iii bracht twee Hongaarse titels met een Nederlands impressum aan het | |
[pagina 58]
| |
licht die nog niet in de stcn zijn opgenomen.Ga naar voetnoot12 En zo zijn er nog vele voorbeelden te vinden van profijtelijke kruisbestuiving tussen nationale bibliografieën.Ga naar voetnoot13 Voor de Belgische overlap zijn inmiddels afspraken gemaakt met de stcv om wederzijds van elkaars beschrijvingen gebruik te kunnen maken, maar een gestructureerde zoektocht langs andere nationale bibliografieën kan nog veel materiaal voor de stcn opleveren. Overigens moet hierbij altijd in het achterhoofd gehouden worden dat sommige uitgaven wellicht tussen wal en schip kunnen vallen en speciale aandacht verdienen. Proot en Van Rossem waarschuwen voor deze mogelijke blinde vlekken, bijvoorbeeld betreffende de boeken die in de Nederlandse taal in Noord-Frankrijk werden gedrukt.Ga naar voetnoot14 Alhoewel Belgische bibliotheken een flink aantal van deze werken in bezit blijken te hebben, vormen zij geen onderdeel van het materiaal dat in de stcv beschreven wordt en dus ook niet van de titels die de stcn overneemt van de stcv. Helaas ontbreekt het materiaal vaak in Nederlandse bibliotheken en zal een gerichte zoekactie uitkomst moeten brengen. Ook uitgaven zonder plaats van uitgave, maar wel met de naam van een drukker verdienen aandacht. Nog niet zo lang geleden werd de Italiaanse biografie van Lady Jane Grey definitief als Nederlands drukwerk ontmaskerd.Ga naar voetnoot15 De naam in het impressum, de Italiaanse variant van Richard Schilders' naam, Richardo Pittore, had velen al op een dwaalspoor gebracht - in 1934 vermoedde men nog dat het werk in Venetië was gedrukt - en alhoewel men al langer tot het inzicht was gekomen dat Pittore Schilders moest zijn, kon Karel Bostoen het op een drukkersmerk gelijkende symbolum op de titelpagina herleiden tot de tekstbezorger Johan Radermacher die op het moment van uitgave in Middelburg woonachtig was.Ga naar voetnoot16 De uitgave van het leven van Jane Grey heeft inmiddels een definitieve vermelding in de stcn gekregen, ondanks het feit dat de plaats van uitgave niet vermeld is op de titelpagina en het werkje ook niet in het Nederlands is geschreven. Deze titel hoort overigens te zijner tijd ook een plaatsje te | |
[pagina 59]
| |
krijgen in de nog niet bestaande Italiaanse retrospectieve nationale bibliografie voor de zeventiende eeuw. Figuur 2: Michelangelo Florio, Historia de la vita e de la morte de l'illustriss. signora Giovanna Graia. [Middelburg], R. Pittore, 1607. Met het symbolum van Johan Radermacher (Koninklijke Bibliotheek, 2114 D 1)
| |
Wat kunnen de stcn en de hedendaagse onderzoeker voor elkaar betekenen?Oudere - gedrukte - bibliografieën, hoe prijzenswaardig de inspanningen van de toenmalige bibliografen ook geweest zijn, ontkomen niet aan een zekere onvolledigheid door gebrek aan beschikbare bronnen. Zo bevat de stcn voor de periode 1600-1700 bijna 2000 vertalingen vanuit het Engels naar het Nederlands, terwijl de lijst van C. Schoneveld in zijn Intertraffic of the Mind (1983)Ga naar voetnoot17 641 werken telt. Afbreuk doen aan de prestatie van Schoneveld of de bruikbaarheid van zijn lijst is zeker niet de bedoeling en helemaal vergelijkbaar zijn de twee bronnen natuurlijk niet. Schoneveld geeft zelf al aan dat zijn lijst ‘no professional bibliographical pretensions’ heeft en dat hij korte pamfletten en efemeer materiaal weglaat, maar een hedendaagse onderzoeker kan tegenwoordig met één druk op de knop een lijst genereren uit de stcn waar een wetenschapper uit niet eens zo heel lang vervlogen tijden veel tijd kwijt was aan het bij elkaar sprokkelen van de gegevens. Dit wil niet zeggen dat een ‘ouderwetse’ speurtocht in kaartenbakken van | |
[pagina 60]
| |
allerlei bibliotheken een volledig gepasseerd station zou zijn in het doen van onderzoek. De stcn zal zelden de volledige set bevatten van titels die een onderzoeker nodig heeft. Historisch onderzoek beperkt zich immers gewoonlijk niet tot lands- en taalgrenzen. En plano's worden bijvoorbeeld nog altijd niet in het bestand aangetroffen. Een recente auteursbibliografie laat zien dat de stcn niet altijd het volledige antwoord is op een onderzoeksvraag, maar dat andersom de stcn zeker kan profiteren van datzelfde onderzoek. In de bibliografie die Miriam de Baar in haar in 2004 verschenen boek over Antoinette Bourignon opnam, vermeldt zij de stcn bij een fors aantal van de door haar gevonden titels.Ga naar voetnoot18 In de jaren na het verschijnen van dit boek heeft de stcn nog diverse Bourignontitels en edities toegevoegd aan het bestand, onder andere uit de collectie van de Bibliotheca Philosophica Hermetica, maar een aantal van de door De Baar gevonden titels bevindt zich in buitenlandse bibliotheken waar de stcn (nog) niet is geweest en deze kunnen dus toegevoegd worden aan het stcn-verlanglijstje. De combinatie van de stcn-vingerafdruk, online catalogi en de steeds verder oprukkende digitalisering biedt de huidige bibliograaf nieuwe mogelijkheden tot het vinden van relevant materiaal en de vergelijking daarvan. Zo kan de stcn in samenhang met andere retrospectieve nationale bibliografieën een interessante bron zijn voor wellicht onverwachte ontmaskeringen van titeluitgaven, want ook materiaal dat op het eerste gezicht niet-Nederlands is, moet geregeld toch opgenomen worden in de database. Een klassiek voorbeeld van een buitenlandse druk in een andere dan de Nederlandse taal die toch is opgenomen in de stcn zijn de edities uit 1650 en 1651 van John Milton's Pro populo anglicano defensio die volgens het impressum bij de Londense William Dugard verschenen, maar die veelal in Nederland zijn gedrukt.Ga naar voetnoot19 Een ander bekend voorbeeld is de editie van Hugo Grotius' Opera omnia theologica van 1679. Deze, door de erfgenamen van Joan Blaeu gedrukte uitgave, komt ook voor als titeluitgave met het impressum van Moses Pitt uit London en hoewel het werk is opgenomen in de estc, heeft het daar geen vermelding gekregen dat het in Nederland is gedrukt. Een veel minder bekend voorbeeld is de uitgave van Matthaeus Hostus' Historioe rei nummarioe veteris scriptores aliquot insigniores. In 1692 werd dit werk in Leipzig uitgegeven en in datzelfde jaar verscheen er een titeluitgave in Amsterdam bij de verder onbekende (fictieve?) Peter Le Clert. Drie jaar later bracht de Leidse Pieter van der Aa het restant van de oplage nogmaals uit met een gecancelde titelpagina. De Amsterdamse en Leidse uitgaven zijn niet te vinden in de vd17, maar aangezien het Duits drukwerk is, zou dat wel moeten. | |
[pagina 61]
| |
Figuur 3: Matthaeus Hostus [e.a.], Historioe rei nummarioe veteris scriptores aliquot insigniores. Lvgd. Batavor., prost. apud P. vander Aa, 1695. Drie jaar eerder gedrukt in Leipzig door Johann Georg Lippert (Koninklijke Bibliotheek, 499 B 26)
Onderzoekers die geïnteresseerd zijn in de boeken die in de overzeese gebiedsdelen verschenen, kunnen in de stcn heel makkelijk het aldaar gedrukte materiaal bij elkaar vinden door bijvoorbeeld te zoeken op plaats van uitgave (Colombo, Batavia, Paramaribo), op land van uitgave (Sri Lanka, Indonesië, Suriname); of op taal van uitgave (Tamil, Sinhalees, Maleis, Creools). Een combinatie van al deze zoektermen laat zien dat veel van de daar gedrukte werkjes, zeker in de zeventiende eeuw, te maken hadden met lokale bestuursaangelegenheden, met het (godsdienstig) onderwijs aan de bevolking of woordenboeken en grammatica's betreffen. Pas later in de achttiende eeuw komen er literaire uitgaven van de lokale persen, zoals de Letterkundige uitspanningen van het genootschap De Surinaamsche lettervrienden (Paramaribo: 1785-1787) of de Verhandelingen van het Bataviaasch Genootschap der Konsten en Wetenschappen (Batavia: 1779-1792). Overigens betekent dit geenszins dat er geen andere lectuur gelezen werd in den vreemde, maar alleen dat het daar ter plekke niet werd gedrukt, ongetwijfeld vanwege de geringe afzetmarkt. De vraag is natuurlijk of de bibliotheken die de stcn bezocht heeft wel het merendeel van de in die plaatsen gedrukte werken bezitten, of dat ook in dit geval een specifieke zoekactie in een bibliografie of catalogus nog veel nieuw materiaal zal opleveren. | |
[pagina 62]
| |
Een laatste voorbeeld van de voordelen van gerichte zoekacties naar materiaal om op te nemen in de database is het onderzoek dat gedaan is naar de edities van het populaire werkje Het rechte gebruyck van des heeren H. avondtmael. In 2007 heeft een studie naar deze ene titel geleerd dat specifiek zoeken naar de edities van een bepaalde titel veel aanvullend materiaal in binnen- en buitenland kan opleveren.Ga naar voetnoot20 Zo zijn er unieke exemplaren opgedoken in Amerika en in Wales, maar ook een aantal in particulier bezit. Tevens heeft dit onderzoek duidelijk gemaakt dat er nog vele andere edities geweest moeten zijn die voorlopig onvindbaar zijn - de speurtocht gaat door! - en dat al die opeenvolgende drukken van groot belang zijn voor het volgen van de steeds veranderende samenstelling van het boekje. De oproep van Gisbertus Voetius om vooral alle edities van een werk te verzamelen en te registreren moet ook na ruim drieëneenhalve eeuw nog steeds gehoord worden. Figuur 4: Portret van Matthaeus Hostus, uit: Matthaeus Hostus [e.a.], Historioe rei nummarioe veteris scriptores aliquot insigniores. Lvgd. Batavor., prost. apud P. vander Aa, 1695 (Koninklijke Bibliotheek, 499 B 26)
|
|