Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 16
(2009)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
Piet Verkruijsse
| |
[pagina 46]
| |
ties Nederlands drukwerk terug te vinden is dat in Nederlandse bibliotheken niet bewaard is, deels omdat het gebruiksdrukwerk is dat na het bestemde gebruik weggegooid is (kantoorartikelen zoals almanakken), deels omdat het letterlijk stukgelezen is (schoolboekjes, populaire literatuur), deels omdat het door zijn fysieke toestand weinig overlevingskansen had (plano's, ongebonden drukwerk in het algemeen). Figuur 1: Waslijstje uit 1638. Particuliere collectie. Detail met colofon van de Amsterdamse drukker Joost Broersz
| |
CatalogusbibliografieJarenlang heb ik geprobeerd om studenten het verschil tussen een catalogus en een bibliografie bij te brengen. In de jaren zestig van de vorige eeuw lukte dat nog prima aan de hand van een paar boeken die je dan liet zien. In de jaren zeventig en tachtig hoefde het even niet, want wat je niet wist zocht je pas op als je het nodig dacht te hebben en heel vaak bleek je feiten niet nodig te hebben omdat je er niet aan dacht dat ze überhaupt bestonden. Toen in de jaren negentig academische vaardigheden weer mochten, was het uitleggen van verschillen tussen catalogi en bibliografieën ineens een stuk ingewikkelder geworden, want was de universele bibliografie op papier tot mislukken gedoemd, in de inmiddels ontstane digitale wereld leek het aan elkaar knopen van catalogi als vanzelf tot de allesomvattende bibliografie te leiden.Ga naar voetnoot4 Probeer maar eens uit te leggen dat een short-title catalogus eigenlijk een bibliografie is, hoewel die zich toch als catalogus gedraagt: een stc is nu eenmaal een Angelsaksische term; ze kennen daar geen stb's (short-title bibliographies) en de stcn heeft echt als doel de Nederlandse retrospectieve bibliografie over de periode 1540-1800 te zijn met beschrijvingen van alle boeken die tot 1800 in Neder- | |
[pagina 47]
| |
Figuur 2: Waslijstje uit 1638. Particuliere collectie
| |
[pagina 48]
| |
land zijn verschenen, en van alle boeken die buiten Nederland in de Nederlandse taal zijn gepubliceerd.Ga naar voetnoot5 De slotzin van de summiere toelichting op de website ondergraaft echter iedere argumentatie die men kan aanvoeren om een catalogus toch een bibliografie te laten zijn: ‘De stcn wordt gemaakt op basis van de collecties van bibliotheken in en buiten Nederland, en zal in 2009 voltooid zijn’. Een dergelijke mededeling is didactisch volslagen onverantwoord. Als je voor vrijwel iedere drukker of uitgever kunt aantonen dat diens fonds incompleet is, hoe kun je dan beweren dat je bibliografie voltooid is? Zet dan gewoon op de site dat je de geldkraan voor dit project dichtdraait en dat we dus -helaas - met een onvoltooid zoek- en onderzoeksinstrument blijven zitten. Hoe erg is dat, want we weten toch wat wél, en impliciet dus ook wat niet in de stcn te vinden is? | |
Zwarte gatenWie als analytisch-bibliograaf of tekstediteur op zoek is naar zoveel mogelijk exemplaren van een druk om die te collationeren, weet dat hij behalve de stcn ook de afzonderlijke catalogi zal moeten raadplegen van de niet opgenomen bibliotheken, waaronder de universiteitsbibliotheken van Tilburg, Rotterdam (met de collectie van het Rotterdamsch Leeskabinet), Maastricht (met de Jezuïetencollectie), Wageningen en Kampen, de museale bibliotheken van het Amsterdams Historisch Museum (met de Luykencollectie), Teylers Museum, Legermuseum, Rijksmuseum en de vijftien maritieme musea verenigd in Maritiem Digitaal,Ga naar voetnoot6 en de bibliotheken van het Nationaal Archief en vele regionale en lokale archieven, waaronder het Stadsarchief Amsterdam. Dan heb ik de Bibliotheek Arnhem nog niet genoemd en die van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en ook nog niet een handjevol openbare en stadsbibliotheken met oud bezit.Ga naar voetnoot7 Bij het traceren van exemplaren worden we verder geholpen door centrale catalogi en prachtige zoekmachines zoals de kvk, WorldCat en de overkoepelende catalogus van de Europese nationale bibliotheken.Ga naar voetnoot8 Dat we wel weten wat er aan Nederlands drukwerk in Londen bewaard wordt,Ga naar voetnoot9 maar niet in Antwerpen, Gent, Leuven en Brussel is natuurlijk schandalig. De stcv beschreef tot voor kort alleen de in Vlaanderen gedrukte boeken uit de zeventiende eeuw.Ga naar voetnoot10 Over | |
[pagina 49]
| |
het gescheiden optrekken van Nederland en Vlaanderen in deze nationaal-bibliografische aangelegenheden heb ik elders al het nodige opgemerkt.Ga naar voetnoot11 De lacunes die ik heb aangegeven, zijn voor een bibliografie niet te verantwoorden. Een bibliografie streeft immers per definitie naar volledigheid binnen de aangegeven grenzen. Dat die grenzen de huidige rijksgrenzen zijn, is voor een retrospectieve bibliografie al merkwaardig. Dat men een retrospectieve nationale bibliografie na het doornemen van een aantal collecties stopzet, is onbegrijpelijk. Niettemin ben ik bang dat veel onderzoekers hier niet wakker van zullen liggen. We hebben dan toch maar mooi short-titles van een paar honderdduizend werken in een half miljoen exemplaren.Ga naar voetnoot12 Dat is zo, maar de stcn is méér dan alleen een instrument om snel wat exemplaren van drukken op te sporen. Over welk percentage van het totaal beschikken we nu? Hoeveel materie er in de zwarte gaten van de stcn schuilgaat, is onbekend, en het ergste is, dat we het door de stopzetting van het project ook niet willen weten. Alle antwoorden op onderzoeksvragen die we vroeger niet eens durfden stellen omdat ze domweg niet te beantwoorden waren en die door de stcn in het verschiet kwamen, blijven nu een te voorlopig karakter houden. | |
De stcn als onderzoeksinstrumentEen simpel voorbeeld. Hoeveel titels zijn er in Amsterdam, Leiden, Utrecht, Rotterdam, Tilburg, enzovoort gedrukt? Zijn de cijfers circa 50.000, 26.000, 15.000, 8800 en 5 voor genoemde steden ook maar enigszins representatief? Mutatis mutandis geldt dit voor alles wat kwantificeerbaar zou moeten zijn via de stcn. Hoeveel titels hebben het label ‘poëzie’ of ‘toneel’ gekregen, ‘geschiedenis, Nederland’ of ‘muziekboeken’, ‘landbouw’ of ‘visserij’? Er zijn ook minder eenvoudige vragen aan het stcn-materiaal te stellen. Wie de moeite neemt om eens rond te kijken in het ‘help’-programma komt daar allerlei bijzondere zoeksleutels tegen die in de modus voor geavanceerd zoeken op allerlei manieren gecombineerd kunnen worden. De stcn kan bijvoorbeeld bevraagd worden op onderwerpstrefwoorden in combinatie met typografische kenmerken. Dat maakt onderzoek mogelijk naar het voorkomen en de ontwikkeling van bepaalde typen drukwerk (‘genres’). Als in het eerste kwart van de zeventiende eeuw het normale uiterlijk van geïllustreerde liedboeken kwarto-oblong is en gedrukt in civilité, dan vraagt een in romein en cursief gedrukt liedboek in gewoon kwarto extra aandacht van de literatuurhistorici.Ga naar voetnoot13 Als het subgenre van de pamfletten, de zogenaamde praatjes, rond de over- | |
[pagina 50]
| |
gang van de zeventiende naar de achttiende eeuw van gedaante verandert (van kwarto en gotische letter naar octavo en romein), dan verdient dat nadere bestudering van een wellicht zich wijzigende inhoud en een ander leespubliek.Ga naar voetnoot14 De tot nu toe gepubliceerde onderzoeksresultaten waren slechts verkenningen om aan te geven wat er zoal mogelijk is met de stcn.Ga naar voetnoot15 Dat deze onderzoeken nog weinig navolging gevonden hebben, zullen we maar niet toeschrijven aan de onbekendheid van veel onderzoekers met de mogelijkheden van onze retrospectieve nationale bibliografie, maar aan het feit dat iedereen even de echte voltooiing afwacht. Honderd procent dekking zal niet haalbaar zijn, maar ik denk dat de stcn zich na de ‘voltooiing’ in 2009 met weinig kosten tot een echte bibliografie kan ontwikkelen. | |
Na de ‘voltooiing’Uiteraard moeten er voorzieningen getroffen worden om het afgesloten bestand draaiende te houden door de nieuwe aanwinsten van de geëxcerpeerde bibliotheken eraan toe te voegen. Ik neem aan dat er per instelling iemand aangewezen is of zal worden om recente aanwinsten te melden aan een voor de stcn verantwoordelijke op de kb. Als er dan geen geld meer is om een complete groep bibliografen langs instellingen te sturen, dan wordt het eindelijk tijd voor echt bibliografisch onderzoek. Een paar mensen achter een bureau op de kb kunnen de wereld afstruinen op nieuwe titels en nieuwe exemplaren, want autopsie is natuurlijk fantastisch, maar als het echt niet anders kan, kan men een primaire bibliografie ook secundair aanvullen door titels op te nemen die alleen bibliografisch bekend zijn, door gegevens uit de secundaire literatuur over bekende titels uit niet bezochte bibliotheken toe te voegen én - voor zover de bezitters toestemming geven - titels in particulier bezit. Als de stcn ook na de ‘voltooiing’ in 2009 door zou gaan, zou het - denk ik - nog geruime tijd duren voordat de ploeg bibliografen terecht zou komen in de stadsbibliotheek van Linköping in Zweden. Toch bevindt zich daar een respectabele hoeveelheid Nederlands drukwerk, waarvan niemand weet hoe het daar terecht is gekomen, waaronder het enig bekende exemplaar van deel 4 van de Tragische historiën van 1612, uitgegeven door C.L. vander Plasse en gedrukt door Cornelis Fransz, met gedichten van Bredero. Wanneer zou de Universiteitsbibliotheek van Augsburg aan de beurt zijn met de unieke exemplaren van deel 1 (Rotterdam, Van Waesberge, 1608), deel 2 (Antwerpen, Van Ghele [= Rotterdam, Van Waesberge?], 1608) en deel 3 (Amsterdam, D.P. Voscuyl, 1612) van de Tragische historiën, het laatste deel met onbekende gedichten van J.J. Starter?Ga naar voetnoot16 | |
[pagina 51]
| |
In het geval van die Tragische historiën valt ook nauwkeurig aan te geven van hoeveel en welke drukken geen exemplaren tot op heden teruggevonden zijn. Dat betreft de drukken bij Van Waesberge in Rotterdam van de delen 3 tot en met 7 uit de jaren 1611-1615 en de delen 5 tot en met 7 bij Vander Plasse in Amsterdam uit 1613. Verwijzingen naar die drukken horen thuis in een retrospectieve nationale bibliografie. Van het journaal van Bontekoe bevindt zich een respectabel aantal unieke exemplaren van drukken uitsluitend in buitenlandse, nog niet door de stcn bezochte bibliotheken. De beschrijvingen van die drukken zijn gedetailleerd genoeg opgenomen in de bibliografie van Bontekoe om overgenomen te worden in de stcn.Ga naar voetnoot17 Zo zijn er uit bibliografieën en secundaire literatuur en via de wereldwijde zoekmachines een hele-boel interessante bibliografische gegevens te halen voor opname in de stcn. Via de optie ‘alle woorden’ valt er door te zoeken op Nederlandse drukkersplaatsen of op namen van bekende drukkers en uitgevers veel te vinden. De financiers van belangrijke Nederlandse bibliografische projecten vinden het al snel genoeg. De bntl is inmiddels gedevalueerd tot een Google voor de neerlandistiek die ook gevoed mag worden door commerciële uitgevers. Waarom zouden we dan wetenschappers die wereldwijd onderzoek doen niet in de gelegenheid stellen hun gegevens aan de stcn aan te bieden? Tot de standaarduitrusting van onderzoekers behoort tegenwoordig ook een digitale camera. Laat iedereen een plaatje maken van het frontispice, de titelpagina en de pagina's van de fingerprint zodat die meteen aan de databank gehangen kunnen worden. Die digitale fotografie zou tevens haar diensten kunnen bewijzen bij het alsnog toevoegen van de plano's aan de stcn. Zo zou ook dit nadeel nog een voordeel kunnen hebben. |
|