Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 14
(2007)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Jan-Hendrik Bakker
| |
[pagina 56]
| |
publiek. Ze zijn bovendien een betrekkelijk recent fenomeen. Begin 2007 verscheen er een nieuwe gratis krant op de markt, De Pers. De krant, die zich als kwaliteitskrant wil onderscheiden van de andere twee, is voorlopig gewikkeld in een slag om de adverteerder. Vooralsnog lijkt het concept gratis kwaliteitskrant voornamelijk retorisch.Ga naar voetnoot1 De zeer moderne nieuwe pers van Wegener in Leidschendam. Foto: Jacques Zorgman
Kerngedachte van dit artikel is dat de krant de innerlijke gespletenheid van de moderniteit weerspiegelt.Ga naar voetnoot2 Enerzijds komt hij voort uit de traditie van de schriftcultuur, waar het streven naar feitelijkheid, cumulatie van kennis en rationaliteit vooropstaat, anderzijds draagt hij in zijn vorm ook de chaotische en fragmentarische oppervlakte van het dagelijks leven met zich mee. Beide zijn aspecten van de modernisering, die sinds de verlichting zowel rationalisatie van het dagelijks leven te zien heeft gegeven als verlies van overzichtelijkheid. In de krant wordt dat zichtbaar in het naast elkaar bestaan van structurele berichtgeving en gemengd nieuws. | |
[pagina 57]
| |
Ondanks alle onzekerheden is het zo dat de infrastructuur van de krant (persbureaus, correspondentennetwerken, specialisten) gebruikt wordt door andere nieuwe media. Zo betrekt Google news zijn actuele berichtgeving van krantenredacties. Dagbladen ontwikkelen zelf ook hybride vormen door websites aan te leggen of samenwerking met televisiekanalen te zoeken. Als knooppunt van nieuws, achtergrondinformaties en meningsvorming is de krantencultuur nog vitaal. Met inachtneming van dat gegeven, wordt eerst de cultuurfilosofische context van het verschijnsel krant belicht. Daarna richt de focus zich op de feitelijke, materiële ontwikkelingen, die illustreren in welk krachtenveld dit medium terecht is gekomen. Dan volgt een poging in de toekomst te kijken, wat een hachelijke zaak is omdat dat moet gebeuren vanuit een veld dat nog volop in beweging is. In de slotparagraaf wordt een winst-en-verliesrekening opgemaakt. | |
Krant en moderniteitDat de krant mogelijk ten onder gaat, is al vaker aangemerkt, vooral door oudere generaties die zijn opgegroeid met het idee dat een serieuze krant deel uitmaakt van je geestelijke weerbaarheid in deze wereld, als een teken van moreel en intellectueel verval. Men zie bijvoorbeeld de bittere aanval van cultuurcriticus Neil Postman op de Amerikaanse televisiesamenleving in Wij amuseren ons kapot (1986). Toch is de krant het kind van een tijdperk geweest, en wel een dat het mede vormgegeven heeft. Dat tijdperk begon met de uitvinding van de drukpers. Het is niet overdreven te stellen dat die de wereld veranderde, al was het alleen maar omdat tussen reformatie en boekdrukkunst een hechte band zou ontstaan. In het algemeen kan men stellen dat de drukpers moderne processen als standaardisering, democratisering van kennis en de opkomst van de roman heeft bevorderd.Ga naar voetnoot3 Gutenberg gaf de renaissance bijna letterlijk vleugels, zodat die uitmondde in de verlichting en de moderniteit. Sociaalculturele revoluties houden vaak verband met een technologische omwenteling. Vaak gaat het om nieuw mediatechnologie, zoals de uitvinding van het schrift, de drukpers of de televisie. Het is dan ook niet toevallig dat de crisis van de moderniteit, zoals beschreven door Charles Taylor in De malaise van de moderniteit (1994) of door Adorno en Horkheimer, hand in hand gaat met de opkomst van revolutionaire ontwikkelingen op het terrein van de informatietechnologie. Tegenover het afnemend geloof in rationaliteit en autonomie van het subject staat een toenemend vertrouwen in vaardigheden als presentatie en ‘netwerken’, mogelijk gemaakt door de opkomst van de audiovisuele media en later de computer. De krant is een kind van het Gutenberg-tijdperk. Maar ten opzichte van het boek is het duidelijk een nakomertje. Het boek heeft een lange productietijd, richt zich minder | |
[pagina 58]
| |
op de waan van de dag en kent een lineaire structuur. Veel meer dan het boek reflecteert de krant het moderne gefragmenteerde wereldbeeld, een journalistiek wereldbeeld. De literator en filosoof Walter Benjamin herkent in de negentiende-eeuwse krant de opkomst van een nieuw soort kennis, vergelijkbaar met de omgang die de flaneur heeft met de stedelijke werkelijkheid. Hij doorkruist het urbane labyrint en laaft zich aan een veelheid van indrukken die hij op afstand tot zich laat komen. René Boomkens, een cultuurfilosoof die de grootsteedse levensstijl tot onderwerp heeft, kenmerkt deze journalistieke levenshouding als een combinatie van ‘distantie en nabijheid’; de journalist rapporteert op koele, niet-emotionele wijze over de nabije dagelijkse werkelijkheid. Kranten maken van hun voorpagina's mozaïekachtige overzichten van wetenswaardigheden. Die komen alle in een nevenschikkend verband bij elkaar, het ene bericht weliswaar prominenter vormgegeven dan het andere, maar dat doet aan de collagevorm niet af.Ga naar voetnoot4
Precies die collagevorm is uiterst modern te noemen. Ze werd gehanteerd door de avantgardisten, omdat ze volgens hen het best de realiteit benaderde. Die realiteit was in de ogen van de modernisten niet homogeen, maar pluriform, complex en vooral discontinu. Het moderne individu ervaart de werkelijkheid niet als een mooi afgerond verhaal, maar als een kakofonie van indrukken. Het afbrokkelen van de traditionele samenleving met zijn overzichtelijke structuur en duidelijke hiërarchie van waarden is aan dat chaotische wereldbeeld debet. De krant, die veelal in een metropolitische setting opereerde en dus het onoverzichtelijke, dynamische leven van de grote stad als zijn achtergrond had, is een uitdrukking van dat levensgevoel. Marshall MacLuhan wees er in de jaren zestig al op dat de krant in wezen een niet-lineair medium is dat in een veelheid van berichten, reportages en commentaren als het ware het gezichtspunt van de massa weergeeft, waar het boek het gezichtspunt van één auteur vertegenwoordigt.Ga naar voetnoot5 MacLuhan zag ook heel scherp dat kranten marktgeoriënteerde media zijn. Advertenties zijn net zo belangrijk als nieuwsberichten. De krant is dientengevolge een medium in actie, een medium dat geen eindstandpunten geeft maar steeds midden in de stroom van gebeurtenissen staat. Vandaag dit, morgen weer iets heel anders.
Dit beeld van de krant als mozaïek en collage van de dagelijkse wereld heeft als tegenhanger het concept van de ‘krant als meneer’. Daarmee wordt bedoeld dat een krant een persoonlijke uitstraling heeft, ‘auctoritas’, en iets vertegenwoordigt. In hedendaagse termen: de krant is een merk. De opkomst van de geschreven pers wordt vaak gerelateerd aan de opkomst van het nationalisme. Kranten hebben immers een unificerende werking gehad op de gemeenschap, c.q. de taalgemeenschap. Later ontstond daaruit een besef van nationale identiteit. Kranten zijn daarnaast vaak spreekbuis geweest van | |
[pagina 59]
| |
bepaalde politieke, religieuze en maatschappelijke stromingen. In Nederland waren krantentitels sterk gebonden aan zuilen. Iemand was zijn leven lang lid - in plaats van abonnee - van een krant: het Handelsblad voor de kantoorman, Het Vrije Volk voor de arbeiders, De Maasbode voor het katholieke volksdeel. Verzuiling in de krant: voorpagina van de speciale editie van Algemeen Handelsblad op zondag 1 januari 1953 en van De Tijd uit 1954, in: Luizen in de pels, 100 jaar journalistiek in Nederland, Amsterdam 1984, 69, 89
Aan deze centraliserende functies van de krant is echter een eind gekomen. De krant vertegenwoordigt geen instituties of kant-en-klare identiteiten meer. Nationale identificatie is tegenwoordig transnationaal, via de schoteltelevisie. En groepsidentiteitvorming vindt hooguit plaats op basis van status. Met nrc.next kun je gezien worden. De krant is nog wel een merk, maar geen ‘kerk’ meer. Dagbladen vertegenwoordigen vooral zichzelf. Op die basis worden ze geconsumeerd. Lezers van Metro of Spits willen zich met hun leesactie niet bewust een identiteit verschaffen. Lezers van Trouw, NRC Handelsblad en de Volkskrant waarschijnlijk nog wel, maar ook dat is aan het verdwijnen. De krant is een artikel aan het worden dat op zijn nuchtere gebruikswaarde wordt beoordeeld. Hij is geen ideologisch attribuut meer.
Samenvattend: twee tendensen werden hier gesignaleerd, de krant als uitdrukking van de heterogeniteit van de moderne wereld en van de hang naar homogeniteit. De krant spiegelde lange tijd de gespletenheid van de moderniteit, zoals tussen massa en elite, | |
[pagina 60]
| |
vooruitgang en verlies, consumptie en ‘Bildung’. Nu het typisch moderne geloof in vooruitgang en ‘Bildung’ op de achtergrond is geraakt, is de balans doorgeslagen naar individualisering en fragmentatie. Lezers maken zelf uit welke krant ze willen lezen, of ze wel een krant willen lezen en wat het gezag is van de stukken die ze tot zich nemen. | |
Twee epifenomenenIn de krantencultuur spiegelt zich de moderniteit. Die krantencultuur heeft minimaal twee bijproducten, of epifenomen, tot stand gebracht, die straks misschien voorgoed tot het verleden zullen behoren. In de eerste plaats is dat het type van de newspaperman. Dit prototypische personage combineerde gevoel voor de oppervlakte met een hang naar waarheidsvinding, voyeurisme met afstandelijkheid. Ondanks zijn vluchtige en dagelijkse karakter heeft de papieren krant ook lang het stempel gedragen van een naar homogeniteit en afronding strevende schriftcultuur. De schriftcultuur behelst een vorm van informatie cumuleren en structureren, die typisch is voor een talig en gedrukt medium. Men scheidt hoofd- van bijzaken, geeft eerst de nieuwe ontwikkeling aan en laat dan zien hoe die feitelijk in verband staat met gisteren en eergisteren. Kortom, deel en geheel worden geordend.Ga naar voetnoot6 Ook de klassieke scheiding tussen feit en commentaar, analyse en reportage komt rechtstreeks voort uit de ratio van het gedrukte woord. Dagbladjournalisten werken allen vanuit de discipline elke dag een product te maken dat telkens, elke dag opnieuw, een definitief karakter heeft (hoe tijdelijk ook). Als de deadlines eenmaal verstreken zijn en de krant ‘gezakt’ is (naar de drukpers), is de waarheid van die dag een feit. Het is ondenkbaar dat een krant een persconferentie integraal zou kunnen of zelfs maar willen verslaan. Een persconferentie is bedoeld om kennis te nemen van feiten en eventueel aanvullende gegevens te verzamelen of kritische vragen te stellen. Een samenvatting daarvan verschijnt de volgende dag in de krant, met datgene wat de eindredacteur het belangrijkst of belangwekkendst vindt voorop. Steeds vaker echter zie je dat belangrijke persconferenties door televisiezenders integraal worden uitgezonden, inclusief het irrelevante ritueel gebabbel. De gedachte is dat de kijker zelf wel uitmaakt wat hij (ir)relevant vindt; niet de structurering van de informatie telt hier, maar het real life-karakter ervan, en ook wel de beleving van het nieuws als medium event (wat misschien hetzelfde is). Voor velen lijkt het een democratischer gang van zaken, maar schijn bedriegt: in feite zijn deze reality shows opvoeringen voor camera's en dus in hoge mate virtueel, zoals de Franse filosoof Baudrillard overtuigend heeft betoogd in zijn reeks essays over het virtuele karakter van de Golfoorlog.Ga naar voetnoot7 Een van de taken van de schrijvende journalist was (en is nog steeds) zijn informatie bondig en relevant weer te geven. Hij ‘bemiddelt’ dus tussen gebeurtenis en publiek. Die bemiddelende rol van het beroep bracht met zich mee dat journalisten altijd een | |
[pagina 61]
| |
door ambiguïteit getekende positie hebben ingenomen. Ze waren buitenstaander, maar toch ook weer betrokkene. Ze waren goed bekend met en soms zelfs kind aan huis bij politici, kunstenaars, voetbaltrainers, zakenlieden, criminelen, rechters en uitgevers, maar dienden de volgende dag toch ook over hen te kunnen schrijven en wel in de juiste verhoudingen. ‘Journalisten zijn noch voor noch tegen iemand, en zeker niet als het om politici gaat. Journalisten kijken, volgen hinderlijk, halen 's nachts de vuilniszak van alle ministers en Kamerleden open, loeren door hun achterraam, onthouden wat ze beloofd, gezegd en tegengesproken hebben, en schrijven het op. Meer niet. Maar ook niet minder.’Ga naar voetnoot8 Hoe het ook zij, de beroepsgroep van de klassieke ‘krantenman’, de verslaggever met het potloodje achter zijn oor, de man of vrouw die afgaat op wat hem of haar interessant lijkt, zich afvraagt of er wat inzit en dan later een stuk concipieert (of juist niet), die beroepsgroep is aan het verdwijnen. Een beeldjournalist ‘kijkt’ direct met zijn camera, een schrijvend journalist kan alles eerst ‘bekijken’ en tijdens dat waarnemen naar nieuwe feiten en aansprekende citaten zoeken die misschien later nog van pas kunnen komen. Een televisiejournalist kan dat in principe ook, maar is toch veel minder wendbaar. Hij functioneert binnen een team van programmamakers, technici en logistieke planners. Natuurlijk zijn er goede en integere televisiejournalisten en onthullende televisieprogramma's (vrijwel altijd alleen in de publieke omroep), maar de Woodward en Bernstein onder hen moeten nog opstaan.
Het tweede epifenomeen is dat van het huwelijk tussen krant en literatuur. Al sinds de negentiende eeuw, toen de feuilletons verschenen van Dickens, Dostojevski, Couperus en andere grote schrijvers, is dat een bewogen en interessant huwelijk geweest. In de jaren vijftig, zestig en zeventig van de twintigste eeuw heeft er een levendige symbiose bestaan tussen literaat en de krantencultuur. Het naoorlogse Het Parool heeft in Nederland een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van een nieuw soort literatuur, licht ironisch, columnachtig en gericht op het dagelijks leven. Simon Carmiggelt, Annie M.G. Schmidt en Ischa Meijer ontwikkelden er hun schrijverschap. De band tussen het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad en essayisten als Rudy Kousbroek, K. Schippers en H.J. Hofland is een ander voorbeeld. In de Verenigde Staten hebben The New Yorker en Rolling Stone een generatie schrijvers voortgebracht. Deze schrijvers zijn gevormd door het medium krant, hun stukken hebben een korte spanwijdte, ze zijn alle licht ironisch van toon en ontstaan in de actualiteit, dus geschreven onder een zekere tijdsdruk. Nu het Gutenberg-tijdperk voorbij is, valt te verwachten dat het huwelijk tussen krantenjournalistiek en literatuur ook zijn mooiste jaren heeft gehad. | |
[pagina 62]
| |
In de jaren vijftig was het bezorgen van dagbladen voor arme bejaarden een manier om iets bij te verdienen. In: Het lood voorbij. Sijthoff en de Haagsche Courant. Geschiedenis van een dagbladbedrijf. W. Winnekes e.a. Amsterdam 1998, 137
| |
De stand van zakenHoe staan de bladen er op dit moment voor? Beperken we ons tot Nederland dan wordt het volgende beeld zichtbaar. Kranten kampen de laatste decennia met dalende oplagecijfers, zoals men ieder jaar weer na kan lezen in de statistieken. Het begon bij de regionale bladen en de grote stadskranten.Ga naar voetnoot9 Door het wegtrekken van de bevolking naar de buitenwijken, waar zij nog weinig binding had met de stad, en de inbezitneming van de stadswijken door allochtone, niet of slecht Nederlands sprekende en lezende nieuwkomers, zette in de jaren tachtig een gestage afname van de oplagen in. In de jaren negentig begonnen ook de grote landelijke kranten abonneeverlies te voelen. Tot die tijd waren er bij kranten als NRC Handelsblad (na de fusie in 1970) en de Volkskrant eigenlijk alleen maar abonnees bij gekomen. Daar hoefden we helemaal niets voor te doen, hoor je nu nog wel eens een oudere redacteur vol retrospectieve verbazing vertellen. Maar die tijden zijn voorbij. Voor elke abonnee dient gevochten te worden. Tussen 2002 en 2005 daalde het totale aantal abonnees met een half miljoen tot ongeveer 3.851.265.Ga naar voetnoot10 Dat lijkt zo slecht nog niet, maar de daling zet door. In het tweede kwartaal van 2006 was dat totaal 3.813.486 (ter vergelijking: het totaal aan gratis dagbladen was 966.994).Ga naar voetnoot11 Verontrustend is voorts dat het krantenlezende publiek vergrijst. Alleen vijftigplussers lijken nog aan een vast dagblad te hechten. In 2000 keek maar 23 procent van de jongeren tussen de 12 en 20 jaar regelmatig een krant in, in 1974 was dat nog 64 procent.Ga naar voetnoot12 Of Spits en Metro (en het voorjaar 2007 gelanceerde, multimediale op jongeren gerichte Dag) op den duur ook een verjonging van het abonneebestand van betaalde dagbladen zullen brengen, moet nog worden afgewacht. De komst van het op jongeren gerichte nrc.next lijkt wat dat betreft misschien hoopgevend, want de krant slaat goed aan bij de hoogopgeleide jongeren. Het is echter nog | |
[pagina 63]
| |
afwachten hoe groot dit publiek uiteindelijk zal blijken te zijn, afgezien nog van het feit dat deze krant parasiteert op een klassieke ‘moederkrant’. Onderzoekster Irene Costera Meyer heeft in een onderzoek naar het kijkgedrag van jongeren laten zien dat deze een totaal andere, meer consumptieve omgang met nieuws hebben dan de generatie voor hen. En dat lijkt geen tijdelijke zaak, maar een paradigmatische verandering, die al beschreven wordt door Manuel Castells in The rise of the network society. Volgens Castells zal de informatierevolutie een einde maken aan de cultuur van de massamedia. De nieuwe media hebben een gesegmenteerd, op interactie en persoonlijke interesses gespitst publiek geschapen.Ga naar voetnoot13 De paradox is dat jongeren tegelijk wel behoefte blijven hebben aan degelijk en goed gedocumenteerd nieuws. Met andere woorden, ze vertrouwen het NOS Journaal, maar kijken naar Hart van Nederland.Ga naar voetnoot14 En dan zijn er de fusies. Op de redacties van de Volkskrant en NRC Handelsblad wordt gespeculeerd over een fusie tussen beide kranten. Zoals het Algemeen Dagblad in 2005 fuseerde met drie grote stadskranten (Haagsche Courant, Rotterdams Dagblad en Utrechts Nieuwsblad). Kijken we naar het verleden van een van die gefuseerde kranten, het Rotterdams Dagblad, dan wordt een dramatisch verleden zichtbaar, want achter deze titel verschuilen zich geboorte en dood van ooit respectabele en zeer invloedrijke kranten als Rotterdamsch Nieuwsblad en Het Vrije Volk. De Haagsche Courant was ooit een van de rijkste kranten van Nederland, met eigen correspondenten in Washington, Moskou, Londen en Jeruzalem. De krant was na de jaren zestig de enige die overbleef in een rijkgeschakeerde stedelijke infrastructuur met kranten als Het Haags Dagblad, Het Binnenhof en Het Vaderland. Hoe lang zal het nog duren voordat Nederland slechts één landelijke kwaliteitskrant zal kennen, één populaire en één keten van regionale kranten? Het ontstaan van de fusiekrant AD maakte ook iets anders duidelijk: kranten verlaten hun broadsheet-formaat en kiezen voor tabloid. Dat werd in Nederland tot voor kort altijd geassocieerd met de boulevardpers, maar sinds Het Parool en Trouw op het formaat overstapten is dat imago gebroken. De tabloidvorm past bij deze snelle tijd, waar de krant 's avonds niet meer op de eettafel wordt uitgespreid maar gejaagd wordt ingekeken. Dat vraagt echter om een heel andere presentatie van nieuws en informatie, en dat gegeven, waar ik straks op terugkom, alleen al zal zijn uitwerking niet missen.
De belangrijkste verandering is echter dat de krant sinds de opkomst van de elektronische massamedia - en dat begint met de komst van de radio - geen monopolist meer is op het terrein van de dagelijkse informatievoorziening. In feite is hij waar het om de nieuwsvoorziening gaat definitief naar de achtergrond gedrongen. Niet alleen in het opzicht van de snelheid (radio), maar ook in dat van indringendheid (televisie). Hoever het al gekomen is, bleek in 2006 bij de affaire Ayaan Hirsi Ali. Hoewel er al verscheidene malen geschreven was - in de eerste plaats door Hirsi Ali zelf - over het feit dat deze volksvertegenwoordiger bij haar naturalisatie de naam van haar moeder was gaan voeren, brak er een rel uit toen ze dit openlijk voor de televisiecamera's bevestigde. Zo groeide de zaak uit tot een politieke affaire waar zelfs een kabinet over zou vallen. Te verbazen | |
[pagina 64]
| |
Deze pagina uit het Algemeen Dagblad illustreert de wijze waarop informatie tegenwoordig opgeknipt wordt en opengewerkt in een non-lineaire presentatie
hoeft het niet, in feite is al sinds de Vietnamoorlog de dominantie van het (televisie)beeld over het woord een feit. Het bereik van kranten is dus veel kleiner geworden en blijkbaar heeft wat er in de gedrukte media gemeld wordt ook minder gewicht gekregen. Teletekst, internet, radio en televisie houden de burgers van minuut tot minuut op de hoogte wanneer er belangrijke ontwikkelingen zijn. De krant komt slechts een keer per dag met een soort round-up van wat er de vorige dag is gebeurd. Breaking news-uitzendingen kent de krant niet. Het geschreven woord is van nature retrospectief en kent een hoge informatiedichtheid, en zelfs wanneer we ons een soort online krant zouden voorstellen waar gebeurtenissen van minuut tot minuut gevolgd zouden kunnen worden dan loopt de nieuwsschrijver nog achter de feiten aan. | |
Het gezicht van de krantOok het materiële beeld van de krant zelf verandert ingrijpend. De krant moet immers proberen ondanks het wegvallen van zijn traditionele vaste publiek toch lezers te trekken. Die uiterlijke veranderingen hebben op hun beurt weer invloed op de inhoud. | |
[pagina 65]
| |
BeeldDe toename van foto's en met name grafische voorstellingen is het laatste decennium enorm geweest. De krant is in dit opzicht een echt multimediaal ‘ding’ geworden. nrc.next drukt dagelijks over twee naast elkaar liggende pagina's (een spread) één aansprekende foto af. Dat zou vroeger onbestaanbaar zijn geweest, twee pagina's ‘opofferen’ aan beeld ten koste van tekst was een gotspe voor een kwaliteitskrant. Het is overigens nog maar vijfentwintig à dertig jaar geleden dat intellectuele dagbladen als de Neue Zürcher Zeitung, de Frankfurter Allgemeine en Le Monde hun voorpagina's zonder foto's brachten. De komst van full colour was de tweede stap, en nu paginagrote foto's, of zelfs meer. De tendens is duidelijk, het beeld raakt steeds meet salonfähig, ook in een literaire cultuur. Beeld kan de nieuws- en informatiewaarde van een krant vergroten. Bij de moord op Pim Fortuyn in 2002 drukte De Telegraaf een foto af van het dode lichaam, ruggelings liggend op straat en met een duidelijk zichtbare hoofdwond. Velen ging dat te ver. Ze zagen er sensatiezucht in en een inbreuk op de privacy van de overledene. De foto drukte echter wel de emoties uit van een flink deel van de Nederlandse bevolking dat op Fortuyn zijn hoop had gevestigd: de realiteit van de machteloosheid. In zoverre was het toch een nieuwsfoto. Maar welke informatiewaarde bevatte die? Daar kan men over twisten. In elk geval ging het over de feitelijkheid van een beleefde werkelijkheid, namelijk de onherroepelijkheid van Fortuyns dood. Zo ongeveer liepen de discussies op krantenredacties toen deze controversiële foto op de bureaus van de redacteuren verscheen. Duidelijk is dat in de debatten het beeld als uitdrukking van emotie steeds meer erkenning begint te vinden. In de al genoemde spread uit nrc.next gaat het om een veel onschuldiger emotie (bijvoorbeeld twee jonge vrouwen op bromfiets, lachend en spetterend in een hoosbui), maar het blijft emotie. Het momentane, op belevenis en prikkel gerichte karakter van dagbladen wordt hier zichtbaar. Fotografie is een wezenlijk, steeds belangrijker wordend element van de krant. Beeld en graphic nemen de schrijvende journalist ook werk uit handen. Waarom een stuk nog met cijfers doorspekken als een eenvoudige statistiek je betoog in één oogopslag duidelijk maakt? | |
TabloidEen tweede revolutionaire materiële verandering is de introductie van het tabloid. Ten opzichte van broadsheet is tabloid aantrekkelijk omdat het beter bij deze drukke tijd past waarbij de krant meer ingezien wordt dan uitvoerig gelezen. Tabloid laat zich makkelijker op verschillende plaatsen lezen, omdat het handzamer is. Je hoeft er niet mee in een leunstoel, aan tafel of achter het bureau te gaan zitten. In groepen is het ook wat socialer omdat je niet helemaal achter de krant verdwijnt, maar oogcontact kunt houden met anderen in de ruimte. Tabloid heeft echter een heel ander leesritme dan broadsheet. In de eerste plaats leent de voorpagina zich niet voor een brede presentatie | |
[pagina 66]
| |
van de belangrijkste gebeurtenissen van de actualiteit. Veel tabloidkranten maken daarom af en toe one issue-voorpagina's - de Vlaamse De Standaard zelfs dagelijks - of kiezen voor één onderwerp en een pakkende losse foto. Het gevolg is dat kranten, om zich te onderscheiden van de concurrent, bewust kiezen voor profilering, zodat al te voor de handliggende nieuwsfeiten alleen om die reden al genegeerd worden. Men benadrukt de eigen selectie soms wel heel pregnant zoals op de ochtend van 29 mei 2006, toen nrc.next de aardbeving op Java, waarbij duizenden doden waren gevallen, slechts summier vermeldde. Het onderwerp had ‘immers’ de media al het hele weekeind beheerst. Wie zich wil onderscheiden moet daar in elk geval níet mee komen, was de redenering. Die keuze werd trouwens wel als controversieel ervaren. Tabloid kent verder een relatief hoog bladergehalte. Het kleine paginaformaat maakt een dikke krant. Waar lezers vroeger een broadsheetpagina langer voor zich hielden om er de ogen over te laten dwalen, op zoek naar mogelijk interessante artikelen en advertenties, is nu de reflex: volgende bladzijde. Rubrieken als buitenland, cultuur, parlement en economie zijn in broadsheetkranten gebonden aan een of twee pagina's. Als je belangstelling hebt voor buitenland of cultuur houd je die pagina's automatisch langer voor je. Is de dorst naar kennis gelest, dan sla je om en komt een volgend hoofdstuk aan de beurt. In de tabloidkrant werkt dat anders: daar bladert men door de verschillende onderwerpen heen, in plaats van ze op een of twee pagina's met de ogen te scannen. Vanwege die hoge bladersnelheid moet een tabloid anders opgemaakt zijn. Krachtige blikvangers, heldere koppen, snelle kaders en grafieken die deelaspecten van het onderwerp presenteren zodat de lezer er toch nog iets van kan meenemen. Ook is het belangrijk dat de lay-out van opeenvolgende pagina's een ritme kent, zodat er geen monotonie dreigt. Verder zijn de artikelen over het algemeen veel korter, wat op zich geen probleem is omdat de artikelen minder gelaagd kunnen zijn door de kaders met aparte uitleg, cijfermateriaal en grafieken. De sterke opkomst van beeld en grafische voorstelling plus de overgang van broadsheet naar tabloid heeft de krant steeds meer tot een non-lineair medium gemaakt. | |
De toekomstOp grond van de bovenstaande ontwikkelingen is het mogelijk een poging tot toekomstvoorspelling te doen. Twee accenten worden daarbij gezet: de voortschrijdende digitalisering van de krant en de toenemende hang naar service. | |
DigitaliseringHet steeds sterker wordende non-lineaire karakter van de krant doet vermoeden dat het ook in de toekomst die kant op zal gaan. Krantenpagina's gaan steeds meer lijken op internetpagina's: korte, puntsgewijze informatie, beknopte hoofdteksten en veel verklarende illustraties. Maar kranten worden ook steeds multimedialer. Elk modern dagblad | |
[pagina 67]
| |
heeft tegenwoordig een website. De convergentie van media treedt ook elders op, radio- en televisieprogramma's hebben elk hun website en de mogelijkheid tot interactie per e-mail. Op de website van het NOS Journaal kunnen we zaken die ons interesseren nog eens rustig nalezen. Men zet er bijvoorbeeld een omstreden document op, waaraan gerefereerd werd in een uitzending. Zo is er duidelijk sprake van een vergroeiing van de nieuwsmedia. De website biedt grote journalistieke mogelijkheden omdat hier verdieping, aanvullende informatie of beschouwingen een plaats kunnen krijgen, waarvoor in de papieren krant nu juist geen ruimte meer is. Het valt dan ook te verwachten dat tussen papieren en digitale krant binnen afzienbare tijd een symbiose zal ontstaan, die tot nieuwe vormen kan leiden. Het overeind houden van een papieren krant is zeer kostbaar (alleen al de papier-, distributie- en bezorgkosten slokken een groot deel van de jaarlijkse begroting op), daarom alleen al bestaat er een economische druk naar een papierloze krant. (Of dat een krant wordt die dagelijks op ‘digitaal papier’ wordt opgeladen, op een apart display of gewoon via de pc, is nog onzeker.) Is de krant eenmaal uitsluitend digitaal dan zal dat enorme consequenties hebben voor het product als zodanig. Het non-lineaire karakter zal nog krachtiger van zich doen spreken. Het wordt dan immers mogelijk een krant op maat aan de individuele abonnee te leveren, met nieuws en informatie uit zijn favoriete rubrieken. Deelabonnementen zullen aan de orde van de dag zijn. De een heeft zich geabonneerd op een pakket met sport, binnenlands nieuws en een selectie van het internationale nieuws. | |
[pagina 68]
| |
Een ander heeft diezelfde krant maar krijgt dagelijks juist veel buitenlands nieuws, cultuur en financieel nieuws. Enzovoort. Het gevolg zal zijn dat ‘de’ krant als een materieel herkenbaar ‘ding’ op den duur verdwijnt. Een krantentitel staat dan voor een dynamisch, flexibel conglomeraat van actuele informatie, gemaakt door een groep journalisten die misschien nog wel voor een merk staan, maar niet meer voor een massaproduct met een materieel gezicht. Deze ontwikkeling naar totale fragmentatie van de krant zou ook passen in de verwachtingen die de attitude van jonge nieuwsconsumenten oproept. In een netwerksamenleving heeft nieuws voor hen niet meer de status van objectieve kennis, maar van communicatief bruikbare informatie. Niet de laatste waarheid over de recente ontwikkelingen in het Midden-Oosten, een kabinetscrisis of de hervorming van het zorgstelsel staan centraal, maar het belevingsaspect ervan. Dat is althans wat Irene Costera Meyer laat zien in haar onderzoek. Die grotere gehechtheid aan de ‘oppervlakte’ is op zich een symptoom van de overgang van modernisme naar postmodernisme, van een autonoom naar een relationeel mensbeeld, meent Costera Meyer. Oudere, moderne kijkers vergaren eerst kennis en zoeken dan de diepte op in actualiteitenprogramma's,’ concludeert ze. ‘Jongere postmoderne kijkers geven de voorkeur aan het opdoen van globale indrukken waarin ze de breedte opzoeken (zappen tussen nieuws, soap, Discovery Channel) om gebeurtenissen te plaatsen [...]. Onderdeel van hun postmoderne mediagebruik is dat jongeren zich realiseren dat nieuwsbeelden geen onmiddellijke directe weerspiegeling van de werkelijkheid vormen, maar dat daar keuzes van makers aan vooraf gaan.Ga naar voetnoot15 Mutatis mutandis geldt bovenstaande constatering ook voor de geschreven pers. Postmoderne lezers pikken informatie op en plaatsen die in het brede geheel van hun dagelijkse realiteit, die in toenemende mate een multimediale, virtuele werkelijkheid is. Diezelfde jonge ‘postmoderne’ lezers bepalen vervolgens ook zelf het tijdstip waarop zij toegang tot nieuws willen hebben. ‘De toekomst van het nieuws ligt dan ook niet in het scheppen van bepaalde nieuwsmomenten [het NOS Journaal, de bezorging van de krant, JHB], maar in het produceren van een voortdurende stroom van heel uiteenlopende informatie,’ schrijft Costera Meyer in haar conclusie.Ga naar voetnoot16 | |
DienstverleningDe steeds groter wordende vrijheid van de nieuwsconsument zal ongetwijfeld gevolgen hebben voor de strategie van de krant lezers aan zich te binden. De krant zal meer en meer een dienstverlenende instantie worden die informatie aanbiedt die het leven leuker, interessanter, begrijpelijker en spannender kan maken; kortom een dienst waar- | |
[pagina 69]
| |
mee ‘de klant’ zijn voordeel kan doen. Dat is een van de redenen waarom de publieksgerichte journalistiek in opkomst is.Ga naar voetnoot17 In een publieksgericht concept wordt informatie niet langer gezien als ‘van bovenaf’ geleverd nieuws, maar nieuws dat pas na zorgvuldige bestudering van wat er ‘onderop’ leeft die kwalificatie krijgt. In de boulevardjournalistiek is dit natuurlijk een gebruikelijk procedé (schrijven wat het publiek wil horen), maar aan de orde is hier gekwalificeerde publieksjournalistiek waar het niet gaat om de bediening van de onderbuik. Het initiatief van diverse dagbladen tot eigen boek- en cd-uitgaven of organisatie van reizen en lezingen valt geheel in dit brede concept van dienstverlening. Regionale kranten doen vaak aan stadsgeschiedschrijving in samenwerking met hun lezers.Ga naar voetnoot18 Toch gold tot voor kort in de kwaliteitsbladen dat publieksgerichtheid vijandig was aan de beroepseer. Het was de taak van de journalist zijn publiek te onderrichten en voor te lichten, niet om het te vermaken of diensten te bewijzen. Maar het verticale model werkt niet meer, in het onderwijs niet en evenmin in de journalistiek. Men is klantgericht en niet meer stofgericht. Het model elite-massa wordt alleen nog door de elite toegepast. Het probleem is dat deze elite geen erkenning meer vindt. De ‘massa’ is immers geen homogene doelgroep meer. De verregaande democratisering onder invloed van het internet en de elektronische massamedia hebben elke vorm van avant-garde achterhaald. Toch is het de vraag of een uitsluitend markt- en publieksgerichte journalistiek wenselijk is en op den duur niet de positie van de journalistiek in haar geheel zal ondermijnen. Als haar kritische functie verdwijnt, wat heeft zij dan nog te bieden? Vertier en informatie over vertier, is het antwoord. Die kan de amusementsindustrie natuurlijk ook bieden. Maar misschien loopt het niet zo'n vaart. Lezers willen niet uitsluitend op hun wenken bediend worden, maar ook verrast met onderwerpen die achteraf een relatie blijken te hebben met het eigen leven, bijvoorbeeld omdat ze tot nieuwe inzichten en toepassingen leiden. Daarvoor moeten verwachtingen van de lezer doorbroken worden. Die discontinuïteit is vrijwel nooit het resultaat van planmatige opzet (marktonderzoek), maar van gekwalificeerde journalistiek die plotseling resultaten oplevert dankzij creatieve toepassingen. Het onverwachte laat zich per definitie niet afdwingen; de voorwaarden ertoe kunnen echter wel geschapen worden door investeringen in kennis en onderzoek. Een journalistiek die uitsluitend gericht is op het plezieren van de lezer heeft net zo weinig toekomst als een journalistiek die zich niets aantrekt van dat publiek. | |
Conclusie: verlies en nieuwe kansenIn de negentiende eeuw schreef, zette en drukte de Amerikaanse journalist en dichter Walt Whitman zijn krant, The Long Islander, grotendeels zelf. Hij bezorgde het weekblad | |
[pagina 70]
| |
ook nog eens persoonlijk bij de abonnees, per paard over het (schier)eiland. De krant was het massamedium van de negentiende eeuw. Krantenmagnaten behoorden tot de machtigste mannen ter wereld. De voorpagina van het dagblad was het gezicht van de wereld. Nu hebben de grote nieuwszenders als cnn en Al Jazeera, en het NOS Journaal en andere nieuwsprogramma's die functie overgenomen. De krant geeft nauwelijks nieuws meer, maar plaatst kanttekeningen bij het nieuws, doet research, geeft overzicht en duidt. Het dagblad is er verder voor de abonnee met speciale belangstelling, voor sport bijvoorbeeld, cultuur, financiën, filatelie of ontwikkelingen op het terrein van wonen en koken. Al die onderwerpen kan de abonnee weliswaar ook elders vinden, in tijdschriften, op het internet of in bepaalde televisierubrieken, maar nergens krijgt hij alles zo mooi compact en dagelijks bezorgd als in de papieren krant. Toch is dit totaalpakket aan het desintegreren, en onherroepelijk. Wat dat betreft is de krant geen ander lot beschoren dan de hedendaagse samenleving. Die samenleving is multimediaal, heterogeen en extreem individualistisch aan het worden. Het verdwijnen van het dagblad als massamedium reflecteert het verdwijnen van de moderne levenshouding die naar totaliteit streefde. Dat wil echter niet zeggen dat de schrijvende journalistiek haar langste tijd heeft gehad. De mens is en blijft een talig wezen. De taal is zijn intellectuele zintuig dat de waarneming analyseert en synthetiseert. In de taal kan hij verband aanbrengen tussen oorzaak en gevolg, ver weg en dichtbij, verleden en heden. Schrijvende journalistiek zal daarom altijd noodzakelijk blijven. Misschien zullen we de klassieke krantenman als webjournalist zien terugkeren. Mogelijk zullen op het web ook nieuwe symbioses tot stand komen tussen literatuur en geschreven journalistiek, zoals sommige weblogs nu al laten zien. De vraag blijft ondertussen in hoeverre het dagblad zijn kenmerken van distantie en nabijheid opnieuw kan realiseren. De krant als massamedium staat van twee kanten onder druk, door concurrentie van andere media en door verlies van binding met het publiek. Multimedialisering en publieksgerichtheid zijn de natuurlijke antwoorden daarop. Hoogstwaarschijnlijk zal dat leiden tot een samengroeien van media in het algemeen. Het is zoals Manuel Castells al voorzag: ‘The emergence of a new electronic communication system characterized by its global reach, its integration of all communication media, and its potential interactivity is changing and will change forever our culture.’Ga naar voetnoot19 In de toekomstige convergentie van media zullen enkele dagbladen ongetwijfeld een rol blijven spelen. Op bescheiden niveau zal er voor een intellectuele bovenlaag een krant blijven bestaan. Maar ook buiten die elite zal behoefte aan schriftelijke verdieping en reflectie op het nieuws blijven bestaan. Hoe die haar weg zal vinden, valt niet met zekerheid te zeggen. Misschien komt er verder plaats vrij voor een ander soort schrijvende journalistiek, een die meer plaatsgebonden is of speciale interessegroepen in de samenleving bedient. Nu wordt die behoefte nog voor een deel door de huidige dagbladen gedekt. Maar in de onvermijdelijke schaalvergroting die gaande is, zal steeds meer traditionele regionale journalistiek opgeofferd worden. Daardoor komt er ruimte voor kleine hoogwaardige stadskranten, die zich richten op de special interest van de metropolitische mens, maar dan op een lokaal gebonden manier. Uitgaan, theater, gezond- | |
[pagina 71]
| |
heidszorg, stadshistorie, het plaatselijke sportleven, enzovoort. Het internationale en nationale nieuws kan met een gerust hart aan de grote internationale media overgelaten worden. Of dit type kleine, hoogwaardige kranten digitaal of van papier zal moeten zijn, of uit een combinatie van beide zal bestaan, zal de tijd leren. Thematisch kan zo'n krant als eenheid bij elkaar gehouden worden, niet in de laatste plaats omdat er een duidelijke doelgroep is. Het relatieve succes van kranten als Trouw, Het Parool en Het Financieele Dagblad wijst al in de richting van kleinschalige dagbladen met redacties die precies weten wie hun lezers zijn. Hier liggen de nieuwe kansen voor de schrijvende journalist. Zet je expertise in voor een publiek dat niet bediend wordt door de andere massamedia en versla ze met je kennis van bijzondere en specifieke omstandigheden. Zo komen we dan toch weer terug bij de pionierstijden van Walt Whitman en The long Islander, al zal de bezorging te paard wel voorgoed tot het verleden behoren. | |
[pagina 72]
| |
|