Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 12
(2005)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Rudolf Rasch
| |
[pagina 66]
| |
Problemen met de opvolging doen zich uiteraard voor wanneer geen zoon beschikbaar is om het bedrijf voort te zetten. De eerste uitwijkmogelijkheid is dan het zoeken naar een geschikte schoonzoon en ook hiervan zijn de voorbeelden niet zeldzaam. De relatie vader-schoonzoon zal ook bij het centrale thema van deze bijdrage voorkomen. Afwezigheid van zoons én schoonzoons noopt tot andere creatieve oplossingen. De eerste mogelijkheid is de (voorlopige) voortzetting van het bedrijf door de weduwe van de boekhandelaar. Enkele voorbeelden uit de muziekuitgeverij laten dat zien. Arnoldus Olofsen, vanaf 1734 lid van het Amsterdamse Gilde van Boekverkopers, was vooral in de jaren 1750 als muziekuitgever actief. Na zijn dood in 1768 zette zijn weduwe Dirkje Jacobs het bedrijf voort tot 1780, al bracht zij geen nieuwe muziekuitgaven in de handel. Na het overlijden van Siegfried Markordt, die vanaf de jaren 1760 tot aan zijn dood in 1781 in Amsterdam actief was als muziekuitgever, neemt zijn weduwe Johanna van Rhee (circa 1730-1801) het roer over, samen met haar zoon Daniël Jan. Het fonds van de weduwe is echter van veel minder betekenis dan dat van Siegfried. In 1808 neemt de Amsterdamse muziekuitgever en -handelaar Johann Julius Hummel het bedrijf over. In beide gevallen is het duidelijk dat de weduwe de zaak voortzet vanwege de inkomsten. Nieuw beleid wordt er eigenlijk niet ontwikkeld. Wanneer de boek- of muziekuitgever als weduwnaar sterft, is geen weduwe beschikbaar voor de voortzetting van het bedrijf. In een aantal gevallen wordt er dan een beroep gedaan op de ‘erfgenamen’, een uitdrukking die vele mogelijkheden in zich sluit. De Antwerpse muziekuitgever Petrus Phalesius (1545-1629) ii sterft in 1629. Onder de naam ‘de erfgenamen van Petrus Phalesius’ blijft het bedrijf nog veertig jaar bestaan, tot ongeveer 1670. Achter de benaming gaan de twee dochters van Petrus Phalesius schuil, Magdalena, die in 1652 overlijdt, en Maria, die het bedrijf voortzet tot circa 1670 en het dan verkoopt aan Lucas de Potter. De dochters van Petrus Phalesius hebben het bedrijf met voortvarendheid voortgezet, al of niet met behulp van mannelijke bedrijfsvoerders. Bij de erfgenamen van de Amsterdamse muziekdrukker Paulus Matthysz, overleden in 1684, moet het wel gaan om zijn dochters Alida en Maria Matthysz.Ga naar voetnoot5 Zij hielden het bedrijf tot in de jaren 1720 gaande. In de jaren tot 1700 hebben zij nog enkele muziekdrukken van belang op de markt gebracht. | |
Estienne RogerDe tot nog toe genoemde Nederlandse muziekuitgevers waren, zeker in internationaal perspectief, kleine uitgevers, hoogstens van lokaal of regionaal belang. De eerste Nederlandse muziekuitgever van internationaal formaat was ongetwijfeld de hugenoot Estienne Roger. Hij was geboren in 1663 of 1654 in het Normandische Caen, en kwam na de herroeping van het Edict van Nantes naar de Republiek, waar hij zich, zoals zovele lotgenoten, in het boekenvak schoolde.Ga naar voetnoot6 In 1696 voerde hij een boek- en muziekhandel | |
[pagina 67]
| |
met Jean-Louis de Lorme, vanaf 1697 alleen op zijn eigen naam.Ga naar voetnoot7 Hij bouwde in snel tempo een belangrijk muziekfonds op, met circa twintig nieuwe uitgaven per jaar, deels nieuwe muziek van lokale of althans West-Europese componisten, deels muziek van Franse en Italiaanse componisten nagedrukt van eerdere uitgaven, die in Parijs of Italië waren verschenen.Ga naar voetnoot8 Hij behoort tot de eerste generatie drukkers die op grote schaal gravuretechnieken voor muziek gebruikten. Niet alleen kon het notenbeeld daarmee beter worden weergegeven dan met de traditionele boekdruk, ook kon men met een kleine oplage beginnen en de verkoop afwachten alvorens meer te drukken. Vóór 1700 incorporeerde Roger al een aantal kleinere Amsterdamse fondsen in zijn bedrijf. Na een ernstige concurrentiestrijd met zijn stadgenoot Pieter Mortier (1661-1711) in de jaren 1707-1711, die afliep door Mortiers onverwachte overlijden, verwierf hij ook diens muziekuitgeverij.Ga naar voetnoot9 Daarna had hij in Amsterdam bijna een monopolie als muziekuitgever enhandelaar. De vroege jaren 1710 waren cruciaal in de ontwikkeling van Rogers muziekuitgeverij. In de periode tot 1710 verschenen wel talrijke werken van Franse en Italiaanse componisten van zijn persen, maar die waren steevast nagedrukt van oorspronkelijk in Frankrijk of Italië uitgegeven edities. Rond 1710 richtte Roger zijn blik in de richting van Italië en legde hij direct contact met Italiaanse componisten, en wel meteen met de allerberoemdsten, Arcangelo Corelli, Tomaso Albinoni en Antonio Vivaldi. Zo verscheen in 1710 een nieuwe uitgave van de beroemde sonates opus 5 van Corelli, met toegevoegde muzikale versieringen van de componist zelf. De bundel was zonder die versieringen in 1700 in Rome verschenen en al in 1702 door Roger in de oorspronkelijke vorm nagedrukt.Ga naar voetnoot10 In 1711 verscheen de eerste uitgave van L'estro armonico opus 3 van Vivaldi,Ga naar voetnoot11 in 1712 die van de Trattenimenti armonici van Albinoni, en in 1714 die van de Concerti grossi opus 6 van Corelli.Ga naar voetnoot12 Albinoni en Vivaldi zouden vanaf deze tijd al hun verder werk in Amsterdam het licht laten zien en niet in Venetië. In het voetspoor van deze grote drie volgden nog vele andere Italianen, van wie Pietro Antonio Locatelli de bekendste is.Ga naar voetnoot13 | |
[pagina 68]
| |
Titelbladzijde van een van de belangrijkste muziekuitgaven van Estienne Roger, de Concerti grossi van Arcangelo Corelli (1714).
In deze jaren vonden nog andere ontwikkelingen plaats. Door het introduceren van uitgeversnummers voor gegraveerde uitgaven kon het hele fonds gemakkelijk en overzichtelijk worden beschreven. De nummering moet in 1713 zijn begonnen en was bij het verschijnen van de catalogus van 1716 compleet.Ga naar voetnoot14 Oude uitgaven werden in willekeurige volgorde genummerd, nieuwe uitgaven in volgorde van verschijnen. Het fonds bevatte inmiddels enkele honderden muziekuitgaven, vele daarvan substantieel van omvang. Bovendien had Roger zich in deze tijd van een netwerk van officiële agenten in binnen- en buitenland voorzien, een novum in de muziekhandel. | |
De dochters van Estienne RogerDe opvolging moet voor Roger een urgent probleem zijn geworden in de vroege jaren 1710. Hij was in 1691 gehuwd met Marie-Susanne de Magneville, ook afkomstig uit Normandië, uit Bayeux, en net als haar echtgenoot hugenoot.Ga naar voetnoot15 Estienne en Marie-Susanne kregen in de jaren 1692-1701 drie kinderen, driemaal een dochter.Ga naar voetnoot16 Eén doch- | |
[pagina 69]
| |
ter overleed op zeer jeugdige leeftijd, de twee anderen werden volwassen, Françoise, geboren in 1694, en Jeanne, geboren in 1701. Zo tegen 1710 zal de hoop op een zoon c.q. mannelijke opvolger wel vervlogen zijn. Estienne Roger en Marie-Susanne de Magneville maakten in 1710 voor het eerst een testament op.Ga naar voetnoot17 Omdat zij beiden kennelijk nog gezond waren, benoemden ze elkaar wederzijds tot universeel erfgenaam. Marie-Susanne overleed echter nog geen twee jaren daarna, in 1712.Ga naar voetnoot18 De dood van Marie-Susanne de Magneville moet voor Roger een zware slag zijn geweest. Voor de opvolging moet hij daarna zijn hoop hebben gesteld op zijn twee dochters Françoise en Jeanne, in 1712 respectievelijk achttien en elf jaar oud. Hij moet hebben overwogen dat zij wel zouden trouwen en dat er dan schoonzoons zouden zijn om het bedrijf verder te voeren. Maar hij moet ook hebben overwogen dat een zekere spreiding van risico's niet onverstandig zou zijn. Uit de jaren 1715-1720 is een hele reeks van testamenten van Roger bekend, die zijn gedachtegang vrij nauwkeurig laten volgen. Het oudste van deze testamenten dateert van 23 januari 1715.Ga naar voetnoot19 Roger benoemde zijn dochters Françoise en Jeanne tot erfgenamen, ieder voor 50% van zijn bezit. De koperen platen, waarmee de muziekuitgaven werden gedrukt, zouden gemeenschappelijk bezit blijven tot de meerderjarigheid van Jeanne. Daarna zouden ze aan Jeanne toevallen. Françoise was zeven jaar ouder dan Jeanne en daarom mag het geen wonder heten dat zich bij haar het eerst een echtgenoot meldde, en wel in de persoon van Michel-Charles le Cène, eveneens een Normandische hugenoot, dit keer afkomstig uit Honfleur. Hij moet daar in 1683 of 1684 zijn geboren. Le Cènes familie was, net als die van Roger, deels naar Engeland uitgeweken. Michel-Charles heeft vermoedelijk in Londen in het boekenvak gewerkt.Ga naar voetnoot20 Françoise Roger en Michel-Charles le Cène huwden in mei 1716. Dit was aanleiding voor Roger om de erfeniskwestie te herzien, of liever, te preciseren.Ga naar voetnoot21 Roger deed twee dingen. In de eerste plaats associeerde hij zich met zijn schoonzoon voor het niet-muzikale deel van zijn boekenbedrijf. De associatie ging in op 26 mei 1716, vlak voor de inzegening van het huwelijk.Ga naar voetnoot22 Le Cène werd hiermee voor de helft eigenaar van Rogers boekhandel, buiten de muziek. Le Cène ging met zijn vrouw bij zijn schoonvader inwonen, op een adres op het Singel, vermoedelijk het voormalige nummer 183, thans opgeslokt in de universitaire nieuwbouw aan de centrumzijde van het Singel tussen de Raadhuisstraat en de Torensteeg. In de tweede plaats splitste Roger zijn zaak met het oog op voortzetting ervan door zijn erfgenamen expliciet in twee delen, één deel, dat met de muziekuitgaven, zou voor Jeanne zijn, het andere deel, dat met de gewone boeken, voor Françoise. Deze stap werd bij testament van 11 september 1716 geregeld.Ga naar voetnoot23 | |
[pagina 70]
| |
Een direct gevolg van deze nieuwe situatie was dat de muziekuitgaven voortaan verschenen met de naam van Jeanne Roger in het impressum, al was zij eind 1716 slechts vijftien jaar oud. De eerste muziekuitgave met haar naam is een bundel met vioolconcerten van Giovanni Mossi (ca. 1680-1742), Giuseppe Valentini (1681-1753) en Antonio Vivaldi onder de titel Concerts à 5 et 6 instruments, met het uitgeversnummer 417.Ga naar voetnoot24 Er zijn geen aanwijzingen dat Jeanne zich actief met het muziekuitgeven heeft bemoeid. Zij is niet als gildelid ingeschreven, maar dat was toen voor het uitgeven van muziek in Amsterdam geen voorwaarde. De toevoeging ‘Marchand Libraire’, die Estienne Roger gewoon was achter zijn naam te plaatsen, ontbreekt bij Jeanne. Tussen de laatste uitgaven op Estiennes naam en de eerste op haar naam bestaat een volstrekte continuïteit. Le Cène werd op 31 mei 1717 lid van het Amsterdamse Gilde van Boekverkopers,Ga naar voetnoot25 en liet in de daaropvolgende jaren ook enkele titels onder zijn eigen naam verschijnen.Ga naar voetnoot26 Hij vestigde zich in de Nes, zodat het er sterk op lijkt dat de compagnie met Roger eerder formeel dan reëel was. Roger publiceerde in deze periode zijn niet-muzikale boeken dan ook onder eigen naam. Uitgaven uit deze periode met de naam van zowel Roger als Le Cène in het impressum komen niet voor. De compagnie tussen Roger en Le Cène werd op 20 juni 1720 ontbonden.Ga naar voetnoot27 Uit de akte van liquidatie blijkt de reden daarvoor niet. Le Cène werd uitgekocht en deels betaald in contanten, deels in boeken en deels in obligaties. Twee dagen later, op 22 juni 1720, maakte Roger een nieuw testament, zijn laatste naar zou blijken, waarin de verdeling van de muziekhandel en de boekhandel tussen achtereenvolgens Jeanne en Françoise gehandhaafd bleef.Ga naar voetnoot28 Hij benoemde zijn zwager, de in Londen wonende Pierre de Magneville, tot executeur-testamentair. | |
Het rampjaar 1722Het jaar 1722 verliep dramatisch voor het gezin Roger. Begin juli 1722 overleed vader Roger, nog geen zestig jaar oud. Op 7 juli werd hij begraven in de Waalse Kerk.Ga naar voetnoot29 Het testament van 1720 trad in werking en Jeanne Roger werd eigenares van de muziekhandel. Françoise erfde de boekhandel. De huisraad van Estienne werd nauwkeurig verdeeld tussen de twee dochters, op 22 september 1722.Ga naar voetnoot30 Jeanne Roger, net 21 jaar oud, stond nu dus alleen voor de muziekhandel. Helaas is het onmogelijk om precies na te gaan wat haar eigen actieve aandeel is geweest in het halve jaar dat zij nog te leven had na het overlijden van haar vader. Zij stierf namelijk op 10 december van hetzelfde jaar en werd op 15 december in de Waalse Kerk in Amster- | |
[pagina 71]
| |
dam begraven.Ga naar voetnoot31 Te midden van stukken rond haar nalatenschap in het Amsterdamse Gemeentearchief bevindt zich nog een gedrukte uitnodiging voor haar begrafenis. Gedrukte uitnodiging tot het bijwonen van de begrafenis van Jeanne Roger. Amsterdams Archief, Boedelpapieren Drinkman.
Uit Jeannes testament van 4 november 1722 blijkt dat zij al enige tijd ziek was.Ga naar voetnoot32 Dat vermindert de tijd voor een eigen bijdrage aan de uitgeverij nog meer. Slechts één publicatie met haar naam zag het licht, de Histoire de la musique et de ses effects depuis son origine jusqu'à présent door Jacques Bonnet. Deze publicatie bevat geen muziek en is een nadruk van de Parijse uitgave van 1715. De uitgave is aangekondigd in de Gazette d'Amsterdam van 11 augustus 1722. Gezien de omvang, circa duizend duodecimo-bladzijden, moet de voorbereiding ervan nog tijdens het leven van Estienne Roger begonnen zijn. Hoeveel muziekdrukken er in 1722, voor of na de dood van Estienne Roger, zijn verschenen, is niet vast te stellen. Nummer 491-492 van het fonds, de Concerti grossi, opus 1 van Locatelli, verscheen in 1721, al staat die datum niet op het titelblad.Ga naar voetnoot33 Van slechts twee uitgaven daarna, de nummers 493 en 494-495, de opera 8 en 9 van Albinoni,Ga naar voetnoot34 staat vast dat ze met de naam van Jeanne Roger in het impressum zijn verschenen. Ter vergelijking, de uitgeverij bracht in de voorgaande jaren gemiddeld tien tot vijftien nieuwe titels op de markt. De twee bundels van Albinoni kunnen zowel eind 1721 als begin 1722 zijn gepubliceerd. Uit de nalatenschap van Jeanne enkele jaren later blijkt echter dat er ook na de dood van Estienne Roger nog nieuwe drukplaten voor muziek zijn vervaardigd. De twee volgende uitgaven in de genummerde reeks, de nummers 496 en 497, met Adam Birckenstocks (1687-1733) Sonate a violino solo, opus 1, en nummer 498, Michele | |
[pagina 72]
| |
Mascitti's (1663/64-1760) Sonate a violino solo, opus 6, zijn vrijwel zeker nog onder de naam van Jeanne Roger voorbereid, maar zijn niet onder haar naam verschenen. In bewaard gebleven exemplaren verschijnt Jeannes naam nog wel op de titel van het tweede deel van Birckenstocks sonates, maar op het eerste deel is die, net als bij Mascitti's bundel, vervangen door ‘Chez Roger et Michel Charles Le Cene’. Ze zijn dus verspreid door Le Cène, die na een intermezzo eigenaar werd van Rogers muziekhandel. Deze veronderstelde gang van zaken wordt bevestigd door Le Cènes advertentie voor de sonates van Birckenstock in de Gazette d'Amsterdam van 15 juni 1723. Na Mascitti's opus 6 volgen er in de reeks muziekuitgaven vier titels, met de nummers 499, 500, 501 en 502, waarvan geen exemplaar bewaard is gebleven. Dat ze vóór Le Cènes overname zijn verschenen, lijkt onwaarschijnlijk, ze kunnen al wel zijn voorbereid. Van nummer 503, Exercitio studioso, opus 1, van Johann Melchior Molter (1696-1765), een bundel vioolsonates, is het zeker dat die niet meer onder Jeanne Roger is voorbereid. Bij Molters opus 1 en de latere uitgaven staat enkel ‘Michel-Charles le Cène, Libraire’ in het impressum. Titelbladzijde van de Concerti a cinque, uitgegeven onder de naam van Jeanne Roger in 1717.
| |
De overnameDe overname van het muziekfonds van Roger door Le Cène, verliep overigens alles behalve soepel. Jeanne had op 4 november 1722 haar testament opgemaakt en hierbij haar zuster Françoise onterfd, omdat zij verzuimd had haar in haar zwakheid en ziekte bij te staan. Aan te nemen is dat er al enige tijd animositeit tussen de beide zusters | |
[pagina 73]
| |
bestond. Françoise zou nog wel duizend gulden ontvangen, benevens enkele sieraden en het tafellinnen. Jeanne had haar Londense oom Pierre de Magneville en Gerrit Drinkman, meesterknecht in Rogers bedrijf, tot executeurs-testamentair benoemd. Deze Gerrit Drinkman was tevens de lachende derde, in haar testament werd hij immers door Jeanne ook benoemd tot enige en universele erfgenaam, met uitzondering van nader gespecificeerde legaten. Drinkman was in Amsterdam geboren in 1684,Ga naar voetnoot35 en was dus eind 1722 38 jaar oud. Hij was in 1714 gehuwd met Juliana Huerland.Ga naar voetnoot36 Als Juliana's adres wordt het Singel opgegeven, waarmee mogelijk Rogers adres bedoeld is. Wellicht was zij dus een inwonende dienstbode van Roger. In latere documenten wordt zij vaak Adriana of Adriaantje genoemd. Gerrit Drinkman werd in 1715 Amsterdams poorter als boekbinder.Ga naar voetnoot37 Wanneer hij in dienst van Roger is gekomen is niet bekend, maar de band moet nauw zijn geweest. Drinkmans zoontje Isaac was zelfs vernoemd naar Isaac Vaillant, eertijds Rogers Londense agent.Ga naar voetnoot38 Na de dood van haar vader had Jeanne haar oom Pierre de Magneville, executeur-testamentair, toestemming gevraagd om haar zaken door Drinkman te laten behartigen.Ga naar voetnoot39 Pierre de Magneville overleed echter tussen de datum van het testament en het overlijden van Jeanne Roger.Ga naar voetnoot40 Gerrit Drinkman zou echter nauwelijks profiteren van zijn erfenis, nog geen twee weken na Jeannes overlijden gaf ook hij de geest.Ga naar voetnoot41 Omdat Drinkman en zijn vrouw Juliana, of Adriana, elkaar al eerder wederzijds tot universeel erfgenaam hadden benoemd,Ga naar voetnoot42 werd Adriana nu in potentie eigenares van de muziekhandel van Estienne Roger, bestaande uit bezittingen in de vorm van typografisch materiaal, drukplaten, gedrukte muziek en vorderingen, en uit schulden in de vorm van uitstaande rekeningen. Er waren echter geen executeurs-testamentair beschikbaar om de bezitsoverdracht te regelen en te begeleiden, omdat Gerrit Drinkman en Pierre de Magneville waren overleden. In de nu volgende maanden ontwikkelde zich een conflict tussen Adriana Huerland, als indirecte erfgename van Jeanne Roger, en Michel-Charles le Cène als echtgenoot van Françoise Roger. De grond van het conflict lag in het gegeven dat Roger de dochters gelijkelijk wilde bedelen terwijl Jeanne de muziekhandel en Françoise de boekhandel zou verwerven. Deze twee uitgangspunten zijn slechts met elkaar te verenigen als de boekhandel en de muziekhandel plus de specifieke verervingen precies evenveel waard geacht wolden. Zo zou Françoise bijvoorbeeld Rogers tuin aan het Hoedemakerspad ter waarde van 800 gulden krijgen en Jeanne zijn klavecimbel. Jeanne was kennelijk van de twee het meest in muziek geïnteresseerd. Bij ongelijke waarde zou de een aan de ander moeten betalen. Het is duidelijk dat de waardebepaling van zaken als voorraden muziek, boeken | |
[pagina 74]
| |
en typografisch materiaal een allesbehalve eenduidige zaak is. De situatie werd bovendien gecompliceerd door de wens van Le Cène om de muziekhandel van Adriana Huerland te kopen. Om dat te bereiken moest Adriana worden uitgekocht. Over de grootte van de uitkoopsom rees ongetwijfeld het conflict tussen Adriana en Le Cène. In het testament van Roger stond dat de verdeling in der minne moest geschieden en dat het veilen van bezittingen moest worden voorkomen. Op 4 en 5 februari 1723 voerde notaris Hendrik de Wilde op verzoek van beide partijen een inventarisatie van het sterfhuis uit.Ga naar voetnoot43 Naar het schijnt traineerde Le Cène echter de zaak en voelde Adriana zich hierdoor benadeeld. In maart 1723 wendde zij zich tot de schepenen van Amsterdam met het verzoek om bemiddelaars aan te wijzen, ten einde de kostbare en langdurige gang naar de rechter te vermijden. De schepenen gingen op het verzoek in en riepen Le Cène en zijn vrouw op zich op 11 maart bij hen te melden, in aanwezigheid van Adriana Huerland. Op 16 maart besloten de schepenen de zaak in handen te geven van twee advocaten, Daniel van Liebergen en Joan Huybert van Meel, en twee boekverkopers, Hendrik Wetstein en (Hendrik of Joannes) Janssonius van Waesberghe.Ga naar voetnoot44 Op 1 april werd de eerder uitgevoerde inventarisatie van het huis op schrift gesteld.Ga naar voetnoot45 De belangrijkste getallen zijn een bedrag van 1166 gulden en 19 stuivers aan contant geld, alsmede ruim 24.000 pond aan koperen platen, met 17 stuivers per pond een waarde van ruim 20.000 gulden. De gedrukte muziek werd op 3000 gulden getaxeerd, de boekvoorraad op bijna 30.000 gulden. De uitstaande rekeningen waren niet getaxeerd en evenmin was er een specificatie van de schulden van het sterfhuis. Tot een afrekening tussen Adriana en Le Cène kwam het echter nog niet. Weer voelde Adriana Huerland zich in het nauw gedreven, vooral omdat Le Cène zich per 1 mei aanstaande verzekerd had van de huur van Rogers pand en zij derhalve vóór die tijd het pand, waarin zij vemoedelijk ook woonde, moest ontruimen.Ga naar voetnoot46 Weer riep ze de hulp in van de schepenen van Amsterdam om Le Cène te dwingen een regeling te treffen. De schepenen riepen Le Cène wederom op zich te melden, en wel op 24 april.Ga naar voetnoot47 Nu kwam de zaak in een stroomversnelling, al viel de uiteindelijke beslissing niet vóór 1 mei, de datum waarop Le Cènes huur van Rogers huis inging. Op 21 mei werd de regeling ondertekend waarmee Le Cène eigenaar werd van Rogers muziekhandel, en wel voor 20.000 gulden, naar het zich laat aanzien voor hem een gunstig bedrag, al moest hij tevens de schulden overnemen en een legaat van 2000 gulden betalen dat Jeanne Roger aan Isaac Drinkman, Adriana's zoontje, had beloofd. Hij mocht zeseneenhalf jaar doen over de betaling van het bedrag, met inachtneming van 4% rente per jaar. De koperen platen werden aan Adriana als onderpand gegeven. Naar rato van de betaling zouden ze aan Le Cène worden teruggegeven.Ga naar voetnoot48 Vermoedelijk heeft Le Cène zich aan deze regeling | |
[pagina 75]
| |
gehouden en zodoende was hij enkele jaren later volledig eigenaar van zowel de boekals de muziekhandel van Estienne Roger. Op 15 juni 1723 kondigde hij in de Gazette d'Amsterdam aan dat hij de muziekhandel van zijn schoonvader Estienne Roger zou voortzetten en als eerste nieuwe uitgave de al genoemde vioolsonates van Johann Adam Birckenstock kon aanbieden. | |
Michel-Charles le CèneLe Cène beschouwde zich als muziekuitgever in alle opzichten een voortzetter van het werk van Roger. In 1725 bracht hij een catalogus uit van het muziekfonds onder de titel Catalogue des livres de musique, imprimés à Amsterdam, chez Estienne Roger, & continués par Michel Charles le Cène. Ook in het uiterlijk van zijn uitgaven en de keuze ervan zette hij de lijn van Roger voort. Zijn beroemdste uitgave is zeker Il cimento dell' armonia e dell'invenzione, opus 8 van Vivaldi, waarin De Vier Jaargetijden zijn opgenomen. Deze bundel verscheen in 1735. Le Cène gaf ook gewone boeken uit, maar dat aantal is niet groot. Eerste muziekbladzijde van de solovioolpartij van La primavera, het eerste concert van de Vier Jaargetijden van Antonio Vivaldi, zoals uitgegeven door Michel-Charles le Cène in Amsterdam in 1725 als onderdeel van Vivaldi's Il cimento dell'inventione e dell'armonia [...] Opera ottava.
| |
[pagina 76]
| |
Ook in zijn impressum bleef Le Cène de band met Estienne Roger benadrukken. Plaatdruk bood de mogelijkheid om op een later tijdstip exemplaren bij te drukken. Voor die latere oplagen kon ook op de platen worden gecorrigeerd. Le Cène bracht van vele uitgaven van Estienne en Jeanne Roger nieuwe oplagen op de markt. Ging het daarbij om een uitgave met de naam van Estienne Roger in het impressum, dan werd die naam gehandhaafd en die van Le Cène toegevoegd, zodat daardoor in naam de feitelijk onmogelijke combinatie ‘Chez Estienne Roger et Michel-Charles le Cène’ ontstond. Ging het echter om een uitgave die eerst was uitgebracht op naam van Jeanne Roger, dan werd die naam geheel weggepoetst en vervangen door die van Le Cène. Zo speelde de vete tussen de zusters Françoise en Jeanne nog door na Jeannes dood. Na 1735 verdween het elan enigszins uit het bedrijf en daalde het aantal nieuwe uitgaven tot nauwelijks twee per jaar. Le Cène kreeg te maken met hetzelfde probleem als Roger twintig jaar tevoren, dat van de opvolging. Françoise Roger had weliswaar Le Cène binnengeleid in de boek- en muziekhandel van haar vader, maar zij had de totale overname maar enkele maanden overleefd. Zij stierf in augustus 1723 en werd op de 26ste van die maand begraven in de Westerkerk. Net als Estienne Roger en Marie-Susanne de Magneville hadden Michel-Charles le Cène en Françoise Roger drie kinderen. Slechts één zoon, Estienne, geboren in 1719 lijkt de kinderjaren te hebben overleefd.Ga naar voetnoot49 Hierdoor leek het bedrijf een toekomst te hebben, ware het niet dat Estienne in februari 1741 overleed.Ga naar voetnoot50 Le Cène was in deze tijd in correspondentie met de Italiaanse componist Giovanni Battista Martini (1706-1784) over de uitgave van de Sonate d'intavolatura, opus 1, een van de allerlaatste uitgaven die hij zou realiseren. Op 4 augustus 1741 wijdde Le Cène in een brief aan Martini de volgende woorden aan het overlijden van zijn zoon: Prenés, je vous prie, part à ma parte considérable, que j'ai faite il y a 4 [= 51/2] mois, un seul fils que j'avois, et pour lequel je travaillois par obligation et par devoir, m'a été enlevé de ce monde. Ainsi, me trouvant seul sans héritier, je finirai votre ouvrage, qui pourra être le dernier de mes entreprises, puisqu'il a pleu au Souverain de m'éprouver pour me mieux soumettre à Sa Divine Providence.Ga naar voetnoot51 Neem, verzoek ik u, deel aan het grote verlies dat ik vier [= vijf-en-een-halve] maanden geleden heb geleden, de enige zoon die ik had en voor wie ik werkte als opdracht en verplichting, is mij van deze wereld weggenomen. Nu ik alleen ben en zonder erfgenaam, zal ik uw werk afmaken, dat misschien het laatste zal zijn van mijn onderneming, aangezien het de Almachtige heeft behaagt mij te tonen hoe mij beter te onderwerpen aan Zijn Goddelijke Voorzienigheid. | |
[pagina 77]
| |
Dit zijn opmerkelijke woorden, gericht door een hugenoot, zoon van een theoloog, aan een katholiek priester. Na Martini's sonates zou nog één uitgave volgen.Ga naar voetnoot52 Le Cène sloot, ongeveer zestig jaar oud, op 29 april 1743 de ogen zonder dat een opvolging in de familie mogelijk was. | |
Het eindeDe dood van Le Cène betekende niet het onmiddellijke einde van de uitgeverij. Er zou nog een kort, onstuimig slothoofdstuk volgen, waarin het eens zo roemruchte bedrijf in enkele jaren ten onder zou gaan. Aanvankelijk leek het nog wel goed te komen. De zaak werd aangekocht, opnieuw door een hugenoot, Emanuel-Jean de la Coste, die een nieuwe catalogus uitbracht, waarin wéér de continuïteit van het bedrijf van Estienne Roger werd benadrukt. La Coste bracht één nieuwe uitgave op de markt en correspondeerde met Martini over diens opus 2. In 1746 hield hij het echter voor gezien en deed hij de zaak over aan Jean Chareau, een vroegere knecht van Le Cène. Op 11 april 1746 werd de overname aangekondigd in de Amsterdamse Courant. Chareau hield het nauwelijks anderhalf jaar uit en verdween eind 1747 met de noorderzon. Bij gebrek aan erfgenamen vond, op last van de schepenen van Amsterdam, in het Nieuwezijds Herenlogement aan de Haarlemmerdijk op 18 januari 1748 de veiling plaats van de complete inboedel van de boek- en muziekhandel.Ga naar voetnoot53 In de aankondiging in de Amsterdamsche Courant is sprake van omtrent 12.000 pond roodkoperen gesneden muziekplaten en van ‘een partij gedrukt muziekpapier’. De makelaars Andries van Elst, Jan Crommenie en Anthoni Christiaen Muller zorgden voor de verdere afwikkeling. Kennelijk waren er veel kopers, want de muziekuitgaven van Roger en Le Cène worden in de daarop volgende jaren teruggevonden in het aanbod van minstens vijf Amsterdamse muziekhandelaren. Dit waren Johan Covens Junior,Ga naar voetnoot54 Johannes Smit,Ga naar voetnoot55 Arnoldus Olofsen,Ga naar voetnoot56 Hendrik ChalonGa naar voetnoot57 en Johann Julius Hummel.Ga naar voetnoot58 Met hun optreden wordt het hoofdstuk Roger Le Cène in de geschiedenis van de Amsterdamse muziekuitgeverij en -handel definitief afgesloten. De dochters van Estienne Roger hebben niet de heldeninnenrollen vervuld die de titel van deze bijdrage misschien heeft gesuggereerd. Jeanne is als uitgeefster begonnen | |
[pagina 78]
| |
onder de vleugels van haar beroemde vader. Haar dood zo snel na die van haar vader heeft belet dat zij zich tot zelfstandig uitgeefster kon ontwikkelen. Van Françoise zijn evenmin zelfstandige activiteiten in de muziekuitgeverij bekend. In feite moesten de zusters dienende rollen vervullen in een mannenwereld. Roger zette ze in voor de continuïteit van zijn bedrijf, voor Le Cène dienden ze als introductie in het bedrijf. Maar men kan het ook anders zien. Zij waren onmisbare schakels om het bedrijf van Roger gedurende een volgende generatie in stand te houden. |
|