Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 10
(2003)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermdBij de tijd. Boeken in Nederland 1950-2000
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nel van Dijk
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boek en de televisie hebben voorgedaan. Boekenprogramma's op de Nederlandse televisie zijn over het algemeen een kort leven beschoren. Op de vraag naar hoe dat komt, zijn door de jaren heen uiteenlopende antwoorden gegeven, doorgaans afkomstig van direct betrokkenen. Uitgevers, schrijvers en programmamakers hebben er op gewezen dat het ontbreekt aan geschikte presentatoren, dat schrijvers vaak geen goede sprekers zijn, dat boekenprogramma's op onmogelijke tijdstippen worden uitgezonden en dat (door dit alles) de kijkcijfers te laag zijn. In de afgelopen jaren is ook wetenschappelijk onderzoek verricht naar het aandeel van kunst- en boekenprogramma's binnen het reguliere programma-aanbod, naar de vorm en inhoud van boekenprogramma's en naar het effect dat ze hebben op de verkoop van boeken. Hoe de diverse meningen en oordelen van ‘insiders’ zich verhouden tot de resultaten van dat onderzoek, zal eveneens in dit artikel worden beschreven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontwikkelingen binnen de televisiewereldGa naar voetnoot2De eerste vijf jaar van haar bestaan zond de televisie vooral amusement uit. De weinige uren per week die de omroepen gezamenlijk tot hun beschikking hadden - in 1951 slechts drie uur, in 1955 zes uur - werden voornamelijk gebruikt om af en toe een show uit te zenden, bij voorkeur op de zaterdagavond. Bij het vijfjarig bestaan van de televisie in 1956 was de wekelijkse zendtijd van tien uur nog zeer karig, maar geleidelijk aan kwam hierin enige verbetering. In 1959 waren het al vijftien uur en weer enkele jaren later, in 1962, had dit aantal zich verdubbeld. Totdat in 1964 Nederland 2 officieel in gebruik werd genomen, moesten de omroepen het met één zender stellen, wat in de praktijk betekende dat de vijf toen bestaande omroeporganisaties avro, kro, ncrv, vara en vpro per week slechts één avond of minder ter beschikking hadden.Ga naar voetnoot3 In 1967 schiep de Omroepwet ruimte voor nieuwe omroepen naast de al bestaande. De tros maakte er meteen gebruik van, later gevolgd door de eo en de voo.Ga naar voetnoot4 De zendtijd die een omroep kreeg, werd afhankelijk gemaakt van het aantal leden. De tros wist in korte tijd zoveel leden te werven dat zij in 1974 al | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot de grote omroepen gerekend kon worden. De VOO kreeg deze status pas in 1985. Beide omroepen kozen voor een populaire programmering en brachten niet alleen veel series, films en amusement, maar probeerden ook in hun informatieve rubrieken een populaire aanpak te realiseren door ‘zware’ onderwerpen af te wisselen met ‘lichte’, door een lichtvoetige presentatie en door korte, flitsende reportages. ‘Infotainment’ werd vanaf het begin van de jaren zeventig een snel om zich heen grijpend verschijnsel. Verwijzend naar de omroep die dit verschijnsel in ons land op grote schaal heeft gebruikt, staat het hier wel bekend als ‘vertrossing’. Het plaatste de andere grote omroepen voor een probleem. Zij ontleenden hun legitimiteit aan de verzuiling en moesten dus hun eigen identiteit overeind zien te houden en waarmaken dat zij een principiële reden van bestaan hadden. Maar om geen zendtijd te verliezen moesten zij er tegelijkertijd voor zorgen dat hun ledental op peil bleef. Bovendien kwam er in 1989 ook van buiten het bestaande omroepbestel concurrentie, doordat RTL-Veronique (RTL4) toestemming kreeg om commerciële televisie via de kabel in Nederland te verspreiden. Na een aanloopperiode wist deze omroep in oktober 1990 meer kijkers te trekken dan ieder van de publieke televisiezenders. Hoe hebben de publieke omroepen op deze ontwikkelingen gereageerd en wat waren de gevolgen voor kunstprogramma's in het algemeen en voor boekenprogramma's in het bijzonder? Op het gebied van kunst wordt de Nederlandse publieke omroep geacht een vierledige taak te vervullen: de omroep is informatiekanaal over kunst en cultuur, doorgeefluik, producent van adaptaties en is zelf uitdrukking van kunst en cultuur. De Omroepwet van 1967 schreef de publieke omroepen voor dat hun programmering ‘in redelijke onderlinge verhouding tenminste omvatte onderdelen van culturele, informatieve, educatieve en verstrooiende aard’.Ga naar voetnoot5 In 1988 werd deze omschrijving in een nieuwe Mediawet aangescherpt; de omroepen moesten voortaan aantonen dat hun programmapakket voor ten minste 20% uit cultuur, voor 25% uit informatie, voor 25% uit verstrooiing en voor 5% uit educatie bestond (in een nota van cultuurminister D'Ancona uit 1991 werd deze eis vereenvoudigd tot minimaal 25% informatie en 25% cultuur en educatie). Ook moest voortaan minstens de helft van het programma-aanbod uit eigen of in opdracht gemaakte programma's bestaan. Sponsoring voor culturele programma's werd toegestaan. In tegenstelling tot andere programma's mochten culturele producties voor of na uitzendingen gedurende maximaal vijf seconden reclame-uitingen bevatten. En tot slot kwam er een ‘Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties’, bedoeld om de kwaliteit van culturele programma's te bevorderen. Nederlandse producties van ‘hoogwaardig artistiek gehalte’ konden voortaan voor een extra bijdrage in aanmerking komen, bovenop de gebruikelijke programmagelden. Welke programma's aan die maatstaven voldeden, zou door externe deskundigen beoordeeld worden. Praatprogramma's over kunst horen volgens de dienst Kijk- en Luisteronderzoek - die alle uitzendingen volgens internationale richtlijnen registreert - tot de categorie | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘informatie’ en daarbinnen worden ze gerekend tot de subcategorie ‘zware informatie’ samen met programma's over godsdienst, discussieprogramma's en documentaires.Ga naar voetnoot6 Tot de categorie ‘lichte informatie’ behoren talkshows, thematische praatprogramma's, sportprogramma's en servicerubrieken die informatie geven over vrijetijdsbesteding, gezondheid, koken enzovoort. Gezien deze ruime definitie hoeft het geen verwondering te wekken dat de publieke omroep het percentage van 25 voor informatieve programma's moeiteloos haalt: midden jaren negentig besteedde de publieke omroep bijna 40% van zijn zendtijd aan informatie. Daar tegenover staat dat het totale aanbod aan informatie op de Nederlandse televisie - procentueel beschouwd - sinds het eind van de jaren tachtig is gedaald, terwijl binnen dat aanbod het aandeel van licht informatieve programma's sterk is toegenomen. De eerste tendens kan op het conto van de commerciële zenders worden geschreven, bij de tweede spelen meer factoren een rol. Zo zijn de meeste publieke zenders al ruim voor de komst van de commerciële omroepen meer talkshows, servicerubrieken en andere vormen van lichte informatie gaan programmeren: onderdeel van de strijd om de kijkers die, als gevolg van de ontzuiling en de noodzaak een minimum aantal leden te hebben, al vanaf het begin van de jaren zeventig losbarstte. Bovendien zorgde de komst van het derde net in 1988 ervoor dat de omroepen ineens meer zendtijd moesten vullen en daarbij veelal kozen voor de relatief goedkope en snel te produceren licht informatieve programma's. Niet alle publieke zenders volgden echter eenzelfde beleid. De EO en de vpro stelden hun identiteit voorop en waren er - voorlopig - niet op uit een grote omroep te worden. De EO deed, zeker in de eerste jaren van zijn bestaan, geen enkele concessie aan het ‘infotainment’ en programmeerde alleen voor zijn eigen evangelische achterban. De vpro mat zich aan het eind van de jaren zestig een nieuwe identiteit aan door zich niet langer als exponent van het vrijzinnig protestantisme te profileren maar door zich te bekeren tot spreekbuis van progressieve, links-liberale en goed opgeleide jongeren en door zich in de programmering sterk op deze groep te richten. Cijfers over het aandeel van informatieve programma's op de Nederlandse televisie geven geen uitsluitsel over het aandeel van kunst- en boekenprogramma's. Specifiekere informatie levert het onderzoek van Ben Manschot naar het programma-aanbod van de Nederlandse televisie in de periode 1972-1992.Ga naar voetnoot7 Zijn analyse van de totale zendtijd laat zien dat aan het begin van de onderzoeksperiode, in het seizoen 1972/1973, programma's over kunst - waaronder bijvoorbeeld ook uitvoeringen van kunstwerken vallen - met ruim 3% bescheiden zijn vertegenwoordigd. Binnen dit kleine percentage neemt kunstinformatie - waartoe we ook boekenprogramma's kunnen rekenen - slechts 1,1% in. Door de jaren heen stijgen deze percentages iets (naar 4% respectievelijk 2,3% in 1990/1991), maar al met al blijft dit voor het totaalbeeld een magere score. Wanneer de gegevens per omroep worden bekeken blijkt het aan- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deel van kunstprogramma's voor de grote omroepen (avro, kro, ncrv, tros) nog lager te liggen, per televisieseizoen schommelen de percentages tussen de 1,1% en 2,4%. De drie kleinere zendgemachtigden, NOS, vpro en de EO tillen de cijfers weer naar het iets hogere gemiddelde.Ga naar voetnoot8 Bij de NOS was kunst in 1972/1973 met nog slechts 4% vertegenwoordigd maar het aandeel steeg in de jaren tachtig naar zo'n 10% van de zendtijd. Ook bij de vpro is kunst geleidelijk aan een steeds belangrijker plaats gaan innemen met een hoogtepunt in 1982/1983, toen ruim 15% van de zendtijd hieraan werd besteed. De EO vertoont een patroon dat consistent is met de verwachting. Veel programma's vallen onder de categorie ‘kunst’, maar nadere beschouwing leert dat het hier meestal gaat om uitvoeringen van geestelijke liederen. In de recentere periode lijkt er wat meer ruimte voor andersoortige programma's te zijn, maar de vaste principes worden niet losgelaten. In 1999 zei Henk Haagoort, hoofd documentaires bij de EO: De ruimte in de schema's voor programma's met een laag marktaandeel neemt af en in die ontwikkeling kiest de EO voor de programma's die het dichtst bij de missionaire doelstelling van de EO liggen. Anders gezegd: een kunstprogramma moet het afleggen tegen een ‘verkondigend’ programma.Ga naar voetnoot9 Manschot maakt alleen voor het totaal van de omroepen onderscheid tussen ‘kunstprogramma's’ en ‘kunstinformatie’. Per afzonderlijke omroep worden alleen cijfers vermeld voor de eerste categorie. Een aanvulling op deze gegevens biedt het onderzoek van Esmée Schilte, dat bestaat uit een kwantitatief overzicht van alle kunst- en cultuurprogramma's die in het najaar van 1999 op de Nederlandse televisie werden uitgezonden. Uit dit overzicht blijkt dat van alle aan kunst en cultuur gewijde programma's 9,2% over literatuur gaat. Uitgesplitst naar zender resulteert dit voor Nederland 1 in 2%, voor Nederland 2 in 14,6% en voor Nederland 3 in 18% voor programma's over literatuur. Hiertoe rekent Schilte echter ook algemeen culturele programma's waarin een item over literatuur is opgenomen en de educatieve programma's van de RVU (Lezen voor je lijst). Maar ook deze algemene categorisering maakt duidelijk dat het aanbod aan kunstprogramma's op de Nederlandse televisie zeer gering is, al pakken de cijfers voor kleine zendgemachtigden als de NOS en de vpro met Nederland 3 als hun thuisbasis relatief gunstig uit. Wat tot nu toe echter nog ontbreekt, zijn specifieke gegevens over het aantal en de spreiding van programma's waarin boeken inhoudelijk de hoofdmoot vormen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aandacht voor boeken op de televisieEen speciaal programma over beeldende kunst bracht de Nederlandse televisie al in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1959-1960,Ga naar voetnoot10 maar aandacht voor literatuur was er voorlopig alleen zijdelings.Ga naar voetnoot11 In 1961 werd bijvoorbeeld een televisiebewerking gemaakt van Hou je aan je woord, een populair radiospel waarin een schrijverspanel zich boog over de betekenis van woorden en andere taalkundige kwesties.Ga naar voetnoot12 Het panel bestond uit de Vlaamse auteur Karel Jonckheere (voorzitter), Victor van Vriesland, Godfried Bomans, Hella Haasse en Harry Mulisch. De laatste twee hielden het na één uitzending voor gezien en werden opgevolgd door Annie M.G. Schmidt en Henri Knap. Aandacht voor boeken was er ook in de vorm van documentaires of als onderdeel van praatprogramma's. Chris Blom van uitgeverij Contact maakt bijvoorbeeld melding van een sensationeel effect dat uitging van een televisie-uitzending over Het Achterhuis van Anne Frank in mei 1962: ‘Het was gewoon griezelig. Binnen een week gingen er 6000 de deur uit. Er waren boekhandels die er per week honderden verkochten.’Ga naar voetnoot13 Een ander voorbeeld is het veelbekeken praatprogramma Een groot uur U van Koos Postema, dat ter gelegenheid van de Boekenweek van 1972 in zijn geheel aan boeken was gewijd.Ga naar voetnoot14 Ook sommige schrijvers wisten goed gebruik te maken van het nieuwe medium. Jan Cremer trad in november 1967 op in Hoepla, een controversieel vpro-programma gemaakt door Wim van der Linden, Hans Verhagen en Wim T. Schippers.Ga naar voetnoot15 Op 23 oktober 1969 verzorgde diezelfde omroep in samenwerking met de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde een feestavond voor Gerard van het Reve, die de P.C. Hooftprijs had ontvangen. De televisieavond werd live uitgezonden vanuit de Allerheiligste Hartkerk (de Vondelkerk) te Amsterdam en veroorzaakte veel commotie onder de kijkers.Ga naar voetnoot16 Van 1975 tot 1987 las Simon Carmiggelt voor de vara voor uit eigen werk en werd daarmee een bekend gezicht op de Nederlandse televisie. Verder waren er tot het begin van de jaren tachtig nauwelijks televisieprogramma's waarin boeken of auteurs inhoudelijk gezien de hoofdmoot vormen. In 1963 en in 1968 zond de avro het programma Literaire ontmoetingen uit, gepresenteerd door | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hans Keller.Ga naar voetnoot17 Kortlopende reeksen werden in de periode 1975-1977 verzorgd door de ncrv met het programma Open boek, dat steeds een portret van een schrijver bevatte, en door de avro, die in 1978-1979 Het boek uitzond, waarin interviews werden gehouden met schrijvers die een zo breed mogelijk scala aan genres vertegenwoordigden. Na één seizoen werd dit programma omgevormd tot een cultureel magazine waarin ook vertegenwoordigers van andere kunstdisciplines aan het woord kwamen. Vanaf 1980 keerde het tij. Programma's over boeken werden vanaf toen regelmatiger uitgezonden. In de periode tot 2000 brachten de publieke omroepen in totaal 22 reeksen boekenprogramma's, waarbij een reeks wordt opgevat als een programma dat vier keer of vaker is uitgezonden (bijlage I).Ga naar voetnoot18 Wanneer we deze periode van twintig jaar in vier blokken van vijf jaar opdelen, valt op dat in 1980-1985 redelijk wat nieuwe programma's werden uitgezonden, zeven in totaal, maar dat 1990-1995 de meeste productiviteit laat zien (bijlage II). In deze periode werden negen nieuwe programma's gelanceerd, terwijl Van Dis in de ijsbreker, in 1983 onder de titel Hier is... Adriaan van Dis begonnen, nog tot 1992 doorliep. In de daaraan voorafgaande periode 1985-1990 was dit programma het enige boekenprogramma op de Nederlandse televisie. Het meest recente blok 1995-2000 bracht vijf nieuwe programma's, waarvan er twee door Michaël Zeeman werden gepresenteerd.Ga naar voetnoot19 Over de gehele periode bezien is de vpro de grootste leverancier van boekenprogramma's. Tien van de 22 programma's werden door deze omroep gemaakt. De NOS/NPS en de vara waren goed voor ieder drie programma's, de avro en de educatieve omroep RVU maakten er ieder twee,Ga naar voetnoot20 en de ncrv en de KRO zonden in het tijdsbestek van twintig jaar elk één boekenprogramma uit. De tros is de enige grote publieke omroep die geen enkel programma geheel gewijd aan boeken heeft verzorgd.Ga naar voetnoot21 Bob Bremer, hoofd Programma-ontwikkeling van de tros, zei in 1990: ‘Het gaat ons niet om het geld, maar het is erg moeilijk een boekenprogramma aantrekkelijk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een schrijverspanel buigt zich over taalkundige kwesties in het televisieprogramma Hou je aan je woord, 1961. Van links naar rechts Godfried Bomans, presentator Karel Prior, Hella Haasse, Karel Jonckheere (voorzitter), Victor van Vriesland en Harry Mulisch.
te visualiseren. En bovendien conflicteert het in wezen met het soort publiek waar wij ons op richten.’Ga naar voetnoot22 Hoe valt te verklaren dat op de Nederlandse televisie juist in de eerste helft van de jaren tachtig een bescheiden stroom boekenprogramma's op gang komt? Het derde net, dat meer zendtijd bracht en speciaal bedoeld was voor culturele en informatieve programma's, deed pas in 1988 zijn intrede.Ga naar voetnoot23 Wel kan worden vastgesteld dat de groei van het aantal boekenprogramma's op de Nederlandse televisie min of meer parallel loopt met de groeiende aandacht voor literatuur en cultuur in de schrijvende pers.Ga naar voetnoot24 Vanaf de jaren zeventig ruimden de redacties van dag- en weekbladen aanzienlijk meer plaats in voor de berichtgeving over boeken. Waar voorheen werd volstaan met een letterkundige kroniek of hoogstens een literaire pagina per week, gingen steeds meer bladen ertoe over een aantal pagina's literaire berichtgeving op te nemen. Uit onderzoek naar de ontwikkeling van de redactionele ruimte voor literatuur en andere kunstdisciplines in NRC Handelsblad, de Volkskrant, De Telegraaf en Algemeen Dagblad in de periode 1965-1990 blijkt dat de ruimte voor kunst in 1990 ruim twee keer zo groot was als in 1970.Ga naar voetnoot25 Deze uitbreiding hing onder meer samen met een verbreding van het in kunst en literatuur geïnteresseerde publiek. Nederlanders kregen in deze periode steeds meer geld en vrije tijd te besteden en ze waren steeds vaker - ook in literair en cultureel opzicht - hoger opgeleid.Ga naar voetnoot26 Verder spelen ook ontwikkelingen op het gebied van de productie en distributie van literatuur een rol. Een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
groeiend aanbod van goedkope literaire pocket- en paperbackuitgaven, het laagdrempeliger worden van de boekhandel, de succesvolle ‘revival’ van de boekenclubs en een sterke algemene groei van het aanbod van literatuur.Ga naar voetnoot27 Het is goed denkbaar dat de zendgemachtigden, gezien de algemeen groeiende belangstelling voor cultuur, de tijd begin jaren tachtig rijp achtten voor boekenprogramma's en meenden daarmee een redelijk kijkerspubliek te kunnen bereiken. Dit idee moet bij de vpro dan sterker geleefd hebben dan bij de andere omroepen, want deze omroep verzorgde in de periode 1980-1985 vier boekenprogramma's, de nos, vara en avro waren goed voor de andere drie programma's. Zoals gezegd ging de vpro, in tegenstelling tot de grote publieke omroepen, niet mee in het maken van programma's met een hoog amusementsgehalte. Deze zender profileerde zich als spreekbuis van progressieve, goed opgeleide jongeren en in de programmering werd ook sterk met deze doelgroep rekening gehouden. De begin jaren tachtig uitgezonden boekenprogramma's, gepresenteerd door respectievelijk Harry Mulisch, Adriaan van Dis en Frans Boenders, pasten binnen deze tendens (zie bijlage I). Dat geldt ook voor het programma Beeldspraak literair van de NOS, dat werd gepresenteerd door Wim T. Schippers. De andere twee programma's, Van boeken bezeten (avro) en Büch's boeken (vara), waren op een breder publiek gericht en bevatten dan ook meer elementen waarmee men zo'n breder publiek wilde aanspreken. Natuurlijk spelen bij de programmering van televisiezendtijd ook andere factoren een rol, zoals de regelgeving en de financiële ondersteuning van de overheid. Zo zou je verwachten dat het relatief grote aantal boekenprogramma's in de eerste helft van de jaren negentig mede verklaard kan worden doordat in 1988 het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroepproducties in het leven werd geroepen. Dit fonds, dat gedeeltelijk wordt gefinancierd uit ster-opbrengsten en jaarlijks over minimaal vijftien miljoen euro beschikt, geeft steun aan programma's met een hoogwaardig artistiek gehalte die niet tot het reguliere programma-aanbod behoren.Ga naar voetnoot28 Daarnaast moet de gevraagde subsidie in een redelijke verhouding staan tot de totale productiekosten en de eigen bijdrage van de omroep. In hoeverre hebben boekenprogramma's van het bestaan van het Stimuleringsfonds kunnen profiteren? In 1998 werd een overzicht gemaakt van alle programma's die sinds het bestaan van het fonds subsidie hadden gekregen. Daaruit blijkt dat boekenprogramma's maar zelden voor financiële ondersteuning in aanmerking kwamen.Ga naar voetnoot29 De literatuurmachine en Het land van herkomst (RVU, 1991 en 1993) kregen een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
subsidie van 280.000 gulden en Favoriete schrijvers (vara, 1992) kreeg 209.000 gulden.Ga naar voetnoot30 Hier speelt vermoedelijk mee dat het Stimuleringsfonds geen series ondersteunt die uit ‘praatprogramma's’ bestaan, de vorm waarin boekenprogramma's nu eenmaal vaak worden gegoten. Van het Stimuleringsfonds moesten boekenprogramma's het dus niet hebben, maar begin jaren negentig boden ook andere instanties af en toe soelaas. De mogelijkheid tot financiering kan ten grondslag hebben gelegen aan de voorzichtige groei van het aantal boekenprogramma's in deze periode. Vijf van de tien in deze periode uitgezonden programma's werden financieel of anderszins gesponsord. Zo werd het KRO-programma Ik heb al een boek mede mogelijk gemaakt door een subsidie van 50.000 gulden van het ministerie van WVC, terwijl de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (cpnb) een gedeelte van de publiciteit voor haar rekening nam.Ga naar voetnoot31 Hollands decor, door de avro uitgezonden, werd ook publicitair ondersteund door de cpnb en kreeg daarnaast medewerking van de anwb, die naar aanleiding van het programma wandel- en fietsroutes uitzette. Voor Boek in Waterland kreeg de ncrv per aflevering 10.000 gulden sponsorgeld van boekhandelsketen Libris, die in ruil daarvoor vijf seconden mocht gebruiken voor een reclame-uiting. Vanaf 1994 hield ook de Stichting Lezen zich bezig met het bevorderen van het lezen via radio en televisie.Ga naar voetnoot32 Het ministerie van OC&W stelde per jaar ruim twee miljoen gulden beschikbaar, afkomstig uit de rente van de reserves van de omroepbijdrage.Ga naar voetnoot33 Stichting Lezen adviseerde de Staatssecretaris met betrekking tot de besteding van dit geld en had daarbij een stimulerende taak. Omroepen waren zelf verplicht het merendeel van de productiekosten te dragen. In opdracht van de Stichting Lezen en de cpnb werd bijvoorbeeld een onderzoek verricht naar het effect op de boekenverkoop en op uitleencijfers van een tweede serie van Ik heb al een boek, die van november 1995 tot eind mei 1996 werd uitgezonden.Ga naar voetnoot34 In de pers werd enthousiast melding gemaakt van een gunstig effect op koop- en leengedrag, maar uit het onderzoek bleek dat met name een specifieke groep kijkers werd beïnvloed, namelijk hoger opgeleiden die toch al veel boeken kochten of leenden. Bij de uitleningen bleef | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het effect beperkt tot een kortstondige stijging van de uitleencijfers van één schrijver. Het betrof Henny Thijssing-Boer, een schrijfster van streekromans die toch al veel werden uitgeleend. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boeken en televisie: geen succesEen aantal van 22 boekenprogramma's over een periode van twintig jaar lijkt een rijke oogst, maar het is veelzeggend dat, op de vpro-programma's van Adriaan van Dis en van Michaël Zeeman na, geen enkel boekenprogramma succesvol genoeg was voor prolongatie. Alle programma's werden na een of twee seizoenen stopgezet, in een enkel geval werd een programma omgevormd tot een algemeen cultureel programma waarin ook andere kunstdisciplines aan bod kwamen. De conclusie dat televisie en boeken niet goed samengaan, lijkt onvermijdelijk. Maar waarom was het programma van Van Dis wel succesvol genoeg om het negen jaar lang vol te houden en waarom zijn andere programma's zo'n vroege dood gestorven? Hier is... Adriaan van Dis werd van maart 1983 tot mei 1992 door de vpro uitgezonden. Het haalde hoge kijkcijfers, in de hoogtijdagen meer dan een miljoen, en de waarderingscijfers lagen altijd ruim boven de zeven. Het programma wist een geweldige impuls aan de boekenbranche te geven. Boekblad, vakorgaan van de Nederlandse boekenbranche, becijferde dat het promotionele effect van Hier is... Adriaan van Dis voor zo'n vijftig miljoen gulden aan extra omzet had gezorgd.Ga naar voetnoot35 Voor een aantal schrijvers die te gast waren had het programma een aanwijsbaar positief effect op de verkoopcijfers van hun boeken, hetgeen werd aangeduid als het zogenaamde ‘Van Dis-effect’.Ga naar voetnoot36 Overigens hebben van dit effect maar relatief weinig Nederlandse auteurs kunnen profiteren. Per jaar werden gemiddeld negen Nederlandse tegenover zestien buitenlandse gasten uitgenodigd.Ga naar voetnoot37 Het overwicht van buitenlandse auteurs was volgens Van Dis zelf het gevolg van het feit dat Nederlandse uitgevers het programma erg onder druk zette: ‘Wij hebben altijd geprobeerd afstand te nemen. Maar je krijgt te maken met ongeduldige uitgevers die een half boek op je fax zetten, zodat je als je thuiskomt zeven meter papier in je werkkamer hebt liggen’.Ga naar voetnoot38 Het succes van het programma van Van Dis is niet eenduidig of objectief aanwijsbaar, maar er zijn wel factoren te noemen die vermoedelijk hebben bijgedragen aan het succes: een aansprekende presentator met kennis van zaken, interessante gas- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten die iets te vertellen hadden en de vaste zondagavond-programmering op prime time. Waren deze ingrediënten bij de andere boekenprogramma's afwezig of zijn er andere factoren die een rol hebben gespeeld bij het voortijdige einde van deze programma's? Hoe komt het dat een lange boekentraditie op de Nederlandse televisie in tegenstelling tot landen als Duitsland en Frankrijk ontbreekt?Ga naar voetnoot39 Adriaan van Dis in gesprek met Freek de Jonge tijdens een opname van Hier is... Adriaan van Dis in 1983.
In de eerste plaats is geopperd dat de presentatoren van boekenprogramma's niet goed waren toegerust voor hun taak. Hugo Brandt Corstius zei over de presentator van het door de vpro uitgezonden programma Tussen dag en nacht: Maarten 't Hart kan veel dingen, maar interviewen is daar niet bij. Waar Meijer [= Ischa Meijer] zijn gasten tot loslippigheid tracht te verleiden door een hoog tempo af te dwingen, daar brengt Maarten zijn gesprekspartners in een droomloze slaap door al zijn irrelevante opmerkingen driemaal te herhalen.Ga naar voetnoot40 En NRC-recensent Reinjan Mulder noemde Hans Born, voormalig reclametekstschrijver en presentator van Boek in Waterland ‘een gereformeerde droogstoppel, die aan de lopende band domme vragen stelt’.Ga naar voetnoot41 Natuurlijk zijn dit persoonlijke meningen, maar vast staat dat degenen die Nederlandse boekenprogramma's hebben gepresenteerd veelal niet waren geschoold als journalist, programmamaker of presentator. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de 22 boekenprogramma's uit bijlage I hadden er vier geen presentator.Ga naar voetnoot42 Voor de overige programma's werden mensen aangezocht die het schrijverschap zelf beoefenden (Harry Mulisch, Boudewijn Büch, Maarten 't Hart), die actief waren in het boekenvak (uitgever Martin Ros, criticus Michaël Zeeman en boekhandelaar Albert Hogeveen) of die hun sporen op een heel andere terrein hadden verdiend en bekendheid genoten als televisiepersoonlijkheid (Erik van Muiswinkel, Willem Nijholt, Hans Born, Midas Dekkers). Als tweede reden voor het zo jammerlijk falen van Nederlandse boekenprogramma's is vaak genoemd dat schrijvers geen goede sprekers zijn en het op televisie niet ‘goed doen’. Dat zal voor een aantal schrijvers ongetwijfeld het geval zijn, maar daar tegenover staat dat een aanzienlijk aantal van hen de weg naar Hilversum goed weten te vinden. Veel schrijvers zijn actief bezig met de promotie van hun eigen werk en zijn zich kennelijk goed bewust van het effect dat een televisieoptreden kan hebben. ‘Zet de televisie aan en al gauw duikt een pratend hoofd op. Dat hoofd behoort vaak een schrijver toe. Joost Zwagerman, Tom Lanoye, Manon Uphoff, Ronald Giphart - het zijn graag geziene gasten.’Ga naar voetnoot43 Ook Cornald Maas, eindredacteur van het vpro-cultuurmagazine De plantage, was van mening: ‘Er wordt altijd veel geklaagd door uitgevers, en door de cpnb, maar je kunt tegenwoordig geen programma aanzetten of er komt wel een schrijver opdraven’.Ga naar voetnoot44 Een andere veelgehoorde klacht is dat boeken zich slecht lenen voor een televisieprogramma omdat er nauwelijks een audiovisueel aspect aan een literair werk zit.Ga naar voetnoot45 Midas Dekkers was bijvoorbeeld van mening dat de bestaande boekenprogramma's op televisie eigenlijk radioprogramma's waren. Over zijn eigen op stapel staande programma zei hij: ‘Wij gaan het medium tv eindelijk gebruiken’, en: ‘Je moet geen lettertjes vertalen in een gesprek, dat is televisie van het jaar nul.’Ga naar voetnoot46 Door onder meer gebruik te maken van archiefbeelden en zich te richten op het maken van het boek zelf, hoopte Dekkers met Eerste druk met Midas een half miljoen kijkers te trekken. Hij maakte het programma samen met een driekoppige redactie bij productiemaatschappij ID&DTV, het werd uitgezonden op prime time en kreeg van de vara een flink budget mee, maar het trok niet genoeg kijkers en werd in 1999 na korte tijd weer van het scherm gehaald. De meest gebruikte vorm die de omroepen op de Nederlandse televisie voor boekenprogramma's hanteren is het interviewen van auteurs in een studio of op locatie. Een verwante vorm die regelmatig wordt gebruikt is het zo- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genaamde tafelgesprek. Onder leiding van een presentator vindt binnen de muren van een studio een discussie plaats met verschillende gasten, vaak afkomstig uit de wereld van het boek of de literaire kritiek. Door de jaren heen zijn er verschillende pogingen gewaagd om andersoortige progamma's te maken over boeken en literatuur. Daarbij stond het entertainmentgehalte
vaak hoog in het vaandel. Dit gebeurde bijvoorbeeld door een televisiepersoonlijkheid als presentator te nemen, door de inhoud gevarieerd te houden met korte en afwisselende items en door niet alleen schrijvers of critici maar ook lezers aan het woord te laten. De eerste reeks die een afwijkende formule kende was Büch's boeken, door de vara uitgezonden in 1984 en 1985. Een vast onderdeel van dit door Boudewijn Büch gepresenteerde programma was het ‘mimen’ van boektitels, die dan geraden dienden te worden door de kijker. Ook Ik heb al een boek behoorde tot deze categorie. Aad van den Heuvel en Erik van Muiswinkel, beiden al bekend door Ook dat nog, het consumentenprogramma van de KRO, prezen hierin op onorthodoxe wijze boeken aan samen met Martin Ros, oud-hoofdredacteur van uitgeverij De Arbeiderspers. Afwijkende formules hadden ook Hollands decor, waarin acteur Willem Nijholt een literaire wandeling maakte aan de hand van een bepaald boek,Ga naar voetnoot47 en Boek in Waterland, dat gedurende drie maanden eens in de twee weken werd uitgezonden door de ncrv en dat zich duidelijk richtte op een breed publiek: ‘Het programma gaat over wat men “literatuur” noemt. Het richt zich niet alleen op mensen die altijd al bezig zijn met literatuur. Het wil niet belerend zijn, niet elitair, maar juist heel open, en vooral toegankelijk.’Ga naar voetnoot48 Om dit te realiseren namen
‘Wat mag ik voor u inschenken: water of wijn?’ Gastheer Adriaan van Dis op het omslag van de vpro gids, 1985. Ontwerp: Ron van Roon.
de programmamakers regelmatig een kijkje in de boekenkast van een bekende Nederlander en lieten zij gedetineerden hun favoriete gedicht voorlezen. Een laatste oorzaak die is genoemd voor het mislukken van boekenprogramma's is het ongunstige tijdstip waarop ze worden uitgezonden. Een succesvol programma als dat van Adriaan van Dis werd wel op prime time uitgezonden, maar dat is geen garantie voor succes. Het in 1999 uitgezonden programma van Midas Dekkers was ook op een gunstig tijdstip te zien, maar trok niet voldoende kijkers. Feit is wel dat het overgrote deel van de boekenprogramma's heel vroeg of juist heel laat op de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
avond werd uitgezonden.Ga naar voetnoot49 Dertien van de 22 boekenprogramma's uit de periode 1980-2000 waren na half elf 's avonds te bekijken en tien van deze dertien programma's zelfs na elf uur. Drie programma's werden in de middag of vroege avond uitgezonden.Ga naar voetnoot50 Over het belang van de programmering van kunstprogramma's op een tijdstip dat de meeste kijkers voor de buis zitten, zijn de meningen verdeeld. Voor Hanneke Groenteman, presentator van het vpro-programma De plantage, staat de late programmering symbool voor de slechte en respectloze manier waarop de publieke omroepen met kunstprogramma's omgaan: ‘Persoonlijk zit ik al zeven jaar goed op zondagmiddag, maar als nieuw programma mag je het eerst een jaartje uitproberen. Vervolgens zetten ze je om twaalf uur 's nachts, of elke week op een ander tijdstip. Zo kun je toch geen publiek aan je binden?’Ga naar voetnoot51 Maar volgens Hella Liefting, eindredacteur van het NPS-kunstmagazine C-land, is een programmering van kunstprogramma's op prime time helemaal niet zo gunstig: Je kunt niet een breed publiek bereiken èn een debat voeren dat voor mensen uit het veld interessant is. Door op prime time uit te zenden, verplicht je jezelf de strijd aan te gaan om de kijkcijfers en dan ga je de concurrentie aan met alle andere prime time programma's op alle acht Nederlandse zenders. Voetbal en programma's als Big Brother worden daarmee de concurrenten en daar verlies je het zonder meer van.Ga naar voetnoot52 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot besluitMet kunst- en boekenprogramma's kun je geen groot publiek bereiken. Misschien is dit wel de belangrijkste reden voor het korte bestaan van deze programma's. Zelfs Adriaan van Dis zei met zijn programma - dat toch geldt als het meest succesvolle boekenprogramma op de Nederlandse televisie - een kijkdichtheid te hebben waarmee hij voor de vara, de avro of de tros niet eens een programma zou mogen maken.Ga naar voetnoot53 Uit onderzoek dat de Stichting Speurwerk in de jaren tachtig uitvoerde, bleek dat de televisie slechts in bescheiden mate gold als een bron van informatie over boeken.Ga naar voetnoot54 De reden hiervoor was dat televisieprogramma's over boeken door een groot deel van de Nederlandse bevolking niet werden gezien. De helft van de ondervraagden zei nooit naar boekenprogramma's te kijken en 31% deed dat naar eigen zeggen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
af en toe. Een op de vijf ondervraagden (18%) zei zeer vaak of geregeld te kijken naar boekenprogramma's zoals die van Adriaan van Dis of Boudewijn Büch. Met boekenprogramma's zal nooit een groot publiek bereikt kunnen worden. Dergelijke programma's hebben daarom geen hoge prioriteit voor omroepen die veel belang aan kijkcijfers hechten. En als ze al worden uitgezonden, krijgen ze weinig tot geen ruimte om zich ook op de langere termijn te bewijzen. Dat blijkt uit het roemloze einde van de meeste programma's die in de afgelopen twintig jaar de revue passeerden. Een nieuwe zenderindeling, een ander programma dat investeringen vereiste, slechte recensies of een presentator die het voor gezien hield, het was voldoende om een boekenprogramma van de buis te halen. Het valt niet te verwachten dat deze gang van zaken snel zal veranderen. Omroepen moeten bereid zijn commerciële overwegingen overboord te zetten en lagere kijkcijfers voor lief te nemen, en dat blijkt een steeds moeilijker punt te zijn. Zelfs voor de omroep die op het gebied van kunst- en boekenprogramma's een naam heeft hoog te houden. ‘Niet alleen kunstprogramma's, maar alle smalle programma's staan onder druk’, zegt Sybren Piersma, voorzitter van de vpro. ‘Ik zou ook liever minder over kijkcijfers en marktaandelen praten, maar door de concurrentie van de commerciëlen moeten we breed programmeren op prime time.’Ga naar voetnoot55 Zelfs Henk Kraima, directeur van de cpnb, heeft eieren voor zijn geld gekozen en geeft de voorkeur aan versnipperde aandacht voor boeken in reguliere programma's: ‘Als ik voor de extreme keuze zou staan, zou ik voor algemene talkshows kiezen en niet voor specifieke boekenprogramma's. Niet dat die niet welkom zijn, integendeel zelfs, maar met gespreide aandacht bereik je een veel groter publiek’.Ga naar voetnoot56 En dus lijkt het er sterk op dat het verlangen van Herman Franke (en vele andere boekenliefhebbers) naar een regulier en regelmatig boekenprogramma voorlopig niet zal worden ingelost. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage I Reeksen boekenprogramma's op de Nederlandse televisie van 1980 tot 2000Programma's die vaker dan vier keer werden uitgezonden, zijn in dit overzicht opgenomen. Ook programma's die onder een andere titel maar in feite als vervolg van een eerder programma zijn voortgezet, zijn als nieuw programma meegeteld.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage II Boekenprogramma's per blok van vijf jaar
|
|