Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 9
(2002)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
L.G. Saalmink
| |
[pagina 112]
| |
‘in 't algemeen voor onbetaamelijk gehouden word’ maar hij is ertoe overgegaan omdat het hem niet gelukt was exemplaren uit ‘Holland’ toegestuurd te krijgen. Nadrukken worden ook wel als roofdrukken aangemerkt en doorgaans is er inderdaad sprake van oneerlijke concurrentie, maar het nadrukken was aanvankelijk niet illegaal, behalve als er aan een bepaald boek een privilege voor een zekere periode was toegekend, en dat bezat Van Terveen niet voor de kindergedichten. In 1796 werd in een decreet van het Provinciaal Bestuur van Holland het kopijrecht geregeld en het nadrukken van in Holland gedrukte werken strafbaar gesteld. Aangezien Van Terveen in Utrecht was gevestigd, kunnen nadrukken uit Amsterdam of Leeuwarden strikt genomen ook dan nog niet als onwettig worden beschouwd. Pas volgens de regelgeving van 1803, 1814 en 1817 was het verboden om nadrukken te vervaardigen en te verkopen van werken die in Nederland het eigendom van een ander waren,Ga naar voetnoot4 en naar boekhandelsusance en naar redelijke maatstaven was Van Terveen de eigenaar van het kopijrecht van de kindergedichten. | |
NadrukkenDe eerste gedateerde nadruk die is overgeleverd, is een exemplaar van het Vervolg, verschenen in 1779 bij Arie Goejet te Amsterdam. Aangenomen mag worden dat er op dat moment ook al een Goejet-nadruk van de Proeve bestond. Er is ook een complete set bekend van een bij Goejet verschenen nadruk; de Proeve heeft daar de aanduiding ‘Zevende druk’, maar bevat geen jaartal, het Vervolg heeft het jaartal 1793, het Tweede vervolg heeft ook geen jaartal. Deze zevende druk van de Proeve moet inderdaad beschouwd worden als de zevende bij Goejet verschenen druk; het is niet zo dat Goejet gewoon de zevende druk van Terveen, met de drukaanduiding, heeft nagedrukt.Ga naar voetnoot5 Het belang van deze vaststelling is dat er naast de herdrukken van de Proeve van Van Terveen die elkaar in hoog tempo opvolgden, dus ook nog (tenminste) zeven drukken van de Proeve bij Goejet zijn verschenen. Van het Vervolg van Goejet is behalve de twee drukken uit 1779 en 1793 nóg een druk overgeleverd.Ga naar voetnoot6 Van het Tweede vervolg van Goejet is vooralsnog maar één druk bekend. Het talrijkst zijn de nadrukken op naam van J. Woertman of Wortman te Amsterdam (zie bijlage II en voor het fonds van Woertman bijlage III). Twee nadrukken met het jaartal 1798 zijn bij Woertman uitgegeven (1798-W1 en 1798-W2). Tot dus- | |
[pagina 113]
| |
verre was niet bekend dat er tenminste acht ongedateerde nadrukken zijn geweest met als naam van de uitgever J. Wortman (18XX-W3 t/m 18XX-W10).Ga naar voetnoot7 Uit 1800 is overgeleverd een nadruk verschenen bij S. en W. Koene, te Amsterdam, ‘op de Lindegragt’ (1800-K1). Dezelfde firma publiceerde ook een ongedateerde nadruk, die vanwege het adres, ‘in de Boomstraat’, tussen 1801 en 1810 moet worden gedateerd (180X-K2).Ga naar voetnoot8 Deze laatste druk bevat, in tegenstelling tot de andere nadrukken die niet geïllustreerd zijn, elf houtsneeplaatjes in de tekst die echter niet bij de gedichten passen. | |
De stamboom of de lof der variantenDe nadrukken gaan uiteindelijk allemaal terug op de drie deeltjes in octavo, verschenen bij Van Terveen in Utrecht: Proeve (1778), Vervolg (1778) en Tweede vervolg (1782). Weliswaar is in 1787 bij Van Terveen een druk in duodecimo onder de titel Kleine gedichten voor kinderen verschenen, waarin geen scheiding meer tussen de drie deeltjes aanwezig is, maar voor de tekst van de nadrukken is die uitgave niet gebruikt, want daarin is een andere voorrede opgenomen die in de nadrukken niet voorkomt.Ga naar voetnoot9 De nadrukken zijn tot stand gekomen zonder medeweten en medewerking van Van Alphen en de varianten uit de nadrukken zijn dus niet door hem geautoriseerd. Eerst moet worden vastgesteld hoeveel verschillende edities er van de nadrukken zijn, juist omdat er in dit geval zoveel ongedateerde nadrukken zijn, en vervolgens moet de onderlinge (chronologische) verhouding daarvan worden onderzocht door middel van variantenonderzoek op grond waarvan een stamboom kan worden ontworpen. De stamboom ziet eruit als op bijgaand schema. Op twee plaatsen moet of kan het bestaan van een niet overgeleverde druk worden aangenomen. De stamboom loopt niet overal in rechte linie en er zijn ook uitgestorven linies. Ik heb zo nauwkeurig mogelijk verslag gedaan van mijn bevindingen, maar omdat het hier gaat om een nogal uitvoerige en technische uiteenzetting verwijs ik daarvoor naar bijlage I. | |
[pagina 114]
| |
Stamboom van de nadrukken van Goejet, Koene en Wo(e)rtman.
| |
DateringOmdat Goejet tot 1795 in Amsterdam heeft gewerkt en vanaf 1796 in Amstelveen,Ga naar voetnoot10 kunnen we veilig aannemen dat de overgeleverde Goejet-nadrukken die in Amsterdam zijn uitgegeven, chronologisch voorafgaan aan de edities van Woertman van 1798, en dat blijkt ook uit de tekstgeschiedenis. Woertman heeft van 1788 tot 1793 vijf titels op de markt gebracht (zie bijlage III) en vervolgens staan in 1798 twee nadrukken van Van Alphen op zijn naam. Na 1798 is van Wo(e)rtman geen enkele activiteit als uitgever of boekhandelaar aanwijsbaar.Ga naar voetnoot11 Aangezien de ongedateerde Wortmandrukken (W3-W10) in de tekstoverlevering ná de drukken van 1798 komen, kan Woertman daarvan redelijkerwijs niet de uitgever zijn. Maar er is wel gehandeld in | |
[pagina 115]
| |
Wortman-uitgaven van de kindergedichten. In 1823 ontving de oorspronkelijke uitgever Van Terveen een brief ondertekend: E.V.D.J. (= Een Vriend der Jeugd), waarin erop werd aangedrongen dat Van Terveen een goedkope schooluitgave op de markt zou brengen, wat inderdaad in 1824 is gebeurd.Ga naar voetnoot12 ‘Daarenboven zoude die goedkooper uitgave de beide nadrukken, op welker titel te lezen staat: Te Amsterdam bij J. Wortman, een langverdienden slag toebrengen.’ In 1827 meldde dezelfde briefschrijver, die nu ondertekende met W.C. de Vletter, te weten van ‘vierderlei nadrukken’ van Van Alphen, die in prijs varieerden van 30 tot 45 cent, terwijl de schooluitgave van Van Terveen slechts 27½ cent kostte. Exemplaren van zo'n nadruk waren toen gewoon te koop: een collega-onderwijzer had zijn leerlingen aangespoord de kindergedichten van Van Alphen te kopen en noemde, om hen daartoe nog sterker aan te moedigen, eenen, in de nabijheid der Schole zich bevindenden Boekwinkel, waar zy dat boekje zeker zouden kunnen bekomen. Den eerstvolgenden schooltijd bragt een twintigtal het gekochte mede, - doch, - de Boekverkooper had hen een nadruk in de handen gespeeld, welken hij niet verkiest terug te nemen. Links
Titelpagina van de eerste Woertman-druk, 1798. Collectie en foto: KB, Den Haag. Rechts Titelpagina van de tweede Woertman-druk, 1798. Collectie en foto: KB, Den Haag. We beschikken over een paar externe gegevens voor de datering van de drukken zonder jaartal. Een van de bewaard gebleven exemplaren van druk W4 bevat een eigendomsverklaring uit 1813, dus die druk kan niet van later dan 1813 zijn. De Vletter bezat in 1827 vier Wo(e)rtman-nadrukken en wees in elk van die nadrukken een aantal fouten aan in zijn brief aan uitgeverij Van Terveen; op grond daarvan kan worden vastgesteld dat hij beschikte over de drukken 1798-W2, W4 (vóór 1814), W8 óf W10, en W9. De drukken W2, W4, W10 en W9 zijn gemakkelijk van elkaar te onderscheiden, omdat ze alle vier op de titelpagina een verschillend vignet hebben. W8 heeft hetzelfde vignet als W4 en daarom ga ik ervan uit dat De Vletter druk W10 | |
[pagina 116]
| |
(met een ander vignet) bezat, want hij zal het niet nodig hebben gevonden een druk aan te schaffen die hij al meende te hebben. Dit betekent dat de drukken W9 en W10 niet later dan 1827 gedateerd kunnen worden. Behalve W8 hebben ook W3 en W5-W7 hetzelfde vignet als W4, maar uit de omstandigheid dat De Vletter deze drukken niet in zijn bezit had, kan niet worden afgeleid dat ze alle ná 1827 gedateerd moeten worden, aangezien De Vletter deze drukken als identiek beschouwd zal hebben met een druk die hij al wél in eigendom had. Het is echter mogelijk dat de drukken W5-W7 een late fase in de tekstgeschiedenis vertegenwoordigen (zie bijlage I). In 1805 verscheen het Woordenboek voor de Nederduitsche spelling van Matthijs Siegenbeek. Als we kunnen vaststellen in welke Wo(e)rtman-druk de ‘officiële’ nieuwe spelling voor het eerst is gevolgd, hebben we dus een aanwijzing voor de datering daarvan in handen. Ik heb geen reden aan de datering van de drukken W1 (1798) of K1 (1800) te twijfelen, en de spelling-Siegenbeek wordt daarin dan ook niet gevolgd.Ga naar voetnoot13 In de drukken K2 en W3-W10 is duidelijk - in het algemeen - de spelling-Siegenbeek gevolgd. Bij druk W2 (1798) is het beeld, als we naar woorden kijken die volgens Siegenbeek al of niet met g of ch geschreven moesten worden, minder duidelijk.Ga naar voetnoot14 Maar omdat in W2 niet de typerende Siegenbeek-spellingvormen met ij in plaats van i bij woorden als ‘groeijen’ voorkomen, kunnen we concluderen dat in W2 de spelling-Siegenbeek niet is gehanteerd. Het is echter wel merkwaardig dat er tussen twee drukken met het jaartal 1798 nogal wat tekstuele verschillen zijn. Mogelijk moet druk W2 dus toch wat later worden gedateerd, laten we zeggen circa 1800. Druk K2 moet op grond van de spelling gedateerd worden na 1805 en op grond van het adres niet later dan 1810. Druk W3, de eerste editie van de groep W3-W7, moet ná K2 worden gedateerd, dus circa 1810. Druk W4 moet ná W3 worden gedateerd en op grond van de al genoemde eigendomsverklaring vóór 1814. In de tijd van de Franse inlijving bestond er strenge wetgeving betreffende de drukpers, maar omdat het hier ging om een (ongedateerde) druk met een normaal uitziend zij het in feite fictief impressum, kan W4 toch wel in deze jaren, circa 1812, zijn ontstaan.Ga naar voetnoot15 Druk W8 kan circa 1820 zijn geproduceerd. De drukken W9 en W10 moeten in 1827 in het bezit van De Vletter zijn geweest. De drukken W5-W7 zijn ook van latere datum dan W3 en moeten mogelijk ook na 1827 worden gedateerd. De nadrukken zijn steeds gebaseerd op eerdere nadrukken. De uitgaven van ‘of- | |
[pagina 117]
| |
ficiële’ uitgever Van Terveen met het jaartal 1787 en 1821 noch zijn schooluitgave van 1824 spelen in de tekstoverlevering van de nadrukken een rol. Toch is het opmerkelijk dat die schooluitgave van 1824 dezelfde katernopbouw en paginering heeft als W9. Afgezien van een enkele regel verloop hier en daar komt ook de mise-en-page van beide drukken overeen. Op het eerste gezicht, dus afgezien van de tekst, zou de ene een page-for-page reprint van de andere kunnen zijn. De drukken W2 en W3-W8 en W10 hebben 64 pagina's, en dat W9 net als de schooluitgave van Van Terveen 72 pagina's heeft, is er dunkt me een aanwijzing voor dat W9 gemodelleerd is naar die schooluitgave en op school daarnaast gebruikt kon worden. Daarom heeft de nadrukker zijn uitgave omvangrijker dan al bestaande nadrukken gemaakt. Druk W9 zou dan gedateerd moeten worden tussen 1824 en 1827 (toen hij in het bezit was van De Vletter). Dat Van Terveen vanaf 1824 zelf goedkope schooledities heeft gepubliceerd, zal zeker invloed hebben gehad op het debiet van de nadrukken. Niettemin werd in 1842 bij de Wed. Jongkindt in Middelburg nog een nadruk aangetroffen. Het bestuur van de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels berichtte aan Van Terveen dat de weduwe een paar exemplaren daarvan na het overlijden van haar man te goeder trouw had verkocht. Er kon niet worden vastgesteld van wie Jongkindt de nadruk had gekocht, maar er zouden ‘in Zeeland nasporingen worden gedaan of daar ook nog meerdere soortgelijke nadrukken van Van Alphen voor handen zyn, in welk geval door ons geene maatregelen zullen worden verzuimd om vooral den drukker daarvan op te sporen, en tevens de verkoopers te vervolgen.’ Het ging hier dus om een nadruk zonder, of met een vals of fictief impressum, dus wellicht een Wortmandruk. De Wortman-drukken die De Vletter in 1827 niet bezat, kunnen (deels) na 1827 worden gedateerd en het is daarom mogelijk dat de laatste Wortman-nadrukken omstreeks 1840 zijn verschenen. | |
VerdachtenDe ongedateerde Wortman-nadrukken hebben meestal hetzelfde titelvignet en ook op grond van de teksttraditie neem ik vooralsnog aan dat deze drukken door één drukker-uitgever op de markt zijn gebracht. Die moet dan al vóór 1814 werkzaam zijn geweest (gezien de eigendomsverklaring in een exemplaar van W4) en mogelijk ook nog omstreeks 1840. Vanwege de regelgeving van 1803, 1814 en 1817 die nadrukken verbood, konden nadrukken niet meer op naam van de nadrukker verschijnen en daarom kozen de producenten van de Wortman-nadrukken voor een nog vagelijk bekende maar in feite fictieve naam.Ga naar voetnoot16 Wie zou er verantwoordelijk kunnen zijn voor het drukken en verspreiden van de Wortman-nadrukken? Gerbrand Roos te Amsterdam heeft een uitgave verzorgd van een aantal van de kindergedichten waarvan de tekst op muziek was gezet door B. Ruloffs. De bladen | |
[pagina 118]
| |
met muziek zijn in enige exemplaren ingevoegd in een Wo(e)rtman-druk. Al in 1794 was Roos door Van Terveen gekapitteld over het gebruik van een Goejet-nadruk voor zijn muziekuitgave, en Roos heeft toen onder meer geantwoord dat de formulering ‘Gedrukt voor Arie Goejet’ naar hij meende betekende dat de Goejet-uitgave met voorkennis van Van Terveen was uitgebracht.Ga naar voetnoot17 Maar op de fondsveiling bij Roos' faillissement in 1808 werd de muziekuitgave verkocht.Ga naar voetnoot18 Weliswaar is in een advies over Amsterdamse boekhandelaren uit 1811 over Roos gezegd dat hij ‘een schandvlek’ voor de boekverkopers was,Ga naar voetnoot19 maar omdat hij in 1820 is overleden,Ga naar voetnoot20 kan hij niet de uitgever zijn van de Wortman-drukken die nadien zijn uitgegeven. Links
Titelpagina van de eerste Koene-druk, 1800. Collectie en foto: UB Amsterdam. Rechts Titelpagina van een ongedateerde Wortman-druk met het meest voorkomende vignet (18XX-W4). Collectie en foto: UB Amsterdam. De uitgever Van Terveen behoorde tot de eerste leden van de in 1815 opgerichte Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels, en blijkbaar heeft hij meteen de steun van de Vereeniging gezocht tegen de Van Alphen-nadrukken, want in een brief van 12 juni 1818 schreef de voorzitter van de Vereeniging, Johannes van der Hey, aan Van Terveen dat de advocaat Van Hall ‘een allereerste druk [dient] te hebben en alle zodanige andere papieren en bewyzen die gy hebt’ (met betrekking tot het kopijrecht van de kindergedichten). ‘Zend my die spoedig en gy kunt verzekerd zyn dat vriend Koene dezelve weg op gaat als Noman [een andere nadrukker], ik heb er regt pleizier in zulke schoften na te ryden.’ Uit het gedrukte jaarverslag uit augustus 1818 blijkt dat de Vereeniging inderdaad is opgetreden tegen Barend Koene, die een nadruk in voorraad had, uitgegeven door zijn voorgangers S. en W. Koene (waarschijnlijk K2). Barend Koene heeft toen verklaard ‘zich nimmer te zullen schuldig maken, aan eenigen Nadruk hoegenaamd’. Omdat hij in 1818 de nadruk van zijn voorgangers nog bezat, kan Barend Koene niet óók de uitgever zijn van de Wortman- | |
[pagina 119]
| |
drukken die omstreeks die tijd in omloop waren. Vervolgens heeft Van der Hey in 1825 een brief aan Van Terveen geschreven over zijn kennelijke pogingen de identiteit van de uitgever van de Wortman-nadrukken te achterhalen. ‘Ik heb Molenyzer by my ontboden en deze heeft stijf en strak staande gehouden, dat hy nog alleen nu en dan 1 Exemplaar verkoopt van die hy in vroeger Jaren van Elwe gekogt heeft en zegt ons in Regten te zullen afwagten.’ Jan Barend Elwe, die in 1816 is overleden en dus niet lang genoeg werkzaam is geweest om de uitgever van de latere Wortman-drukken te kunnen zijn,Ga naar voetnoot21 is in een kwaad daglicht gesteld in een smaadschrift, waarin wordt gezegd dat hij ‘naa nog eenige Copytjes nagedrukt, en zo wat paskwilletjes en andere vodden uitgegeeven te hebben, digt by het Raadhuis van A....... kwam woonen.’ Ook zou hij uit het boekverkopersgilde ‘geremoveerd’ zijn.Ga naar voetnoot22 Bovendien had Elwe er belang bij exemplaren van de kindergedichten tot zijn beschikking te hebben omdat hij blijkens de veiling van zijn fonds in het bezit was van de muziekuitgave van Ruloffs, waarvan de bladen desgewenst bij de kindergedichten konden worden ingevoegd.Ga naar voetnoot23 Opmerkelijk is in de Koene-druk K2 en de Wortman-drukken W3 tot W10 het gebruik van verkleinwoorden met het achtervoegsel -tje, waar de drukken van Van Terveen, Goejet, Woertman-1798-1/2 en Koene-1800 -pje gebruiken: ‘bloemtjes’, ‘rijmtjes’, ‘wormtjes’.Ga naar voetnoot24 In enige Elwe-uitgaven komen verkleinwoorden met -tje voor, met name in uitgaven van de broodschrijver Lieve van Ollefen (1749-1816). Ik heb ze aangetroffen in de Bibliotheek der kinderen, of Verzameling van mengelstoffen, geschikt voor de opvoeding der jeugd, door L.v. Ollefen (1782) en in de Uitmuntende verzameling, van fabelen en vertelselen..., door den Schryver van de Bibliotheek der kinderen [= L. van Ollefen] (1780).Ga naar voetnoot25 Mijn veronderstelling is dat Van Ollefen de kindergedichten heeft geredigeerd voor Elwe, van wie Moolenijzer zijn exemplaren heeft gekocht. Moolenijzer verschool zich achter Elwe, maar dat betekent niet dat hij onschuldig was. In het advies van 1811 wordt over Moolenijzer gezegd: ‘heeft wel het een [en] ander dubbelzinnigs uitgegeven; ingezien is hij na herhaalde waarschouwingen wijzer geworden’.Ga naar voetnoot26 Moolenijzer kan ook wel nadrukker zijn geweest en hij is bovendien | |
[pagina 120]
| |
lang genoeg werkzaam geweest om een reeks Wortman-drukken te hebben kunnen verzorgen. Dat geldt tevens voor een andere kandidaat die Van der Hey op het oog had. Want in de bovengenoemde brief aan Van Terveen schreef hij ook: ‘Zie hier het antwoord van Schalekamp’. De brief van Van der Hey, die niet is overgeleverd, werd beantwoord door S. Hanssen, die in de jaren 1824 en 1825 compagnon was in de firma Schalekamp en Van de Grampel: Den Heer van de Grampel uit de stad zynde, ben ik zoo vry geweest het door Ued. aan hem gerigte briefje te openen en heb daarin met verwondering den inhoud gelezen. Hoe wel my niet bewust is wat myn Compagnon met den Heer Terveen heeft verhandeld, zoo is het my nochtans onbegrypelyk voorgekomen, dat hy zoude weten wie nadrukker was of geweest is van de Kindergedichtjes. - Nagedrukt dit weet den Heer Terveen zeer goed is het niet en welke Boekverkooper het nog zal durven wagen dit te ondernemen kan ik niet voorzeggen, voor als nog weet ik voor my zelve daar van hoegenaamd geen spoor is, doch den Heer Terveen zal het verkeerd begrepen hebben. Gelet op het aantal Wortman-drukken en de jarenlange verspreiding daarvan kan er nauwelijks sprake zijn van een goed bewaard geheim tussen één drukker-uitgever en een paar complotterende boekhandelaren. Het is aannemelijk dat het hier ging om een omvangrijk grijs circuit. Daarom moet de firma Schalekamp en Van de Grampel, die sinds jaar en dag een aanzienlijk fonds van kinder- en schoolboeken voerde, toch tenminste van het bestáán van de Wortman-nadrukken op de hoogte zijn geweest. Mogelijk hebben Schalekamp en Van de Grampel wel in Wortman-nadrukken gehandeld, ofschoon ook het verhandelen van nadrukken verboden was. Maar als de heren niet wilden prijsgeven wie de uitgever van de Wortman-nadrukken was, konden ze zich beter helemáál van den domme houden.Ga naar voetnoot27 Een laatste verdachte is Johannes Noman te Zaltbommel, later J. Noman en Zoon, die in 1816 al vanwege zijn nadrukken met de Vereeniging in aanvaring is geweest.Ga naar voetnoot28
De drukken W1 (Woertman) en K1 (Koene) hebben elk drie (gelijkluidende) titelpagina's. De (kleine) titelgravures op de tweede en derde titelpagina's van beide druk- | |
[pagina 121]
| |
ken zijn identiek. S. en W. Koene hebben dus gebruikgemaakt van de gravures die eerder in het bezit van Woertman of diens drukker waren. De drukken van Woertman en Koene vertonen dus niet alleen in tekstueel opzicht verwantschap maar ook in het gebruik van het illustratieve materiaal. Het is raadzaam voorzichtig te zijn met het trekken van conclusies uit de aanwezigheid van een bepaald vignet in uitgaven van verschillende uitgevers. Immers, het rocaille-vignet (ornament met schelpmotieven) dat de titelpagina van de afzonderlijke uitgaven siert van de Proeve, het Vervolg en het Tweede vervolg verschenen bij Van Terveen, komt ook voor op de titelpagina's van de uitgaven van het Vervolg uit 1779 en het Tweede vervolg (zonder jaar) verschenen bij Goejet in Amsterdam, en bovendien bij de eerste uitgave met muziek van Van Alphens kindergedichten, in 1780 verschenen bij Izaac de Jongh te Amsterdam.Ga naar voetnoot29 Het lijkt onwaarschijnlijk dat zowel De Jongh als Goejet zich tot de drukker die voor Van Terveen werkte, hebben gewend om bij hem hun uitgaven te laten verzorgen. Het vignet zal bij meer dan één drukker voorhanden zijn geweest, en Goejet en De Jongh hebben het waarschijnlijk gebruikt om hun uitgaven een zekere authenticiteit te verlenen. Om te proberen toch wat meer duidelijkheid te krijgen, heb ik van elk van de verdachte uitgevers enige (kinder)boeken bekeken. Het vignet op de titelpagina van de Wortman-drukken W3-W8 is ook gebruikt in de Verzameling van Nederlandsche tafereelen van kunsten, ambachten en bedrijven, 4 dl., uitgegeven te Zalbommel bij Johannes Noman, 1828-1830.Ga naar voetnoot30 Het vignet op de omslag van druk W5 is ook te vinden in een aantal andere Noman-uitgaven, te weten: P.N. Muyt, Algemeene wereldgeschiedenis voor de Nederlandsche jeugd, 2e verb, en verm. dr., 1828;Ga naar voetnoot31 P.N. Muyt, Reizen om de wereld voor de jeugd, uit Cook, en uit anderen der nieuwste reisbeschrijvingen getrokken, dl. 1, 1825; P.N. Muyt, Merkwaardigheden uit de vaderlandsche geschiedenis, van vroegere tijden af, tot op den Slag van Waterloo, 1824;Ga naar voetnoot32 Verzameling van Nederlandsche tafereelen, 4 dl., 1828-1830. Het vignet op het omslag van druk W7 komt ook voor in P.N. Muyt, Reizen om de wereld voor de jeugd, dl. 1, 1825 en in de Verzameling van Nederlandsche tafereelen, 4 dl., 1828-1830.
De eerste Amsterdamse nadrukken van Van Alphen zijn uitgegeven door Arie Goejet. De niet overgeleverde druk (X) waarop de drukken Woertman-1 en Koene-1 teruggaan, zou ook nog van Goejet kunnen zijn. Na diens vertrek naar Amstelveen heeft Woertman het nadrukken voortgezet, op de voet gevolgd door S. en W. Koene, die ook de beschikking hadden over het illustratieve materiaal gebruikt voor de druk W1. Aan de tweede druk van Koene (K2) kan een niet overgeleverde druk Y vooraf- | |
[pagina 122]
| |
gaan, die ik zou willen toeschrijven aan Elwe, die als enige zonder omwegen (door Moolenijzer) als Van Alphen-nadrukker is aangewezen. Druk Y zou geredigeerd kunnen zijn door Lieve van Ollefen. Omdat Barend Koene in 1818 nog in het bezit was van de S. en W. Koene-druk K2 acht ik het onwaarschijnlijk dat hij verantwoordelijk is voor de ongedateerde Wortman-drukken. Dat een vignet dat voorkomt in die ongedateerde Koene-uitgave ook figureert in de beide delen van P.N. Muyt, Reizen om de wereld voor de jeugd, bij Noman uit 1825,Ga naar voetnoot33 schrijf ik toe aan de omstandigheid dat hetzelfde vignet bij verschillende drukkers voorradig kon zijn. Maar omdat drie vignetten die voorkomen in één of meer van de ongedateerde Wortman-drukken W3-W8 ook aangetroffen worden in één of meer boeken uit het fonds van Noman, ben ik geneigd de bedoelde Wortman-drukken toe te schrijven aan Noman. Aangezien Noman een groot fonds van school- en kinderboeken bezat, moet hij bovendien over voldoende distributiemogelijkheden hebben beschikt. De bovengenoemde Pieter Nicolaas Muyt (1785-1824)Ga naar voetnoot34 verzorgde veel schoolboeken voor Noman. Mogelijk heeft hij geprobeerd de tekstcorruptie te herstellen die ontstaan was door het wegvallen van de regel ‘Aan u een voorbeeld geven’ in De zwaluwen (zie bijlage I). In dat geval zal druk W5, de eerste waarin het zinsverband is hersteld, niet later dan 1824 kunnen worden gedateerd. Een vignet dat voorkomt op het omslag van W8, staat ook op de titelpagina én het omslag van W10. Ook al omdat de drukken W8 en W10 nauw met elkaar verwant zijn, ben ik geneigd ook W10 aan Noman toe te schrijven. Druk W9 is ook een nakomeling van W8 (al kunnen W9 en W10 niet als kopij voor elkaar hebben gediend), maar heeft als enige van de ongedateerde Wortman-drukken (en net als de schooluitgaven van Van Terveen) 72 pagina's. De sterk op elkaar lijkende vignetjes op de titelpagina en het omslag van W9 heb ik vooralsnog niet met Noman of een andere uitgever in verband kunnen brengen. Het is goed denkbaar dat W9 aan een andere uitgever moet worden toegeschreven dan die van W3-W8 en W10. | |
Tot slotNu de onderlinge verhouding van de Goejet-, Koene-en Wo(e)rtman-nadrukken is vastgesteld en een betere datering is voorgesteld, blijken de Wortman-drukken geen ‘gewone’ nadrukken te zijn maar raadselachtige, clandestiene uitgaven. Hoe groot het aandeel van de nadruk in de hele boekhandel was, is moeilijk te zeggen, maar de nadrukken van de kindergedichten van Van Alphen bleven verschijnen ook nadat wettelijke bepalingen tegen het nadrukken tot stand waren gekomen. Voor Van Terveen moeten de nadrukken eerder een plaag dan een plagerijtje zijn geweest. Omdat hij zich beschouwde als de eigenaar van het kopijrecht (ook van de vertalingen), spande hij uiteindelijk in 1851 een proces aan tegen de Rotterdamse uitgever J.A. van Belle, die een Franse vertaling op de markt had gebracht. Het paradoxale is dat in hoger | |
[pagina 123]
| |
beroep werd bepaald dat Van Terveen niet overtuigend kon aantonen dat hij dat kopijrecht inderdaad bezat.Ga naar voetnoot35 Een overweging bij dat vonnis was dat het ‘niet onaannemelijk’ was dat Van Alphen geleid door de verwachting van het nut, hetwelk zijne gedichten voor de jeugd zouden mogen aanbrengen, de verspreiding door het niet-vragen van een octrooi, zooveel mogelijk heeft pogen te bevorderenGa naar voetnoot36 Van Belle heeft vervolgens ook een Nederlandstalige uitgave op de markt gebracht en in een prospectus beweerd dat Van Alphen gewild zou hebben dat ieder zich zou beijveren ‘dat lieve boekje niet alleen in de woningen der rijken, maar ook in de hutten der armen te voeren’.Ga naar voetnoot37 Naar aangenomen mag worden heeft de patriciër Van Alphen ‘nimmer enig honorarium van zijn boekverkoper bedongen of ontvangen’.Ga naar voetnoot38 Maar hij kon bij Van Terveen wel zeggenschap hebben over de (tekstuele) verzorging van zijn bundeltjes, en hij heeft kennelijk ingestemd met de waarschuwing tegen nadrukkers die al in de eerste druk van het Vervolg is opgenomen. Daar komt bij dat Van Alphen in de inleiding bij zijn bundeltje Ter gedagtenis (1800) heeft geschreven dat hij van deze privé-uitgave exemplaren liet bijdrukken door de Haagse boekverkopers Thierry en Mensing om geen aanleiding te geven ‘tot eenen nadruk’.Ga naar voetnoot39 Van Alphens beoogde lezertjes waren kinderen van welvarende ouders, en Van Terveen heeft zijn bundeltjes in de hogere prijsklasse verkocht. Dit geldt zeker voor de uitgaven ‘met de ons zo vertrouwde plaatjes’.Ga naar voetnoot40 Toch staat vast dat de kindergedichten al spoedig na verschijning werden aanbevolen als schoolboek of als prijsboek voor de scholen.Ga naar voetnoot41 De nadrukkers exploiteerden dus een deel van de markt waarop Van Terveen niet actief was en zij wilden die markt niet prijsgeven, ook niet nadat het nadrukken verboden was en nadat Van Terveen zelf met zijn schooluitgaven was begonnen. | |
Bijlage I Varianten en stamboomDe complete set van de nadruk van Goejet heeft drie afzonderlijke titelpagina's: Proeve, Vervolg en Tweede vervolg. De omvangrijkste van de twee edities van 1798 van Woertman (102 p., 1798-W1) en de druk uit 1800 van Koene (102 p., 1800-K1) | |
[pagina 124]
| |
hebben ook nog drie afzonderlijke titelpagina's, de titel daarvan is echter steeds: Kleine gedichten voor kinderen, door Hieronimus van Alphen. Net als bij de uitgaven van Van Terveen begint elk gedicht in de drukken met drie titelpagina's van Goejet, Woertman en Koene in principe op een nieuwe pagina, maar bij de nadrukken wordt daar rond pagina 50 tijdelijk van afgeweken om ruimte te winnen. De drukken met een ‘luxe poëzie-layout’, dus ook die van Van Terveen, hebben in de inhoudsopgave abusievelijk ‘Flipje, de tuinman, en zijn vader’, want de titel van het gedicht luidt in de bundel zelf ‘Flipje, de vader, en de tuinman’. De overige Wo(e)rtman-drukken (1798-W2, 18XX-W3-W10) en de ongedateerde Koene-druk (180X-K2) hebben slechts één titelpagina en de gedichten worden daarin gewoon achter elkaar afgedrukt. Ze tellen dus ook minder pagina's (64, 72 of 80). In de inhoudsopgave van deze nadrukken is de titel van het voorlaatste gedicht correct ‘Flipje, de vader, en de tuinman’. Op een aantal plaatsen wijkt de redactie van de overgeleverde complete set van Goejet-nadrukken af van die van Van Terveen (1778-1782) en wordt de redactie van Goejet in alle bekende Wo(e)rtman/Koene-nadrukken gevolgd, bijvoorbeeld in ‘Alexis’ staat bij Van Terveen ‘doorgaands’ naast de lezing van Goejet/Wo(e)rtman/Koene ‘doorgaans’ en in ‘Het zieke kind’ staat bij Van Terveen ‘worde ik wakker’ naast ‘word ik wakker’ bij Goejet/Wo(e)rtman/Koene.Ga naar voetnoot42 Alle Wo(e)rtman/ Koene-nadrukken wijken echter af van de druk van Goejet, onder andere omdat in het ‘Voorberigt’ in de Duitse titel van de door Van Alphen gebruikte bundel van Weisse steeds staat ‘kinderen’ in plaats van ‘kinder’ (Terveen en Goejet) en omdat in de ‘Brief van Carel’ in de regel ‘Smaakt in ziekte zelfs genoegen’ (Terveen en Goejet) overal de lezing ‘ziels genoegen’ voorkomt. Hieruit kan worden afgeleid dat de drukken van Goejet voorafgaan aan de drukken van Wo(e)rtman en Koene. De gedateerde drukken van Woertman en Koene vormen samen een groep ten opzichte van de ongedateerde Koene- en Wortman-drukken. Dit blijkt uit de volgende voorbeelden: Van Alphen schrijft in het ‘Voorberigt’ over zijn Duitse voorbeelden: ‘schoon hij er eigenlijk geenen uit vertaald, of overgenomen heeft’ (W1-W2 en K1), terwijl in de drukken K2 en W3-W10 staat ‘overgenomen hebbe’. En in het gedicht ‘Flipje, de vader, en de tuinman’ komt de variant ‘stoute Piet’ (K2 en W3-W10) voor in plaats van ‘trouwe Piet’ (W1-W2 en K1). In deze gevallen komt de lezing van W1-W2 en K2 overeen met die van Terveen en Goejet, maar er zijn ook plaatsen waar de drukken W1-W2 en K1 samen een lezing gemeen hebben die elders niet voorkomt (dus noch bij Terveen en Goejet, noch bij K2 en W3-W10), bijvoorbeeld in ‘Claartje bij de schilderij’: ‘By U moeder’, waar de andere drukken correct hebben: ‘Bij U en moeder’, of in ‘Het verstandig antwoord’: ‘zyn wet en liefde’, waar de | |
[pagina 125]
| |
(juiste) lezing van de andere drukken is: ‘zijn wet uit liefde’. De groep drukken W1-W2 en K1 komt dus na Goejet maar gaat vooraf aan K2 en W3-W10. De drukken W1 en W2 hebben een paar (foutieve) lezingen gemeen die elders niet voorkomen: in ‘Het gebroken glas’ staat in de regel ‘'k Heb zei hij, moeder lief!’ ‘zie’ in plaats van ‘zei’, en in ‘De edelmoedige wedervergelding’ is de regel ‘Om dat zij me niet bemint’ in W1 en W2 eveneens incorrect geworden: ‘O dat zy my niet bemint’. Er zijn ook plaatsen waar druk W2 overeenkomsten vertoont met K2. Zo vinden we in ‘Alexis’ bij W1 (en K1) ‘hertedief’ naast ‘hartedief’ in W2 en K2, of in ‘De godsdienstigheid’ bij W1 en K1 ‘die lieve lente’ naast ‘de lieve lente’ in W2 en K2. Uit het feit dat druk W2 enerzijds unieke overeenkomsten heeft met W1, en anderzijds op een aantal plaatsen van W1 afwijkt, terwijl daar K2 dezelfde lezing heeft als W2, moet worden afgeleid dat W2 volgt op W1 en voorafgaat aan K2. In het gedicht ‘De zwaluwen’ staat bij Van Terveen en Goejet de passage: Zij kunnen, door dit lustig zweven,
Aan u een voorbeeld geven,
Hoe men met vlijt en vreugd zijn werk verrigten moet
In de drukken K2 en W1-W10 is de regel ‘Aan u een voorbeeld geven’ weggevallen, waardoor de zin niet meer loopt en bovendien een weesrijm is ontstaan. Druk K1 heeft als enige de lezing: ‘Aan u een nuttig voorbeeld geven’. Dit betekent dat druk K1 terug moet gaan op een druk waarin de regel ‘Aan u een voorbeeld geven’ niet is weggevallen, terwijl de drukken W1-W2, K2 en W3-W10 verwant met elkaar zijn, omdat daarin niet onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats een regel kan zijn overgeslagen. Bovendien komt in K1 een aantal lezingen voor, dat elders niet wordt aangetroffen (hapaxen), bijvoorbeeld in de ‘Welkomgroet van Claartje’: ‘Welkom lieve zus’ in plaats van ‘Welkom lieve kleine zus’ of in ‘De koolmees’ ‘daar zyn geen vogels meer’ in plaats van ‘er zijn geen vogels meer’. Derhalve kan druk K1 niet ten grondslag gelegen hebben aan een andere (overgeleverde) druk. De drukken W1 en K1 onderscheiden zich van de andere nadrukken omdat daarin (vrijwel) steeds de y (‘gy’, ‘zyn’) wordt gebruikt in plaats van de lange ij.Ga naar voetnoot43 De drukken W1 en K1 hebben bovendien beide in enige gevallen een van alle andere drukken afwijkende lezing, bijvoorbeeld (foutief) in ‘De pruimeboom’ ‘zy de vader’ in plaats van ‘zei de vader’, of in ‘Het onweder’ ‘hy beeft’ in plaats van ‘gij beeft’. De drukken W1 en K1 moeten beide, maar onafhankelijk van elkaar teruggaan op een type druk dat verwant moet zijn met de overgeleverde complete set van Goejet. In deze druk komt de regel ‘Aan u een voorbeeld geven’ in ‘De zwaluwen’ nog voor. In druk K1 is deze regel aangevuld met het woord ‘nuttig’, maar deze druk heeft verder geen ‘nakomelingen’. De betreffende regel is in W1 (de broer van K1) weggevallen en in de nakomelingen van W1, te weten W2, K2 en W3-W10. Maar omdat de drukken W1 en K1 samen lezin- | |
[pagina 126]
| |
gen gemeen hebben die elders niet voorkomen, moet de directe voorganger van deze twee drukken een niet overgeleverde druk zijn (druk X). De genoemde lezingen waarin W1, W2 en K1 met zijn drieën uniek zijn (‘By U moeder’ en ‘zyn wet en liefde’) tonen te meer aan dat W2 teruggaat op W1. Maar waar in W2 nog een onjuiste redactie voorkomt, is in K2 en de daarop volgende drukken de oorspronkelijke lezing ‘zijn wet uit liefde’ en ‘Bij U en moeder’ hersteld. Er is in druk K2 dus een redigerende en corrigerende hand aan het werk geweest. Daardoor heeft de tekst op een aantal andere plaatsen ook niet meer de variante lezing van Goejet, maar komt hij weer overeen met de Van Terveen-redactie, bijvoorbeeld in ‘De godsdienstigheid’ ‘de lieve lente’ waar Goejet heeft ‘die lieve lente’. Deze voorstelling van zaken is goed te verenigen met gevallen waarin de tekst in fasen is veranderd. Het gedicht ‘Het goede voorbeeld’ heeft bij Terveen en Goejet de regel ‘Hij wou zelf er niet van eeten’; die luidt in druk W1-W2 ‘Hy wou 'er zelfs niet van eeten’, met een kleine variant in K1 ‘Hy wou er zelf niet van eeten’, en in de drukken K2 en W3-W10 ‘Zelf wou hij er niet van eten’. In ‘De vogel op de kruk’ staat bij Terveen ‘Wat zou ik vorderingen maken’, en bij Goejet en W1-W2 is dat enkelvoud ‘vordering’ geworden, maar elders is geprobeerd de zin toch weer wat beter te laten lopen: bij K1 is de tekst geworden ‘steeds vordering’ en bij K2 en W3-W10 ‘Wat zoude ik groote vordring maken’. In ‘De vegtende jongens’ heeft Terveen ‘Laffe jongen’, waar Goejet, W1-W2, K1 en K2 de foutieve redactie ‘Laffe jongens’ hebben. Hier hebben de drukken W3-W10 weer de juiste lezing. Zoals we hebben gezien, vormen de drukken K2 en W3-W10 samen een groep. Uit een (beperkt) aantal plaatsen blijkt dat druk K2 overeenkomt met 1798-W2, maar afwijkt van de Wortman-drukken W3-W10, bijvoorbeeld in ‘De gezondheid’ hebben W2 en K2 ‘doorknaagt’, terwijl W3-W10 ‘doorknaagd’ hebben, of in ‘De klepperman’ hebben W2 en K2 ‘goede nacht’, naast W3-W10 ‘goeden nacht’. Hieruit blijkt dat K2 in de tekstgeschiedenis voorafgaat aan W3-W10. Gaan de drukken W3-W10 rechtstreeks terug op K2? Druk K2 heeft namelijk als enige van de bekende drukken in ‘Het lijk’ de redactie ‘Wanneer gij doode lijken ziet’ in plaats van ‘doode menschen’. De fout is door verlezing ontstaan, want in de volgende regel staat: ‘Zoudt gij voor lijken beven?’. De pleonastische redactie ‘doode lijken’ kan als foutieve lezing in de eerste druk van de reeks W3-W10 zijn gesignaleerd en verbeterd, maar het probleem is dat van de overgeleverde drukken in druk K2 waarschijnlijk de tekst het meest is herzien en dat deze druk bovendien de eerste is die is aangepast aan de spelling-Siegenbeek. Koene was een uitgever van volksboeken, liedboeken en andere verbruiksliteratuur en het is onwaarschijnlijk dat er bij deze firma ooit veel aandacht aan de tekst van de uitgaven is besteed.Ga naar voetnoot44 Het is dus mogelijk dat aan K2 een niet overgeleverde druk Y voorafgaat, waarin de tekst en de spelling zijn herzien en waarin nog de correcte lezing ‘doode menschen’ staat en dat | |
[pagina 127]
| |
de drukken W3-W10 op deze druk Y zijn gebaseerd (evenals druk K2, met de corrupte lezing ‘doode lijken’). Deze hypothese komt voort uit de aard van het fonds van Koene en wordt niet dwingend door de tekstgeschiedenis voorgeschreven. De drukken W3-W7 vormen samen een groep omdat daarin evenals in K2 de lezing ‘Met vermogens’ in ‘De haas’ voorkomt en ‘Voort ging Jantje; maar zijn vader’ in ‘De pruimeboom’, dit in tegenstelling tot de groep drukken W8-W10 die hebben ‘Met de vermogens’ en ‘Voort ging Jantje naar zijn vader’, waarbij in W8 en W10 nog de puntkomma van de oorspronkelijke lezing staat. In de drukken W3-W4 staat in ‘Claartje bij de schilderij’ evenals in K2 ‘scheien’ in plaats van ‘scheiden’ bij W5-W7. W3 en W4 volgen dus op K2, maar welke druk is de eerste: W3 of W4? In een (beperkt) aantal gevallen wijkt druk W4 zowel af van druk K2 als van de andere Wortman-drukken, bijvoorbeeld in het ‘Voorberigt’ waar W4 heeft ‘jünglinge’ of in ‘Eene vertelling van Dorisje’ waar W4 heeft ‘'t is het beste’ terwijl K2 en de andere Wortman-drukken hebben ‘jüngelinge’, respectievelijk ‘'t is de beste’. Hieruit kan dus afgeleid worden dat W3 dichter bij K2 staat dan W4. De afwijkingen van druk W4 zijn niet erg ingrijpend, maar uit de omstandigheid dat geen enkele van de (foute) lezingen van druk W4 is overgenomen in de drukken die in de groep daarna komen (W5-W7), kan tevens afgeleid worden dat W4 niet ten grondslag aan een van die volgende drukken heeft gelegen. Met andere woorden, W4 komt in de stamboom wel na W3 maar heeft zelf geen ‘opvolgers’. De drukken W5-W7 vormen samen een groepje, omdat daarin in ‘De zwaluwen’ weliswaar evenals W1-W2, K2 en W3-W4, W8-W9 en Wio de regel ‘Aan u een voorbeeld geven’ is weggevallen, maar wel is het zinsverband hersteld, doordat van ‘Zij kunnen, door dit lustig zweven’ is gemaakt ‘Zij toonen, door dit lustig zweven, / Hoe men met vlijt en vreugd’ etc.; het weesrijm is echter gebleven. Deze herstelpoging moet wel een latere fase in de tekstgenese representeren, omdat zij anders in de andere drukken zou zijn overgenomen. De drukken W5 en W6 vormen een duo omdat alleen hierin in ‘Pietje bij het ziekbed’ de lezing ‘hoor mij klagen’ voorkomt in plaats van ‘hoor mijn klagen’. In W5 is echter de foutieve lezing uit W3 ‘laast aan moeder’ in ‘Het goede voorbeeld’ overgenomen. Overeenkomstige lezingen hebben W3 en W5 bijvoorbeeld ook in ‘Alexis’ ‘werdt geprezen’ in plaats van ‘werd geprezen’ (in W6 en W7). Van de twee bijeenhorende drukken W5 en W6 heeft W5 de meeste overeenkomst met W3; derhalve moet W5 voor W6 komen. De drukken W6 en W7 vormen op hun beurt eveneens een duo, omdat ze een opvallende (foutieve) voorkeur hebben voor de slot-d bij werkwoorden in de derde persoon enkelvoud, tegenwoordige tijd; vooral bij ‘beminnen’, bijvoorbeeld twee keer in ‘De edelmoedige wedervergelding’: ‘zij mij niet bemind’ en ‘ze... mij ook bemind’. In W7 is op een aantal plaatsen een apostrof toegevoegd, waar deze in de overige (verwante) drukken ontbreekt: ik noem ‘hupp'lend’ in ‘Het zieke kind’, ‘elkand'ren’ (tweemaal) en ‘elkand'rens’ in ‘Het goede voorbeeld’. Druk W6 heeft in deze gevallen in overeenstemming met W5 de redactie zonder apostrof. In ‘Lotje en Keesje’ heeft W7 bovendien ‘Heb ge uw beugeltas verloren’, waar W3-W6 hebben ‘Hebje’. Om deze redenen moet W6 voor W7 komen en is W7 de laatste druk van de | |
[pagina 128]
| |
groep W3-W7. Bovendien ontbreekt alleen in W7 de titel van het gedicht ‘Pietje en Keetje’ en staat er in ‘De goede eerzugt’ ‘Door telkens veel te kijken’ in plaats van ‘rond te kijken’. Ook op grond hiervan kan W7 niet ten grondslag zou hebben gelegen aan een van de overgeleverde nadrukken. De drukken W8-W10 kunnen niet teruggaan op de drukken W5-W7, want daar is immers geprobeerd de tekstcorruptie in ‘De zwaluwen’ te herstellen, wat in W8-W10 niet het geval is. Een andere overeenstemming tussen W8, W9 en W10 is dat in alledrie in ‘De liefde tot het vaderland’ de regels ‘Ik kan er veilig woonen; Dies zal ik dankbaar mij betoonen’ zijn weggevallen. Ook deze omissie moet wel een latere fase in de tekstgeschiedenis vertegenwoordigen. In W8 en W10 staat in ‘Claartje bij de schilderij’ net als in W3 ‘scheien’ terwijl W9 ‘scheiden’ heeft. Omdat in ‘De haas’ de redactie van W8 en de andere Wortman-drukken ‘En wat andren zijn wil wezen’ in W10 abusievelijk is geworden ‘En wat anders zijn, wil wezen’, moet W10 na W8 komen en volgt W8 op W3 (druk W4 volgt zoals gezegd wel op W3 maar heeft zelf niet als kopij voor volgende drukken gediend). Druk W10 heeft als uniek kenmerk bovendien dat daarin in ‘De kleine zangster’ in de passage ‘Toen lieve Cris, Een meid, naar 'k gis, Van agt of negen jaren’ de regel ‘Een meid, naar 'k gis’ is overgeslagen. Druk W9 heeft als enige in het ‘Voorberigt’ ‘oudste zoontje’ in plaats van ‘oudste jonge(n)tje(n)’, en bevat ook als enige binnen de hier behandelde groep drukken in de ‘Lijst der kleine gedichten’ de correcte titel ‘Pietje en Keetje’, waar de overige drukken ‘Pietje en Keesje’ hebben. De drukken W9 en W10 kunnen op grond van hun unieke kenmerken niet als voorbeeld hebben gediend voor de andere bekende drukken. Evenmin kunnen beide drukken voor elkaar als voorbeeld hebben gefunctioneerd. Omdat ze wel een aantal kenmerken met W8 gemeen hebben, moeten ze onafhankelijk van elkaar op druk W8 zijn gebaseerd. Druk W8 gaat op zijn beurt terug op druk W3. Dit betekent dus dat druk W3 drie soorten nakomelingen heeft: de alleenstaande druk W4, de groep W5, W6 en W7 die ná elkaar komen, en de groep W8, W9 en W10, waarbij W9 en W10 wel ná W8 komen maar náást elkaar staan. Als we aannemen dat de ongedateerde Wortman-drukken (in grote meerderheid) van één drukker afkomstig zijn (zie de paragraaf Verdachten), lijkt het mij waarschijnlijk dat ná druk W9 of W10 is opgemerkt dat in de drukken W8-10 in ‘De liefde tot het vaderland’ twee regels zijn weggevallen en dat men er daarom de voorkeur aan heeft gegeven terug te keren tot W3 (de eerste ongedateerde Wortman-druk) als basis voor nog te produceren drukken. In de toen nog vervaardigde drukken W5-W7 is bovendien geprobeerd de al lang bestaande tekstcorruptie in ‘De zwaluwen’ te herstellen. Wat de tekstverzorging van de nadrukken betreft, ook hier doet zich het bekende verschijnsel bij frequent herdrukte boeken voor, dat eenmaal gemaakte fouten meestal hardnekkig blijven voortbestaan en dat er eerder nieuwe fouten bijkomen dan dat oude worden hersteld. De nadrukken hebben bovendien hun eigen teksttraditie en bij het herstel van de tekstcorruptie in ‘De zwaluwen’ is niet teruggegrepen op een editie van Van Terveen. Het is wel opmerkelijk dat S. en W. Koene voor hun druk K2 niet hun eigen druk K1 als kopij heben gebruikt. | |
[pagina 129]
| |
Bijlage II Beschrijving van de behandelde nadrukken1779-GV Utrecht, UB, 179 H 27 Vervolg der kleine gedigten voor kinderen. - Te Amsteldam, : Gedrukt voor Arie Goejet, Boekverkoper 1779. p. 35-64. Coll. C-D 8 Fingerprint: 177908 - b1 C2 id : *b2 D2 g$l BNK 1429.
178X-GV Arnhem, Bibliotheek Arnhem, 46 C 36 [Vervolg zonder titelpagina] Fingerprint: 000008 - b1 C2 eid$ : b2 D5 ven.
Goejet (Goej-7) Middelburg, Zeeuwse Bibliotheek, 772 G 31 Proeve van kleine gedigten voor kinderen. - Zevende druk. - Te Amsteldam, : Gedrukt voor Arie Goejet, Boekverkoper. Met tweede titelpagina: Vervolg der kleine gedigten voor kinderen. - Te Amsteldam, : Gedrukt voor Arie Goejet, Boekverkoper 1793. Met derde titelpagina: Tweede vervolg der kleine gedigten voor kinderen. - Te Amsteldam, : Gedrukt voor Arie Goejet, Boekverkoper. 102 p. A-F 8 G 4 Fingerprint: 000008 b1 A2 $me : b2 G3 and BNK 1433. Een ernstig gehavend exemplaar van dezelfde complete set van Proeve, Vervolg en Tweede vervolg wordt bewaard in de UB Amsterdam (Schoolmuseum). Exemplaren van dezelfde druk van het Tweede vervolg zijn opgenomen in de band 46 C 36 van de Bibliotheek Arnhem en in een band berustend in het Letterkundig Museum in Den Haag. De laatste band bevat ook de zevende druk van de Proeve van Van Terveen uit 1778, het Vervolg van Van Terveen uit 1778 en de ingevoegde muziek en de ongedateerde titelpagina van: Muziekstukjes voor de Proeve van kleine gedigten voor kinderen van H. van Alphen, gecomponeerd door B. Ruloffs, in 't koper gebragt door C.H. Koning, Amsterdam, Gerbrand Roos.
1798-W1 Den Haag, KB, 1090 E 116; Haarlem, Stadsbibliotheek, OK 1 Alp.k F Kleine gedichten voor kinderen. / door Hieronimus van Alphen. - Te Amsteldam, : by J. Woertman. 1798. 102 p. A-F 8 G 4 Fingerprint: 179808 - b1 A2 em$ : b2 G3 s$sl Beide exemplaren in oorspronkelijk omslag. KB-exemplaar beschreven in Kinderen lazen kinderen lezen (Catalogus Stedelijk Museum Amsterdam 1958-1959), nr. 194 (hierna aangeduid als KLKL). BNK 1435.
1798-W2 Den Haag, KB, 8 H 27; particulier bezit Kleine gedichten voor kinderen. / door Hieronimus van Alphen. - Te Amsteldam, : bij J. Woertman. 1798. | |
[pagina 130]
| |
64 p. A-D 8 Fingerprint 179808 - b1 A2 ald : b2 D5 s$ Zie Catalogus der muziekbibliotheek van D.F. Scheurleer. 3 dl. 's-Gravenhage 1893-1910, dl. 1, p. 348, dl. 3, p. 109. Ingevoegd zijn bladen uit de: Muziekstukjes voor de Proeve van kleine gedigten voor kinderen, van H. van Alphen, gecomponeerd door B. Ruloffs, Amsterdam, Gerbrand Roos, maar het titelblad daarvan ontbreekt. Het exemplaar in particulier bezit is eigendom geweest van Jan van Alphen, dit is vermoedelijk Jan van Alphen (1803-1836), uit een Rotterdams Van Alphen-geslacht, zit Nederland's patriciaat 15 (1925), p. 5.
1800-K1 Amsterdam, UB, 1045 F 43 Kleine gedichten voor kinderen. / door Hieronimus van Alphen. - Te Amsteldam. : by S. en W. Koene, Boekdrukkers, Boek- en Papierverkoopers, op de Linde-gragt. 1800. 102 p. A-F 8 G 4 Fingerprint 180008 - b1 A2 em$ : b2 G3 rgaa BNK 1437. Huiskamp A 127
180X-K2 Den Haag, KB, 30 H 77; Amsterdam, UB, 1741 J 49 Kleine gedichten voor kinderen. / door Hieronimus van Alphen. - Met plaatjes. - Te Amsterdam, : bij S. en W. Koene, Boekdrukkers, in de Boomstraat. 79 p. A-E 8 Fingerprint 000008 - b1 A2 en$ : b2 E4 in$ Huiskamp A 128 = A 145. KB-exemplaar afkomstig uit de collectie Waller; zie Dronckers, Catalogus Waller, nr. 152; KLKL, nr. 198. Aan het UBA-exemplaar ontbreken de bladen A2, B1-2, B7-8, E5, E8.
18XX-W3 ZBM: 766 C 24; Amsterdam, OB, Toonkunstbibliotheek, 208 I 16 Kleine gedichten voor kinderen. / door, Hieronimus van Alphen. - Te Amsterdam, : bij J. Wortman. 64 p. A-D 8 Fingerprint: 000008 - b1 A2 ld, : b2 D5 Go Het exemplaar van de Toonkunstbibliotheek is doorschoten met de ongedateerde titelpagina en bladen van de Muziekstukjes voor De proeve van kleine gedigten voor kinderen, van H. van Alphen, gecomponeerd door B. Ruloffs, Amsterdam, Gerbrand Roos. Een dergelijk exemplaar is ook beschreven door G. v[an] R[ijn], Catalogus eener belangrijke verzameling kinderboeken, kinderspelen en kinderprenten. Utrecht 1883, nr. 634.
18XX-W4 Den Haag, KB, 30 H 78; Amsterdam, UB, 1044 F 50; 1249 B 60; Groningen, UB, OW A 62 Kleine gedichten voor kinderen. / door, Hieronimus van Alphen. - Te Amsterdam, : bij J. Wortman. 64 p. A-D 8 Fingerprint: 000008 - b1 A2 ld, : b2 D5 ods Huiskamp A 129. Het KB-exemplaar in oorspronkelijk omslag, afkomstig uit de col- | |
[pagina 131]
| |
lectie Waller; zie Dronckers, Catalogus Waller, nr. 153 (vgl. BNK 1434). Het UBA-exemplaar 1044 F 50 bevat de handschriftelijke aantekening: ‘Dit boek behoort toe in eigendom aan Johanna Maria Corlemeijer Oud 10 Jaaren. 1813’ Het UBA-exemplaar 1249 B 60 bevat zestien platen uit de Fabelen en kleine gedichten voor kinderen, door Pieter 't Hoen; zie Van Dokkum, ‘Bibliografische aanteekeningen’, 31-32.
18XX-W5 Middelburg, ZB, 722 G 22 Kleine gedichten voor kinderen. / door, Hieronimus van Alphen. - Te Amsterdam,: bij J. Wortman. 64 p. A-D 8 Fingerprint: 000008 b1 A2 ld,$:b2 D5 s$w
18XX-W6 Amsterdam, UB; Leiden, UB, 1253 F 3 Kleine gedichten voor kinderen. / door Hieronimus van Alphen. - Te Amsterdam,: bij J. Wortman. 64 p. A-D 8 Fingerprint: 000008 b1 A2 ld,:b2 *D3 k$ Beide exemplaren in oorspronkelijk omslag. Het UBA-exemplaar is beschreven in The children's world of learning 1480-1880. Part one. Utrecht, Forum 1994, nr. 405. Dit is waarschijnlijk hetzelfde exemplaar als dat in KLKL, nr. 196. Een ander exemplaar van de UB Leiden, 1013 H 26, is zoek.
18XX-W7 Arnhem, Nederlands Openlucht Museum, 371.6 M 18 (M 18 4323) Kleine gedichten voor kinderen. / door Hieronimus van Alphen. - Te Amsterdam,: bij J. Wortman. 64 p. A-D 8 Fingerprint 000008 b1 A2 en:b2 *D3 $m Oorspronkelijk omslag. Afgedrukt op groot papier. Huiskamp A 143
18XX-W8 Haarlem, SB, OK 1 Alp.k E Kleine gedichten voor kinderen. / door, Hieronimus van Alphen. - Te Amsterdam,: bij J. Wortman 64 p. Coll.: A-D 8 Fingerprint 000008 - b1 A2 ld;: b2 D5 $w Oorspronkelijk omslag.
18XX-W9 Den Haag, KB, 1090 E 98; Arnhem, NOM: 371.6 M 17 (M 17 4322) Kleine gedichten voor kinderen, / door Hieronimus van Alphen. - Te Amsterdam,: bij J. Wortman. 72 p. A-D 8 E 4 Fingerprint: 000008 - b1 A2 zij: b2 *D5 eest Beide exemplaren oorspronkelijk omslag. Het KB-exemplaar beschreven in KLKL, nr. 195. Het NOM-exemplaar beschreven in Met rooie oortjes en vochtige ogen. Arnhem 1989, nr. 24. | |
[pagina 132]
| |
18XX-W10 Arnhem, NOM, 371.6 M 16 (M 16 4321) Kleine gedichten voor kinderen. / door, Hieronimus van Alphen. - Te Amsterdam,: bij J. Wortman. 64 p. A-D 8 Fingerprint 000008 b1 A2 ld,: b2 D5 $ka Oorspronkelijk omslag. Hulskamp A 144 | |
Bijlage III Fonds WoertmanJacob Woertman is op 2 mei 1788 ingeschreven als lid van het Amsterdamse boekverkopersgilde,Ga naar voetnoot45 en zijn fonds bestaat van 1788 tot 1793 uit vijf titels. De enige Jacob Woertman die ik in Amsterdam heb kunnen vinden, is daar op 15 februari 1807 begraven. Woertman begon in 1788 met de uit het Engels vertaalde Proeven geschikt voor jonge getrouwde vrouwen van Elizabeth Griffith (Amsterdam, UB, 2492 G 2). Hij was toen gevestigd op de ‘Fluweele Burgwal, by de Angenietestraat’. In het jaar daarop verscheen Het lyden van Isabelle, in brieven van J.W. Curten. (Een exemplaar hiervan heeft behoord tot de collectie-Buisman, zie M. Buisman J.Fzn., Populaire prozaschrijvers van 1600 tot 1815. Amsterdam [1960], nr. 431.) In 1790 gaf Woertman de Historie van het verlatene en gelukkige weeskind, Charlotte Summers uit (Buisman, nr. 580; J. Mateboer, Bibliografie van het Nederlandstalig narratief fictioneel proza 1701-1800. Nieuwkoop 1996, nr. 649). Twee jaar later publiceerde hij de Nodige ophelderingen en aanteekeningen, op de Ernstige en trouwhartige waarschouwing aan de grooten dezer waereld tegen de zogenaamde nieuwe wysgeerige en godsdienstige verlichting (W.P.C. Knuttel, Catalogus van de pamfletten-verzameling berustende in de Koninklijke Bibliotheek. Repr. Utrecht 1978, nr. 22092). Woertman was toen ‘Boekverkooper in de Nes, over de Barberstraat’, of ‘in de Nes, over den Brakken Grond’, zoals het adres luidt in een ander pamflet, uit 1793, getiteld Aan alle waare vaderlanders, by het opbrengen van den honderdsten penning, door een genootschap opgesteld (Amsterdam, UB, Pfl. T.r. 5. c.; Naamlijst van Nederduitsche boeken. Amsterdam, A.B. Saakes, juli 1793, nr. 2, p. 327). |
|