Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 8.
(2001)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermdHet kompt altemael aen op het distribuweeren
[pagina 193]
| |
Bart Op de Beeck
| |
[pagina 194]
| |
In de Nederlanden is in de negentiende eeuw M.F.A.G. Campbell (1819-1890) verantwoordelijk voor de eerste bibliografie van de in Noord en Zuid gedrukte incunabelen: Annales de la typographie néerlandaise au XVe siècle (verder ca).Ga naar voetnoot4 Deze mijlpaal verschijnt in 1874 en bevat 1794 nummers en werd door hemzelf en door Maria Elisabeth Kronenberg (1881-1970), Robert Proctor (1868-1903), Ernst Vouilliéme (1862-1930), Lotte en Wytze Hellinga (1908-1985) en Gerard van Thienen aangevuld. Ze vormt nog steeds de hoeksteen van de Belgisch-Nederlandse incunabel-bibliografie, zozeer dat de auteurs van de ilc zich meer dan honderd jaar later nog schatplichtig voelen en met trots de ilc als dertiende supplement van ca boven de doopvont houden. In de jaren zeventig deed de automatisering haar intrede in de bibliotheekwereld. Er werden geautomatiseerde projecten opgestart die zich vooral met de retrospectieve bibliografie bezighielden. Voorbeelden hiervan zijn de Engelse Eighteenth-century short-title catalogue (verder estc) - vanaf 1994 bestrijkt deze databank als English short-title catalogue de Engelse boekproductie tot 1800 - en de Nederlandse Short-title catalogue, Netherlands (verder stcn). | |
Incunabula Short-Title Catalogue (ISTC)De estc inspireerde Lotte Hellinga tot het opzetten van een vergelijkbare databank, maar dan voor de volledige vijftiende-eeuwse boekproductie.Ga naar voetnoot5 Er werd gekozen voor short-title beschrijvingen zoals Goff die in zijn Third Census (verder Goff) hanteerde.Ga naar voetnoot6 Exemplaargebonden kenmerken en uitvoerige bibliografische beschijvingen vielen buiten deze short-title. Wel wordt, meer dan in Goffs catalogus, de inhoud gespecificeerd en worden de secundaire auteurs opgenomen. In 1980 werden de beschrijvingen uit Goff, ongeveer 12.900 uitgaven, op een uniforme wijze (marc-regels) ingevoerd. Geleidelijk werden ook tientallen incunabel-bibliografieën en rechtstreekse informatie van bibliothecarissen en incunabulisten in de databank verwerkt. Zo leverden Gerard van Thienen en Frank Vandeweghe de Nederlandse en Belgische bibliografische informatie. De lijst met het verwerkte materiaal is indrukwekkend. Op dit moment bevinden zich meer dan 28.000 records in de databank, ver boven 90% van de totale bewaarde incunabelproductie.Ga naar voetnoot7 Hier is wel een aantal postincunabelen bij (ongeveer 2000). | |
[pagina 195]
| |
De istc registreert dus alle bekende incunabeledities. Dit wil zeggen dat er op zijn minst één exemplaar van de incunabeleditie bekend moet zijn. Indien een nu verdwenen incunabeleditie echter bibliografisch voldoende is beschreven, wordt ze toch opgenomen. Bepaalde nummers uit Hain zal men echter niet terug vinden.Ga naar voetnoot8 De gebruiker kan op alle mogelijke velden en combinaties ervan zoeken. Verbeteringen en nieuw opgedoken exemplaren kunnen onmiddellijk worden verwerkt. Het woord ‘supplement’ behoort tot de verleden tijd. Natuurlijk hangt ook de istc, zoals de gw, in niet geringe mate af van de respons van incunabulisten en bibliothecarissen. Alleen met hun hulp kunnen onnauwkeurigheden worden verbeterd of wijzigingen worden aangebracht. De istc is sinds 1984 on line beschikbaar via blaise-line van de British Library, en later ook via Pica (Nederland) en Research Libraries Group (Verenigde Staten, verder rlg). Vanaf 1997 is de istc als Illustrated incunabula short-title catalogue op cd-rom beschikbaar. Hierop komen we later terug. Sinds kort is de istc ook raadpleegbaar in de Hand Press Book-databank (verder hpb) van het Consortium of European Research Libraries (verder cerl).Ga naar voetnoot9 De bibliotheken die lid zijn van de cerl (in de Lage Landen: de Koninklijke Bibliotheek van België in Brussel en de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag) hebben gratis toegang tot de hpb-databank. De istc werd in 1999 geladen en de versie die hier beschikbaar is dateert uit eind 1997.Ga naar voetnoot10 Deze verschillende online en cd-rom toegangen van de istc-databank zorgen natuurlijk voor verwarring. Het is belangrijk te weten dat de laatste versie slechts beschikbaar is via blaise-line. De andere online versies geven een meer of minder achterhaalde stand van zaken weer. De informatie die men aangeboden krijgt verschilt soms.Ga naar voetnoot11 Het zou nuttig zijn dat alle online databanken aanduiden welke versie ze aanbieden. Bij de iistc op cd-rom valt dit ten minste gemakkelijk vast te stellen: het wordt in de gedrukte of digitale handleiding vermeld. Ondanks al deze toegangen blijkt dat, buiten de bibliotheekwereld, deze databank niet voldoende bekend is. | |
[pagina 196]
| |
The Illustrated Incunabula Short-Title Catalogue (IISTC)Het initiatief voor deze met bibliografisch beeldmateriaal geïllustreerde istc-databank op cd-rom werd eveneens genomen door Lotte Hellinga en de British Library. In het project incipit, gesteund door de Europese Commissie in het kader van het European Action Plan for Libraries, ontwikkelden incunabelspecialisten uit de British Library en uit zes Europese bibliotheken, waaronder de Koninklijke Bibliotheek van België en de Koninklijke Bibliotheek Den Haag, de eerste proef-cd-rom (l994-1996).Ga naar voetnoot12 Deze bibliotheken leverden ook het beeldmateriaal. De technische kant van de zaak was en is in handen van de firma die nu Primary Source Microfilm heet.Ga naar voetnoot13 De eerste cd-rom, in feite het eindresultaat van het incipit-project, verscheen in 1997 en de tweede uitgave in 1998. Beide edities kwamen tot stand onder leiding van Martin Davies, de opvolger van Lotte Hellinga in de British Library. De derde uitgave zal in de eerste helft van 2001 volgen. Het fundamentele verschil met de oorspronkelijke online databank bestaat eruit dat men een aantal bibliografisch verantwoorde sleutelpagina's van de incunabelen kan bekijken en vergelijken. Dit wil zeggen beeldmateriaal van de eerste bedrukte bladzijde, titelpagina, incipit van de hoofdtekst, enzovoort. Dit beeldmateriaal vervangt dus de transcripties die men in de traditionele gedrukte catalogi en bibliografieën zoals de gw of ca vindt. Het is spijtig dat ook niet de volledige katernopbouw van de editie wordt gegeven. Dit zou de bibliografische beschrijving van de editie, in elk geval voor een eerste onderzoek, zo goed als volledig maken. De tweede uitgave uit 1998 telde 4206 incunabeluitgaven met sleutelpagina's (985 incunabelen uit de Lage Landen). Bijna de helft van de incunabelproductie uit onze contreien is dus reeds van bibliografisch beeldmateriaal voorzien. Dit danken we vooral aan de inspanningen van Gerard van Thienen. De cd-romversie is ongetwijfeld de meest gebruiksvriendelijke toegang tot de istc-databank. Bij een nieuwe editie krijgt een bibliotheek of de instelling geen supplement, maar de verbeterde (recentere) versie van de istc met een groter aantal illustraties aangeboden. Men betaalt dus een fikse prijs in verhouding tot de informatie die men supplementair ontvangt. Vergeleken hiermee is het prijskaartje van gedrukte | |
[pagina 197]
| |
catalogi zoals de TB (Typographia Batava) of de ilc maar een peulenschil. Geen enkele geldige reden rechtvaardigt de hoge prijs van deze cd-rom. | |
Incunabula. The Printing Revolution in Europe 1455-1500 (IPRE)In 1992 verscheen het eerste deel van de ipre onder hoofdredactie van Lotte Hellinga. De verzameling is volgens thema onderverdeeld in één of meerdere ‘units’ die telkens de volledige tekst op microfiche van een aantal incunabeledities bevatten.Ga naar voetnoot14 Vanaf unit 22 is Martin Davies hoofdredacteur en de incunabelen worden door de verschillende experts geselecteerd. Bij elk thema, soms verschillende units, hoort een ‘Guide’. Deze brochure bevat buiten verschillende lijsten met het gemicrofilmde materiaal, telkens een inleiding over het behandelde onderwerp door de specialist terzake. Het werk richt zich niet alleen tot incunabulisten, maar tot iedereen die in de vijftiende-eeuwse (renaissance)cultuur is geïnteresseerd. Wanneer men de reeds behandelde thema's aan de hand van Ferdinand Geldners Inkunabelkunde bekijken, is het duidelijk dat deze microficheverzameling bijzonder rijk is en alle belangrijke teksten in minstens één facsimile-uitgave ter beschikking stelt.Ga naar voetnoot15 De collectie bevat soms ook een ruime keuze edities van dezelfde tekst. De eerste unit illustreert bijvoorbeeld op een bijzonder grondige wijze de drukkersactiviteit te Mainz tot 1480. In unit 4 en 5, gewijd aan kronieken en historiografie, vindt men niet minder dan 24 (van de 25) Latijnse edities, de vier Franse edities, de Nederlandse editie en de twee Duitse edities van de Fasciculus temporum van Werner Rolewinck. Van Hartmann Schedels Liber chronicarum zijn twee Latijnse en twee Duitse edities opgenomen.Ga naar voetnoot16 Voor de eerste maal wordt onder de vorm van facsimiles een onovertroffen panorama van de vijftiende-eeuwse boekdrukkunst aangeboden. | |
[pagina 198]
| |
Soms laten de begeleidende brochures wat op zich wachten en ontbreekt het de collectie aan een overzichtelijk register.Ga naar voetnoot17 Er wordt echter in de bibliografische beschrijvingen van de (i)istc verwezen naar de ipre. Op deze manier worden de bibliotheken, om de ipre vlot toegankelijk te maken, verplicht zich de iistc cd-rom geregeld aan te schaffen of een toegang te hebben tot één van de online versies van de istc.Ga naar voetnoot18 Oorspronkelijk zou de ipre, volgens de inleiding van de uitgever, twintig delen bevatten met in totaal tot eenderde van de volledige incunabelproductie (ongeveer 9000 incunabelen). Ondertussen zijn er reeds vijftien thema's behandeld in 39 units met in totaal zo'n drieduizend incunabeluitgaven op microfiche. Het prijskaartje voor de bibliotheken is astronomisch. In Nederland en België is deze incunabelcollectie op microfiche slechts op drie plaatsen beschikbaar.Ga naar voetnoot19 Men kan zich afvragen hoeveel (banden van) exemplaren er beschadigd zijn bij het maken van deze microfiches: niet elk exemplaar is even gemakkelijk te verfilmen (hetzelfde geldt voor de iistc). Anderzijds levert de ipre ook een bijdrage tot de preservering van ons culturele erfgoed. Alleen voor papier- of exemplaaronderzoek (herkomst, band) moet de originele druk nog worden geconsulteerd. | |
Incunabula printed in the Low Countries (ILC)Het was na meer dan 120 jaar de hoogste tijd geworden dat er een nieuw overzicht van de in de Nederlanden gedrukte incunabelen verscheen. Vergelijke men alleen maar de 1794 edities beschreven in de oorspronkelijke uitgave van ca met de 2229 edities van de ilc die de huidige stand van zaken weergeeft. Bovendien zijn 118 edities uit ca of een andere incunabelbibliografie (bijvoorbeeld gw) naar de zestiende eeuw verwezen (zie Appendix A) en eveneens 118 edities bleken niet in de Nederlanden gedrukt (zie Appendix B). De twaalf supplementen tot en met idl vormden een kluwen van oude, verbeterde en nieuwe incunabelbeschrijvingen. Enerzijds werd de zoekopdracht door het woud van supplementen en verbeteringen op Campbells werk erg bemoeilijkt. Anderzijds is er, vooral in de laatste eeuw door het werk van bibliografen, papier- en boekhistorici heel wat veranderd. Geen enkele bibliografie, buiten de istc, gaf een overzicht van de exemplaren, bewaard in openbare collecties die in de vorige eeuw door naarstige bibliografen over de ganse wereld aan het licht waren gebracht. | |
[pagina 199]
| |
Het is de verdienste van Gerard van Thienen en John Goldfinch dit bibliografisch oerwoud op een bijzonder heldere manier te presenteren, gebaseerd op het istc-model. Er is wel een aantal verschillen tussen de gegevens in het istc-bestand en de gegevens van de ilc. De ilc toont zich hier natuurlijk steeds vollediger of correcter dan de istc. Door het werk van Ina Kok kon bij 860 incunabeluitgaven de aanwezigheid van houtsneden worden vermeld en een tweehonderdtal publicatiedata van incunabelen scherper gesteld. Deze gegevens vindt men (nog) niet terug in de iistc.Ga naar voetnoot20 Hier en daar is de informatie in de ilc aangepast zonder opgave van de bron.Ga naar voetnoot21 Het gaat hier dikwijls om papier(historisch)-onderzoek. Papier en watermerken zijn nu eenmaal het stokpaardje van Gerard van Thienen. Op 27 september 2000 presenteerde hij in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag zijn internetsite, Watermarks in incunabula printed in the Low Countries. Dit watermerkenonderzoek bracht al interessante gegevens aan het licht.Ga naar voetnoot22 Meer dan de helft, ongeveer 1400 incunabelen, zijn immers niet of slechts approximatief gedateerd. Natuurlijk ontbreekt in deze census hier en daar een exemplaar: het incunabelbezit van grote verzamelingen groeit toch nog (druppelsgewijs) aan en sommige exemplaren uit bijvoorbeeld archieven zijn tot op heden aan de aandacht ontsnapt. Bepaalde publieke verzamelingen - meestal betreft het hier religieuze instellingen - veranderen van naam of bewaarplaats.Ga naar voetnoot23 Hier moet echter gewezen worden op de plicht van de betrokken bibliothecarissen zulke verschuivingen aan Gerard van Thienen of het istc-bureau te melden. Spijtig genoeg zijn de gegevens uit Ina Koks studie nog niet verwerkt in de istc. Nochtans had Gerard van Thienen deze gegevens reeds ter beschikking vooraleer Ina Kok haar proefschrift verdedigde.Ga naar voetnoot24 Blijkbaar is de invoer in de istc-databank gecompliceerder dan we vermoeden of ontbreekt het aan mankracht. Het is de bedoe- | |
[pagina 200]
| |
ling dat uiteindelijk alle verbeteringen of nieuwe of verbeterde informatie uit de ilc en ook het ilc-nummer in de istc-databank worden ingevoerd. Men kan alleen maar de raad geven aan de bibliografische wereld voortaan Nederlandse incunabelen niet meer met het ca-nummer maar met het ilc-nummer te citeren. Eén van de volgende stappen wordt dan een bibliografie die ca en zijn supplementen volledig zal overbodig maken en waarin al het recent bibliografisch onderzoek uit binnen- en buitenland zal zijn verwerkt. Wanneer we weten dat reeds 985 incunabelen in de iistc van sleutelpagina's zijn voorzien, ligt het misschien voor de hand deze weg te volgen... | |
NawoordAls een rode draad loopt de naam van Lotte Hellinga door al deze projecten. Als incunabuliste ligt ze aan de basis van zowel istc, iistc en ipre en natuurlijk ook via de istc aan de ilc. Bovendien legde ze samen met haar echtgenoot, Wytze Hellinga, de grondslag van idl. Zonder haar visie, die de dikwijls bekrompen nationale begrenzingen van de incunabelstudie overschrijdt, zou waarschijnlijk geen enkele van deze projecten het licht hebben gezien. De geautomatiseerde istc-databank biedt de onderzoeker voor de eerste maal een globaal overzicht aan van alle nog bewaarde incunabeluitgaven. Deze databank was één van de voorwaarden tot de publicatie op microfiche van een keur aan incunabelen gerangschikt per onderwerp, ipre, en de verdere bibliografische uitdieping van de istc-beschrijvingen met sleutelpagina's in het incipit-project (iistc). Bovendien is ze als secretaris van de cerl de drijvende kracht achter de hpb-databank, die uiteindelijk de totale Europese boekproductie tot 1800 zal omvatten. Het is de vraag of de incunabulisten van de British Library en deze van de Gesamtkatalog der Wiegendrucke ooit hechter zullen samen werken. Zoals de zaken er nu voorstaan, zal het pleit immers in het voordeel van een volledig geautomatiseerde databank worden beslecht. Deze biedt verschillende voordelen ten opzichte van een gedrukte catalogus. Verbeteringen en nieuwe elementen kunnen zonder problemen aan een geautomatiseerde databank worden toegevoegd. Het boekhistorisch onderzoek wordt bovendien steeds veeleisender.Ga naar voetnoot25 Wanneer men bijvoorbeeld Paul Needhams lijst met desiderata bekijkt (grootte zetspiegel, grootte bladen, boekbanden, herkomstaanduidingen), dan hebben de incunabulisten in elk geval nog heel wat werk voor de boeg.Ga naar voetnoot26 |
|