Jaarboek Letterkundig Museum 10
(2001)– [tijdschrift] Jaarboek Letterkundig Museum– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
W.R.H. Koops
| |
[pagina 168]
| |
Portret van Hendrik de Vries door Jan van der Zee, ca. 1927-1928, olieverf op linnen. (Verblijfplaats onbekend.)
groot aantal van diens werken verworven, als bewonderaar en als maecenas. Het bestaan van de verzameling en de verblijfplaats, niet de aard van het werk, waren bij ingewijden op zichzelf wel bekend - ook bij het bestuur van de Stichting Hendrik de Vries-Riek van der Zee - maar doordat het echtpaar De Vries de vriendschapsband met de verzamelaar had verbroken was zij voor dat bestuur niet toegankelijk. | |
[pagina 169]
| |
Het was een hoogst verrassende collectie, die het beeld dat tot nu toe van De Vries' beeldende kunst bestond, drastisch wijzigde. Hendrik de Vries blijkt een veelzijdiger kunstenaar te zijn dan werd verondersteld en wel degelijk concrete landschappen en ook stadsgezichten, en zelfs portretten geschilderd te hebben. Door deze opmerkelijke vondst, de bijzondere aard van de werken en hun grote aantal, circa dertig - Hendrik de Vries heeft maar betrekkelijk weinig schilderijen gemaakt - kreeg de verkooptentoonstelling van deze werken bij Kunsthandel Hofsteenge eind vorig jaar ruime aandacht en werd het meeste ook verkocht. Er was echter nog een bijkomende verrassing van geheel andere aard: in de collectie bevond zich ook het verloren gewaande portret van de dichter door Jan van der Zee, het oudste dat van hem is gemaakt. Het werd mede geëxposeerd en vormde een van de hoogtepunten van de expositie. In werkelijkheid nog veel meer dan op de foto is het een intrigerend portret van grote afmetingen (72,5×56,5 cm) met een magisch realistisch karakter, dat de aandacht van de beschouwer gevangen houdt. De
Portret van Hendrik de Vries door Jan van der Zee, 1925, olieverf op linnen. (Particuliere collectie.)
waakzame, doordringende blik van de jonge dichter, dan 28 jaar oud, in een geposeerde houding, fascineert. Opvallend is vooral de kleurstelling met de in zwart-bruin gehouden zittende figuur tegen een lege, gifgroene achtergrond, met de armen over elkaar steunend op een roze tafelblad en voor zich een openliggend boekje in vaal-witte kleur als aanduiding van zijn dichterschap.Ga naar eind3 Een gedurfde kleurencombinatie, die volledig afwijkt van de bekende kleurengamma's binnen De Ploeg. Geheel verschillend van opvatting en kleurstelling zijn drie andere portretten door Jan van der Zee uit hetzelfde jaar: van Wobbe Alkema, Hendrik | |
[pagina 170]
| |
de Vries en hun vriend, de uitgever Henk Prakke.Ga naar eind4 Ze zijn fors van opzet, in een brede stijl geschilderd en met trefzekerheid frontaal groot in het vlak geplaatst. Een overgang vormde het kleine, fors geborstelde, van dichtbij geziene portretje van Alkema (33×31,5 cm), in voornamelijk bruine, rode en zwarte kleur dat vermoedelijk ook uit het begin van 1925 dateert. Het laat al zijn sterke vormvastheid zien. Nog duidelijker blijkt dat in de grote portretten van De Vries en Prakke. Beide zijn fors opgezet, in brede stijl en face geschilderd, de afgebeelden zijn scherp geobserveerd en trefzeker gekarakteriseerd, vereenvoudigd weergegeven met zware lijnen en grote vlakken. Het portret van De Vries vertoont in opvatting en behandeling van de figuur verwante trekken met het bekende portret dat Jan Wiegers in 1924 schilderde van A.L. Constandse.Ga naar eind5 Of dat ook voor het kleurengamma geldt, is voorlopig niet vast te stellen, omdat dit schilderij immers ook spoorloos verdwenen is. Indrukwekkender nog dan dit is het portret van Prakke, dat mij telkens weer doet denken aan het monumentale portret van Menno ter Braak door Paul Citroen uit 1939, dat zich in de collectie van het Letterkundig Museum bevindt. De werken zijn waarschijnlijk iets later ontstaan dan de andere portretten, in elk geval werden ze voor het eerst getoond op de najaarstentoonstelling van De Ploeg in oktober 1925: in de catalogus vermeld als ‘portret van een dichter’ (nr. 68, afgebeeld) en ‘portret van den heer P.’ (nr. 73).Ga naar eind6 De Vries is hier staande afgebeeld als een knappe, enigszins in zichzelf gekeerde jonge man; Prakke zittende aan een tafel met een opengeslagen boek voor zich, een verwijzing naar zijn beroep, dominant in het beeldvlak geplaatst, alert, in een pose van ingehouden activiteit. Het is geschilderd in donkerbruin, zwart en grijs tegen een okerkleurige achtergrond in een formaat van 65×48,5 cm. In één en hetzelfde jaar maakte Jan van der Zee vier prachtige, belangrijke portretten, een geweldige artistieke prestatie van de nog maar 27-jarige kunstenaar.
De toen 25-jarige Henk Prakke, werkzaam bij J.B. Wolters' Uitgeversmaatschappij, was al van jongs af onvermoeibaar bezig als auteur en als organisator van culturele en educatieve activiteiten (zoals de Bibliofilen- | |
[pagina 171]
| |
Portret van Wobbe Alkema door Hendrik de Vries, ca. 1930, olieverf op linnen. (Stichting De Ploeg, Groningen.)
Liga Den Enck en het Nederlandsch Verbond van Boekenvrienden) en op het gebied van de geheelonthouding.Ga naar eind7 Zo waren Wobbe Alkema en Johann Faber, die van 1922 tot 1925 met Jan van der Zee een gezamenlijk atelier hadden waar ook Hendrik de Vries vaak kwam en werkte, als geheelonthouders met hem in aanraking gekomen. Prakke organiseerde sinds 1920 op zijn kamer in Groningen en sinds 1923 in zijn huis ‘Den Enck’ in Eelderwolde op zondagavond artistieke bijeenkomsten, waar een groepje jonge kunstenaars bijeenkwam en eigen werk toonde en voordroeg. Tot hen behoorden onder anderen Alkema, Faber, Johan Theunisz, Hendrik de Vries, Johan van der Woude en Van der Zee. Er heerste daar een heel andere sfeer dan in de avondbijeenkomsten van De Ploeg aan de zogenaamde ‘genieëntafel’ in de bodega van Dik (Chez Dicque). Een blijvend hoogtepunt van hun activiteit was in 1923 de uitgave van een map handdrukken en handschriften met grafiek van Alkema, Faber en Van der Zee, gedichten van De Vries en Theunisz en ex libris waaronder het prachtige ex libris van Prakke door Alkema. Deze maakte ook de lino voor het omslag, dat door H.N. Werkman werd gedrukt. Niet alleen artistiek is Het Open Veld een uitgave van grote betekenis, maar ook als tijdsdokument.Ga naar eind8 | |
[pagina 172]
| |
Nadat Prakke in 1925 als directeur van de uitgeverij Van Gorcum en Comp. naar Assen was verhuisd, zette Dirk Verèl, die al deel had genomen aan de artistieke avonden bij Prakke, de traditie voort met zijn literaire salon Op 't Nippertje. Daaraan nam in het begin van de jaren dertig, naast Hendrik de Vries als de belangrijkste een groepje jonge letterkundigen deel, zoals Ab Visser, Geert Kazemier, Martin Leopold, Halbo Kool, Reinold Kuipers en Sjoerd Leiker. Dirk Verèl (1892-1971), leraar Nederlands aan de Kweekschool met den Bijbel, was als mentor en als letterkundige en als beeldend kunstenaar van alle markten thuis.Ga naar eind9 Toen in de zomer van 1935 het zuidelijke literaire tijdschrift Het Venster plotseling met een geheel Groningse redactie - kortstondig - werd voortgezet, trad hij als redactiesecretaris op en van de in 1937 verschenen - al even kortstondige - opvolger De Literaire Revue was hij mederedacteur. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij hoorspelleider van de NCRV, waarvoor hij ook verscheidene hoorspelen schreef. Portret van Dirk Verèl door Hendrik de Vries, ca. 1930, olieverf op linnen. (Collectie Letterkundig Museum.)
Waarom zo uitvoerig over deze beide kringen? Omdat zowel de vier portretten door Jan van der Zee als de drie portretten door Hendrik de Vries in die omgeving en sfeer zijn ontstaan. Wat nu deze laatste portretten betreft, twee daarvan stellen Wobbe Alkema voor, waarschijnlijk De Vries' beste kunstvriend. Het derde herkende ik, aangezien ik hem zelf heb gekend, als een portret van Dirk Verèl. Zij hebben alle drie het- | |
[pagina 173]
| |
zelfde formaat (50×40 cm) en dateren vermoedelijk uit de tijd van omstteeks 1930. Ze zijn geheel anders van factuur dan zijn overige werk, heel precies geschilderd, realistisch, gedetailleerd en in een bruinige toon gehouden, met een ietwat vervreemdend effect. Een van de portretten van Alkema heeft de Stichting De Ploeg verworven voor de portrettencollectie van Ploegleden in het Groninger Museum. Het is verheugend dat het Letterkundig Museum het besluit nam het portret van Dirk Verèl aan te kopen, de man over wie Hendrik de Vries eens opmerkte: ‘Er is, meen ik, geen enkele der schone kunsten..., die hij niet, zij het als het ware in het voorbijgaan, heeft beoefend.’ Daarmee is Hendrik de Vties nu ook als schilder in het Letterkundig Museum vertegenwoordigd. Bovendien vormt het een herinnering aan en verwijzing naar het bloeiende culturele leven in Groningen in de jaren twintig en dertig. |
|