Jaarboek Letterkundig Museum 9
(2000)– [tijdschrift] Jaarboek Letterkundig Museum– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
Jessica Voeten
| |
[pagina 40]
| |
met ‘dat geniale kind, dat in de laatste afleveringen van de N.G. debuteert, met Stella Violantilla, als Kloos haar genoemd heeft. Heel aardige familie, een lieve mama, ook de papa niet onfrisch. Zij een brunette, met pracht oogen, waarachter je een eeuwige zomer droomt.’ Ook Willem Kloos blijkt gecharmeerd van zijn ‘Stella’, want na hun ontmoeting beschrijft hij de 18-jarige dichteres in een brief aan de schilder Willem Witsen: ‘Donderdag hebben Hein en ik een bezoek op de koffie gehad van Stella, gechapronneerd door Menheer en Mevrouw Versluys. Stella is een heerlijk meisje, zonder de minste pretentie of aanstellerij’.Ga naar eind7
Gechaperonneerd door haar ouders of door het echtpaar Versluys zal Lucie weinig kans hebben gezien in te gaan op vleierijen. Maar ongevoelig was zij er niet voor.
Alleen zijn aanblik heeft weder
Mijn binnenste binnen naar buiten gebracht;
Oude wonden vloeien rijkelijk.
Wonden, die sinds lang geheeld ik dacht.
Zo luidt de eerste strofe van een van haar verzen die in De Nieuwe Gids werden opgenomen.Ga naar eind8 Twee drama's en vele pagina's poëzie vol onzegbare smarten en dolende zielepijn heeft zij als Stella Violantilla bijgedragen in de tweede helft van 1893. Zeventien, achttien jaarGa naar eind9 en al medewerkster van het belangrijkste literaire tijdschrift van het moment, het podium van de Tachtigers. Een opmerkelijke prestatie. Wat bewoog Willem Kloos het mediocre werk van een adolescente dichteres in zijn geesteskind op te nemen? Hij had Lucie toen nog niet gezien - de kennismaking doet zich pas een half jaar na het debuut voor. Was hij verleid door haar jonge leeftijd? Hij neemt terzelfdertijd de eerste verzen op van Henriëtte van der SchalkGa naar eind10 en J.H. LeopoldGa naar eind11, twintigers die naam zullen maken. Voelde hij zich gestreeld door het epigonisme in haar poëzie? Met zijn werk als glossarium voor de aankomend dichter put zij kwistig uit het vocabulaire van de meester, maar ze mist zijn taalgevoel en kracht. | |
[pagina 41]
| |
Hoe Lucie Broedelet alias Stella Violantilla haar entree maakte in de kring der Tachtigers en hoe het haar verging, is te volgen aan de hand van een toevallig bewaard gebleven dossier brieven uit de periode 1892-1895. Van kattebelletjes van Willem Kloos of Hein Boeken die een visite aankondigen tot weeklachten van Pet Tideman of Elisabeth Witsen-Van Vloten, zijn de brieven, zo'n dertig stuks, allemaal gericht aan Annette Versluys-Poelman.Ga naar eind12 Op 3 mei 1892, drie dagen voor zijn drieëndertigste verjaardag, stuurt Willem Kloos het volgende briefje aan haar. ‘Waarde Mevrouw, Het echtpaar Versluys woont met hun vier zonen in de nieuwe Amsterdamse woonwijk ‘buiten de Muiderpoort’ aan het Oosterpark in aanleg, een blok verwijderd van Kloos' goede vriend en hoeder de schilder Willem Witsen.Ga naar eind13 Versluys, die samen met zijn broer JanGa naar eind14 de florerende uitgeverij van voornamelijk literaire- en leerboeken leidt, geeft De Nieuwe Gids sedert de oprichting in 1885 uit. De zaak bevindt zich een tuinlengte achter het huis in wat dan nog de Tweede Parkstraat heet.Ga naar eind15 Willem Kloos kent huize Versluys goed. Hij heeft er gebivakkeerd en hij komt er, getuige deze en andere briefjes, nog regelmatig. Meestal met zijn trouwe paladijn in de literatuur en de drank, Hein Boeken: ‘[(] Nu hopen K[loos]. en ik zeker morgen avond bij u te komen. We hopen dat U dat gelegen komt, en zonder tegenbericht, zullen we er maar op rekenen dat U dan thuis bent. Met vriendelijke groeten ook aan den heer V. | |
[pagina 42]
| |
ook van Kloos’, meldt ‘Hoogachtend Uw dw. d. HJ Boeken’ aan Annette. Onder de datumregel, 24 april [1892] heeft hij ‘2de Jvd Heydenstraat 87’ gezet, de straat is net omgenummerd. Volgens de Amsterdamse woningboekenGa naar eind16 uit die periode huurde Boeken (‘student’) er sinds augustus 1889 een kamer op de begane grond. Kloos (onder de kolom BEROEP wordt niets vermeld en onder de kolom GODSDIENST staat een demonstratief ‘geen’) liet zich in december van datzelfde jaar inschrijven op de eerste etage. De straat uit, rechtsaf langs de Amstel, de Ceintuurbaanbrug over naar het Oosterpark, is het een wandeling van een kwartier. Misschien
Lucie Broedelet. (Foto Willem Witsen: collectie Letterkundig Museum.)
| |
[pagina 43]
| |
langer, als onderweg een hartversterker lonkt. Niet alleen Kloos en Boeken frequenteren huize Versluys, voor een maaltijd, de behaaglijkheid van het gezinsleven en, ongetwijfeld, gesprekken omtrent de actualiteiten van kunst en politiek. Op het moment dat dit overgebleven dossier brieven aan Annette Versluys-Poelman aanvangt, voorjaar 1892, heeft zij alle kopstukken uit de beweging van Tachtig meer dan eens op haar gastvrijheid onthaald. Buurtgenoot Willem Witsen uiteraard en zijn companen George Breitner en Isaac Israëls die op hetzelfde adres atelier houden. Vanzelfsprekend auteurs van de uitgeverij als Frederik van Eeden, Frans Erens, Herman Gorter en tal van overige medewerkers aan De Nieuwe Gids, onder wie Lodewijk van Deyssel en Albert Verwey. Naarmate Kloos zich door hooglopende conflicten vervreemdt van de kopstukken laat hij zich de adoratie aanleunen van nieuwe discipelen en aspirant-dichters. Onder hen de student Pieter ‘Pet’ TidemanGa naar eind17 uit Haarlem, die zich in de buurtgemeente Sloten vestigt. En de nog jongere Lucie Broedelet. Alleen of met aanhang, familie en vrienden ontmoeten zij elkaar in het uitgevershuis. En schrijven zij aan de gastvrouw.
De 33 brieven aan de Groningse predikantendochter Annette Versluys-Poelman nemen ons mee naar het fin-de-siècle van de negentiende eeuw. Achter de gepassioneerde kunstopvattingen van de Tachtigers gaan huishoudelijke besognes en persoonlijke misères schuil, liefdesperikelen en financiële kwesties, gezondheidsproblemen en de nodige Weltschmerz. Ofschoon we Annette's stem niet bij de hand hebben, blijkt uit de brieven die aan haar zijn gericht hoezeer zij zich de strubbelingen van haar correspondenten aantrekt, hen raadt en troost en waar nodig handelend optreedt.Ga naar eind18 In krap drie jaar, van voorjaar 1892 tot begin 1895, ontrolt zich in de vriendenkring de ene na de andere droeve gebeurtenis. De brieven, onregelmatig verspreid over die periode, getuigen ervan. Zoals op 21 oktober 1892, als Kloos reageert op een kennelijk indringend gesprek met Annette van een paar dagen tevoren. ‘[(]Wat ik u zeide, was mijne levenservaring van twee jaren, en ik ben | |
[pagina 44]
| |
in dien tijd reeds zoovele malen door oogenblikkelijke stemmingen van Mej. P. in de war gebracht en daarvoor door haar zelf weder in 't gelijk gesteld, dat ik volkomen in mijn recht meen te zijn, nu ik ná deze ervaring - ik heb u de feiten verteld - te wachten in deze totdat Mej. P hare misvatting in zal zien.’ Het valt hier niet uit op te maken wat ‘deze ervaring’ inhoudt, maar bekend is wel dat kinderboekenschrijfster ‘Mieb’ PijnappelGa naar eind19 niet accepteert, dat Kloos hun verloving had verbroken en hem, zoals hij impliceert, bestookt met brieven. Hij heeft ze ‘in de u bekende reden niet beantwoord’. Mej. P. moet Annette Versluys-Poelman om hulp gevraagd hebben; Kloos blijkbaar om tegenovergestelde reden eveneens. Hij vraagt haar ‘verschooning voor den moeite die ik u mocht veroorzaakt hebben’ en zegt in het postscriptum: ‘Bij gelegenheid - ik ben twee dagen ongesteld geweest en vandaag nog niet erg flink - hoop ik weer eens gezellig bij u te komen. Wilt u nog s.v.p. aan Mijnheer zeggen dat de aflevering Maandagochtend komt.’ Die aflevering van De Nieuwe Gids verschijnt december 1892. Zijn indispositie - Kloos had van jongsaf een zwak gestel en leed vaak aan door overmatig drankgebruik aangewakkerde instortingen - verergert in de wintermaanden. ‘Zou niet een van u beiden eens eventjes bij mij kunnen komen, dat ik weêr eens een menselijk wezen zie en spreek. Misschien kan een van U nog wel van middag uitslippen. U zou mij geen grooter grooter kunnen doen’, schrijft hij - zonder zijn kattebelletje te corrigeren.Ga naar eind20
Versluys en Witsen bekostigen in het vroege voorjaar van 1893 voor Kloos en Boeken een reis naar Italië en als de reisgezellen terugkeren komen ze bij Witsen aan het Oosterpark te wonen. De schilder, op 4 mei in het huwelijk getreden met zijn vriendin Betsy van VlotenGa naar eind21, verhuist naar Ede, naar zijn kleine villa Zonneberg. In het volgende nummer van De Nieuwe Gids debuteert Lucie Broedelet. Het kan zijn dat de vader voorwerk voor de dochter heeft gedaan. Een ongedateerd verzoekje uit 1893 van Willem Kloos aan Annette Versluys-Poelman luidt namelijk: ‘Ik kan den heer Broedelet onmogelijk | |
[pagina 45]
| |
ontvangen: ik zit tot over mijn ooren in het werk. Het spijt mij zeer.’ Hij sluit af met het haastig postscriptum: ‘Wilt u zoo goed zijn bijgaand briefje aan den heer B. te geven?’ Ging het over Lucie? Vast wel. In haar eerste brief aan Annette, van 26 december 1893, schrijft Lucie immers: ‘De brief dien de heer Kloos aan pa zond bereidde mij natuurlijk eene groote vreugde.’ Het Haagse adressenboek van 1893/1894, de periode waarin Lucie met Kloos in contact kwam, vermeldt: ‘J.S. Broedelet, gep. kapt. der genie, comm. en direct. der Cult. Maatschap Bandjar-Redjo, Bankastraat 56.’ Jacobus Salomon Broedelet, op 15 januari 1844 in Voorburg geboren, trouwde volgens een huwelijksannonce op 15 juli 1871 in Padang-Pandjang met de 9-jaar jongere Adriana Kervel, geboren op Sumatra.Ga naar eind22 Een krantenbericht, waarin zijn militaire loopbaan bij het KNIL de revue passeert, wijst uit dat hij zich naast de handelsonderneming ook met kunstzinniger zaken bezig hield: in 1876, het jaar na Lucie's geboorte, publiceerde Broedelet een ‘metrische vertolking’ van Theodor Korners treurspel Rosamunda, ‘met een woord tot inleiding van J.A. Alberdingk Thijm’ (de vader van Karel Alberdingk Thijm, later Lodewijk van Deyssel).Ga naar eind23 Het dichten zat dus in de familie. Ongetwijfeld verkeerden de Broedelets wel eens in het artistieke circuit, gezien het verslagje van Royaards, die bevriend was met medewerkers aan De Nieuwe Gids. Ze hebben het tijdschrift beslist gelezen, want de eerste bundel ‘Verzen’ van Lucie's idool Willem Kloos verscheen pas in juli 1894 in boekvorm, eveneens bij Versluys.
Het is goed mogelijk dat Lucie Broedelet zèlf haar versjes had opgestuurd. Ze neemt immers ook het initiatief om na hun kennismaking - ‘U begrijpt, den eersten keer was ik nog erg verlegen’Ga naar eind24 - bij de Versluysen te gaan logeren. Daardoor krijgt ze Kloos te zien, ongetwijfeld samen met de onafscheidelijke Hein Boeken. En de Haarlemse student Pieter ‘Pet’ Tideman, naar wie ze in haar bedankbrief van 29 januari 1894 bezorgd informeert: ‘Als u wat naders hoort van den heer Tideman, dan wilt u mij dat zeker wel schrijven. Ik hoop zoo voor hem, dat | |
[pagina 46]
| |
alles goed mag afloopen. 't Zou wel verschrikkelijk wezen. Ik kan nog niet begrijpen hoe de menschen zoo kunnen wezen. Hij zoo'n geniale jongen.’ Kloos' nieuwe paladijn, die met zijn driftige polemieken de eerste generatie Tachtigers van het tijdschrift heeft vervreemd, zit in de problemen. Hij wordt beticht van antisemitische uitlatingen en om een proces te voorkomen, wil dominee Tideman zijn zoon krankzinnig laten verklaren. Bovendien heeft Pet zijn minderjarige vriendin Betsy Eman bezwangerd. Of Lucie daar al weet van heeft, blijkt niet. Zou ze wel op de hoogte zijn van de financiële moeilijkheden waarin De Nieuwe Gids verkeert? Annette heeft er kennelijk aan Willem Witsen over geschreven, want hij antwoordt haar vanuit Ede: ‘[(]Wat de daling betreft van het aantal abonnées van de N.G. dat was wel te voorzien en ik voor mij vind het niet erg zoolang hij kan blijven bestaan en Kloos er van leven. Maar dat is nu juist de kwestie, zult u zeggen. Nu, dan, ja dan moet er maar gebeuren wat moet - ik voor mij geloof er heel sterk in in ieder geval, wat er ook gebeurt, het zal altijd goed zijn zooals het is.’Ga naar eind25 Lucie rept er in elk geval niet over. Vóór alles worstelt zij met haar literaire werk en haar ‘twijfelingen’ erover bekent ze Annette op 4 maart 1894, na de publicatie van het smartelijke drama Viola: ‘[(] Prachtig werk staat er toch in den laatsten Gids van Tideman. Wat een verbazende kracht straalt er in door. Ik kan hem die benijden steeds voel ik twijfel in mij, na elk werk meer, vooral na Viola een twijfel als nooit te voren. 't Dunkt mij zoo eene décadence van mij, eene uitbloeiing. Dit stemde mij natuurlijk wel droef, want de heerlijkste momenten zijn die oogenblikken, waarin men zich zoo gansch kan geven, momenten van heerlijk alles vergeten aan wat is rondom.’
Als Lucie op het toneel verschijnt is Annette Versluys-Poelman veertig. Dochter van een vooruitstrevend Gronings predikant en parlementslid, bestiert ze het huishouden van haar grote gezin, speelt ze een rol in de uitgeverij en streeft ze daarnaast, juist in deze fase van haar leven, een belangwekkend doel na: Annette houdt zich actief bezig met de oprich- | |
[pagina 47]
| |
Brief van Lucie Broedelet aan Annette Versluys-Poelman, 29 januari 1894. (Letterkundig Museum.)
ting van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht.Ga naar eind26 In een lange brief feliciteert Lucie haar eind maart 1894: ‘[(] Lieve mevrouw u schreef mij zoo dat 't mij niet interesseeren zou, 't onderwerp omtrent vrouwenkiesrecht. Eerstens moet ik u nog veel geluk wenschen met uw presidentschap, en dan zou ik u nog willen vragen, 't belang, 't nut er van. Ik weet er zoo niets van en u zoudt mij zoo goed op de hoogte kunnen brengen. Zoo gaarne zou ik weten, of 't werkelijk ingrijpende veranderingen ten goede zou kunnen brengen. Maar ik kan niet eens trachten mijzelf een antwoord daarop te geven daar ik zoo totaal onwetend ben op dat punt.’ Ook uit de rest van de brief valt op te maken, dat Annette een enigszins naiëve, maar openhartige correspondente aan Lucie heeft. Om de slechte recensies over haar drama bekommert ze zich niet: ‘U moet toch niet denken, dat mijn downzijn te wijten was aan critiek. Ik lees wat wellicht erg dom is nooit couranten. Als Kloos het goed vindt niet waar | |
[pagina 48]
| |
mevrouw?’Ga naar eind27 Nee, haar ‘downzijn’ heeft een andere oorzaak. Ze kreeg ‘schokken’ te verduren ‘die mij veel van mijn vertrouwen benamen, zoowel in mijzelf als in de mannen.’ En ze vervolgt: ‘[(] 't was een innerlijke twijfel, ook veel te wijten aan mijnen toestand. Een tijd leefde ik in voortdurende strijd met mijzelf en mijne denkbeelden omtrent 't leven en kunst. Nu is mij alles klaar nu 't voorbij is. Toen ik streed, wist ik nauwelijks dat ik 't deed en niet waarom. Korten tijd is er iemand geweest in mijn leven, dien ik dacht te denken gelijk als ik. Maar nu 't gansch voorbij is, ben ik pas tot volle besef gekomen, hoe wij twee geheel tegengestelde krachten waren in onze levensopvattingen, in kunst. Dit heeft mij natuurlijk erg afgemat. 't Waren droeve gedachten steeds over datzelfde en ik dacht dikwijls of 't niet slecht was van mij of mijn levensopvatting [niet] slecht was. Maar nu de toestanden klaar en helder voor mij staan, weet ik dat 't niet anders kon zijn. Gelooft u ook niet dat men zich in sommige gevallen door zijn gevoel moet laten leiden?’ Van links naar rechts Willem Versluys, Hein Boeken, Annette Versluys-Poelman, Charles van Deventer, Mieb Pijnappel en Willem Kloos. (Foto Willem Witsen; collectie Letterkundig Museum.)
| |
[pagina 49]
| |
Toch vraagt ze nu om het adres van Hein Boeken, van wie Annette een bemoedigend woord over haar werk doorstuurde. En voorts schaamt Lucie zich dat ze ‘zoo zonder eenige Ahnung ervan kan voortleven als iemand, voor wien ik zooveel eerbied en liefde koester als voor Kloos, zoo ernstig ziek is. Dat niet een zeker gevoel in je je onrust geeft. Maar ik leefde zoo onbewust voort. U ziet, ik kan onmogelijk buiten uw brieven en ben blijde, dat u mij zoo op de hoogte houdt van de jongens en allen, die ik bij u leerde kennen.’
Nu is Kloos wel vaker ziek, maar wat staat te gebeuren, tart alles wat de kring - zijn weldoeners Witsen en het echtpaar Versluys voorop - tot dan toe met de bodemdriftige dichter heeft meegemaakt. Kloos' ineenstorting is niet het enige dat 1894 in een rampjaar verandert voor vrijwel alle correspondenten van Annette. Ook Huize Versluys krijgt het zwaar te verduren. Om te beginnen raakt de uitgeverij in moeilijkheden doordat Jan Versluys zich uit de zaak heeft teruggetrokken. Over de oorzaak van de onmin tussen de twee broers valt slechts te gissen, maar dat Willems oudere broer bij zijn vertrek ook zijn financiële aandeel in de zaak opeiste, is duidelijk geworden uit correspondentie die Annette onderhield met familie en vrienden.Ga naar eind28 Het zal de teloorgang van De Nieuwe Gids hebben versneld. Maar er is meer. Terwijl Lucie met haar schilderende broer AndréGa naar eind29 in Parijs vertoeft ‘Niet grootsch of indrukwekkend, maar heel vroolijk en licht met zijne blauwe Seine, drukke boulevards en groene squares’Ga naar eind30, stuurt Pet Tideman een briefje aan Annette. Met de hoogzwangere Betsy heeft hij zijn intrek genomen in ‘Meer en Vaart’ in de buurtgemeente Sloterdijk.
‘Waarde Mevrouw, Met groote vreugde werd uwe vriendelijke bezending door mijne vrouw ontvangen, & dankbaar laat zij u weten dat zij ook zeer gaarne gebruik maakt van uw aanbod, uw wiegje tijdelijk voor ons kindje af te staan. Mijne vrouw wilde de flanellen & andere instrumenten waarover gij schreef, zelf maken, zoudt gij voor haar het goed willen koopen en mis- | |
[pagina 50]
| |
schien wilt gij het bedrag van dien inkoop vereffenen bij uw eerstvolgend bezoek te Sloterdijk? De poëten zijn juist hier geärriveerd en beginnen de aandacht van dit dorpske nu ganschelijk bezig te houden.[(]’Ga naar eind31 Het moet dan en daar zijn geweest dat Kloos een onfortuinlijke beslissing neemt, die een maand later wordt vastgelegd op de geboorteakte van een onwettig kind. Op 19 mei 1894 bevalt Betsy Eman van ‘Pieter’.Ga naar eind32 De 22-jarige vader heeft als beroep opgegeven: ‘redacteur van den Nieuwen Gids’. Kloos, die vanaf oktober 1893 het tijdschrift alleen leidde, heeft Tideman en Boeken benoemd tot redacteuren.Ga naar eind33 Het is een nieuwsfeit waar het literaire wereldje knarsetandend op reageert.
Het kindje is ongelukkig, bericht Pet Tideman later in mei aan Annette. ‘In een oogenblik van verademing van droefenis neem ik de vrijheid u nog eens goed dank te zeggen van de vriendelijke zorgen door u aan het welzijn van mijne vrouw en mijn zoo ongelukkig kind besteed. Wij zijn op dit oogenblik berustend en denken met veel dankbaarheid aan de verschillende bewijzen van genegenheid, die wij ontvangen. [(] Wij hebben een teere en vriendelijke steun van Lucie Broedelet, die bij ons verblijf houdt na een bezoek jl. Maandag bij ons gebracht. Zij is innig lief voor Betsy en dat zelve een jong meisje is, doet in haar omgang met Betsy deze de smart om haar kindje dikwijls vergeten.’Ga naar eind34 Veel tijd om zich met haar literatuur bezig te houden, zal Lucie niet hebben gehad. Maar wie zou hebben besloten dat ze voortaan onder haar eigen naam publiceert? En is een van Lucie's verzen in het meinummer de weerslag van de ‘schokken’ die zij eerder ondervond?
Bruten die durft loochnen al hoog vrouwelijk zijn, die met uw schennend woord
Ontluistert, ontkuischt al 't reine, ik zou u willen kastijden.
Mocht mijn trots slaan met wreede hoonende striemen uw vunze lijven. Gij
Met uw leege breinen, die slechts kent slechte gedachten en lage ijdelheid.
| |
[pagina 51]
| |
Brief van Willem Kloos aan Annie Versluys-Poelman. (Letterkundig Museum.)
Ondanks de schampere pers kan ze ongehinderd voortgaan, daar Tideman haar rangschikt bij de medewerkers die van hem mogen blijven. Het staat in een vlugschrift tegen de oude garde dat in juni bij Versluys verschijnt en waarvan fragmenten staan afgedrukt in hetzelfde meinummer.Ga naar eind35 Witsen, met zijn vrouw Betsy en hun drie maanden oude baby in Ede waarschijnlijk ver verwijderd van het gekrakeel, schrijft aan Annette: ‘De brochure van Tideman heb ik nog niet gezien, wel besteld, maar niet ontvangen, - ik behoef U wel niet te zeggen dat ik zeer verlangend ben, evenals ik reikhals naar de volgende aflevering.’Ga naar eind36 | |
[pagina 52]
| |
Een paar maanden later is hij, door de ambtenaar van de burgelijke stand van Sloten verhaspeld als Witser, op 18 september een van de getuigen van het huwelijk tussen Pet Tideman en Betsy Eman.Ga naar eind37 Pieter kan nu worden erkend. Wie van de andere vrienden erbij aanwezig is, blijkt niet uit de brieven. In september verschijnt bij Versluys het laatste nummer van De Nieuwe Gids, al zal niet iedereen daarvan doordrongen zijn geweest. Willem Kloos, die eerst bij Witsen in Ede, dan in huize Versluys en tenslotte op het atelier aan het Oosterpark verblijft, raakt in een steeds diepere crisis. Hij wordt verpleegd door Annette Versluys-Poelman en af en toe door Isaac IsraëlsGa naar eind38. Ook de schilderes Sara de Swart die met haar vriendin Anna VisGa naar eind39 op het atelier woont, helpt waar mogelijk. Hein Boeken, in Ede bij de Witsens, houdt zich afzijdig. Onverstoorbaar probeert hij restanten te vergaren uit de Nieuwe Gids-kopij die is blijven liggen. In oktober stuurt hij een en ander aan Annette toe. ‘[(] Ik heb ongeveer 12 pag vertaling van ApuleiusGa naar eind40 en zal daar nog mede voortgaan een pagina of 12 6 van mijzelf, maar dat nog niet af is. Dus op ruim een vel van mij kan zeker gerekend worden. Van andere medewerkers heb ik niet vernomen. Aan Bierens de Haan heb ik niet geschreven omdat ik nog niet zekers wist. Het zal wel goed zijn als Kloos aan hem schreef, daar die juist met Tideman heeft onderhandeld en ik er dus zoo vreemd tusschen zou komen.’ Het veelzeggend postscriptum luidt: ‘Wil u vooral nog niet aan Kloos zeggen dat ik hier ben?’Ga naar eind41 Twee dagen later schrijft hij zelfs: ‘[(] dat ik het ook beter vind vooreerst eene ontmoeting met Kloos te vermijden, indien het niet bepaald noodig is. Het is een uitstekend idee van U dat hij nu alleen oo zich nu aanwent alleen voor zijn zaken te zorgen. Dit is beter zoowel voor hemzelf als voor het nu volgens uw plan op te richten tijdschrift. Witsen is het geheel met mij hierover eens en kan voor het oogenblik onmogelijk van huis. Hij wil heel graag wat doen als hij wat doen kan, maar op het oogenblik ziet hij er niets in, omdat Kloos op 't oogenblik toch niet naar hem zou luisteren. Witsen moet nu bepaald voor zijn huishouden zorgen, hij heeft zijn handen vol werk. Als Kloos ziek is of als hij hem bepaald noodig heeft dan zou Witsen dadelijk komen, maar K heeft nu meer vertrouwen in U | |
[pagina 53]
| |
en [zijn] zorgzame verpleegsters, trouwens zooals het den laatsten tijd gaat, schijnt het naar aller wensch te gaan.’Ga naar eind42
Lucie heeft, een dag erna, iets opgevangen dat moeilijk te controleren valt. Mogelijk heeft zij het over Anna Vis of Saar de Swart als zij schrijft: ‘U begrijpt dat ik blij ben dat Kloos nu gelukkig is en als ik er nog iets toe kan bijdragen zal ik dat met al mijn hart doen. Ik hoop zoo zeer, dat zij eindelijk 't geluk mogen gevonden hebben, want zijn leven was wel dikwijls droef niet waar. Haar ken ik niet, maar ik hoop veel van haar te houden.’Ga naar eind43 Dat laatste staar er niet erg overtuigend. Bovendien gaat het in werkelijkheid zo slecht met Kloos, dat hij, na met vrijwel iedereen ruzie te hebben gemaakt nu zelfs zijn beschermster allerlei lelijks toedicht. Witsen, nog altijd voor Kloos' ‘materiële behoef-Willem Versluys en Annie Versluys-Poelman.
| |
[pagina 54]
| |
ten in stilte’ zorgend, schrijft Annette in november dat zij het zich niet moet aantrekken: ‘Daar wantrouwen volgens Dr JelgersmaGa naar eind44 een algemeen ziekte verschijnsel is in gevallen als dat van Kloos. [(] De bezoeken van vrienden, de vriendelijke zorgen van U en zijn verpleegsters hebben hem helpen genezen; maar hoe? Hij wordt beklaagd en verzorgd, hij wordt zich zelf weer, zijn oude trots komt tetug enz, terwijl het gebeurde een harde les voor hem had behooren te zijn. U plukt de bittere vruchten van te veel toegevendheid, Mevrouw.’Ga naar eind45 Hein Boeken - in november ‘heel plezierig’ verblijvend op het adres van de Broedelets in de Bankastraat - en Lucie Broedelet brengen elkaars groeten over en beklagen Annette als haar moeder ‘zoo eensklaps’ is overleden. Geruchten over een nieuw tijdschrift buiten uitgeverij Versluys om, worden hardnekkiger. Het spijt Boeken, in december weer in Ede, dat de voortgang van De Nieuwe Gids ‘nu niet meer met U en den heer Versluys' samenwerking zal zijn.’Ga naar eind46 Op diezelfde datum, oudejaarsdag, een jaar na haar begeerde entree in de kring, schrijft Lucie: ‘U denkt toch niet dat ik meeschrijf in 't nieuwe tijdschrift, na al wat ik er van hoorde vandaag van Mijnheer [Versluys], die ons vandaag opzocht. 't Is onbegrijpelijk alles ervan’. Het jaar 1895 is twee weken oud als Boeken meedeelt niet langer bij de Witsens te logeren ‘daar het kindje steeds sukkelende is.’Ga naar eind47 Betsy Witsen-Van Vloten geeft Annette een dag later een roerend verslag van het getob om de baby, die ‘zwakke botjes heeft en nog wel 1/2 of 3/4 jaar moet liggen, zelfs mag ik hem niet op schoot hebben. Nu is 't goed dat we dat weten, dan handelt men er na. Ofschoon zijn vader een mooie stoel voor hem getimmerd en gebeeldhouwd heeft, zal die nu toch op hem moeten wachten maar dat is niets als 't mannetje maar eerst beter is.’Ga naar eind48 Uit Zaltbommel bericht Lucie Broedelet eind januari hoe ‘frisch en opgewekt’ ze zich voelt tussen haar oude vriendinnen. Aleida BeekhuisGa naar eind49, medestrijdster van Annette, heeft haar uitgenodigd een vergadering bij te wonen ‘wat ik natuurlijk heel graag wil doen, nu ik u zal hooren spreken. Ik kan dan meteen van Hein vertellen en al wat u zoudt willen weten.[(] Dag liefste mevrouw, ik hoop dat ik u niet al te zeer | |
[pagina 55]
| |
verveeld heb zoo steeds over mijzelf te praten. Na mijne hartelijkste groeten aan allen en eene liefh. kus aan u, uwe Lucie.’
Abrupt eindigt hiermee het dossier. Het gezin Broedelet verhuist in mei 1895 naar Hilversum. De contacten zullen na het verdwijnen bij Versluys van De Nieuwe Gids zijn verwaterd, al maakt Witsen twee jaar later nog een serie portretten van de ‘brunette met de pracht oogen’, die haar tonen zoals de mannen van Tachtig haar zagen ‘een heerlijk meisje zonder de minste pretentie’. In 1898 verscheen bij Van Looy een uitgave van Lucie's dramatische tekst ‘Idylle’, die in 1894 in De Nieuwe Gids had gestaan. Het exemplaar van de kleine, zachtgroene bundel met goudstempel op het omslag op de afdeling oude handschriften van de Universiteitsbibliotheek in Amsterdam is niet opengesneden.Ga naar eind50 Op het adres in Den Haag waar vandaan Lucie haar brieven stuurde en waar Boeken logeerde, is een apotheek gevestigd. De sierlijke koperen brievenbus aan de deur van het woonhuis ernaast doet niet langer dienst. In het voormalige uitgevershuis in de Tweede Oosterparkstraat 221-223 in Amsterdam bevindt zich nu een kindercrèche. De poëzie is sinds lang vervlogen. Of ze moest zijn overgedragen aan een ver familielid van Lucie. Maar desgevraagd weet Remco Campert zich niets meer te herinneren van zijn oudtante Lucie (de tante van zijn moeder, de actrice Joekie Broedelet), die hij slechts een enkele keer heeft ontmoet. Zij is, als laatste van de kring rond Annette Versluys-Poelman, in 1969 op hoge leeftijd overleden.
Dit is een uitgebreide versie van het artikel dat april 2000 verscheen in het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad. |
|