| |
| |
| |
Jaarverslag 1995
Het Letterkundig Museum trok in 1995 meer dan 27.000 bezoekers, ruim 10.000 meer dan in het jaar daarvoor. Die toename is te danken aan de permanente tentoonstelling Het Kinderboekenmuseum, die in 1995 zijn eerste hele kalenderjaar beleefde. Allerlei nieuwe activiteiten werden ontplooid: museumlessen voor het basisonderwijs, verjaardagspartijtjes op woensdag- en zaterdagmiddagen, een buitengewoon succesvolle Annie M.G. Schmidt-Voorlees Estafette die door 2.600 bezoekers werd bijgewoond, een dichtwedstrijd voor kinderen en verschillende andere activiteiten en publikaties. Alles werd er zo'n beetje nieuw van. Het Kinderboekenmuseum blijkt in een behoefte te voorzien.
Een aantal andere vernieuwingen werd in het verslagjaar voorbereid. Met de Koninklijke Bibliotheek als hoofdbewoner van het complex en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen als subsidiegever werden besprekingen gevoerd over een gezamenlijke nieuwe hoofdingang van de Koninklijke Bibliotheek en het Letterkundig Museum, een entree die de vindbaarheid en toegankelijkheid van het Museum zeer ten goede zal komen. Eveneens met de Koninklijke Bibliotheek werden besprekingen gevoerd over een drastische renovatie van de aula, mede opdat de uitreikingen van de P.C. Hooft-prijs en de Theo Thijssen-prijs in een wat feestelijker omgeving zullen plaatsvinden. Ten slotte werd een werkgroep ingesteld die de nieuwe semi-permanente tentoonstelling over de Nederlandse literatuur vanaf 1750 tot heden zal gaan inrichten. Vanaf november 1997 zal die te zien zijn.
| |
| |
1995 was niet alleen het eerste jaar van het Kinderboekenmuseum, het was ook het laatste van mr. W.R.H. Koops, voorzitter. De heer Koops heeft het beleid van het museum niet minder dan zeventien jaar in hoge mate bepaald. Hij kon dat voortreffelijk, want hij beschikt over een doeltreffende vasthoudendheid in zaken waar het er werkelijk op aankomt, zoals wel of niet verhuizen, en over een verbluffende dossierkennis waarmee hij op gesprekspartners een diepe indruk maakt. Hij had het heft vast in handen en daar hebben wij veel voordeel van gehad. Het is mede aan hem te danken dat het Letterkundig Museum duidelijker dan ooit een functie vervult in het Nederlandse culturele leven, en een instituut geworden is dat gekenmerkt wordt door een steeds grotere levendigheid. Het Letterkundig Museum is hem bijzonder veel dank verschuldigd. De heer Koops is als voorzitter opgevolgd door de heer drs. H. Bordewijk.
De documentencollectie werd in het verslagjaar 485 maal (1.063 collecties) geraadpleegd door studenten, wetenschappelijk onderzoekers en tekstbezorgers (1995: 477 maal en 1.075 collecties). Op de documentencollectie werd 19 maal (25 collecties) telefonisch of schriftelijk een beroep gedaan. Bij deze aantallen is het gebruik door medewerkers van het museum niet meegeteld. De iconografische collectie (inclusief de audio-visuele collectie) werd 175 maal (359 collecties) geraadpleegd (1994: 106 maal en 247 collecties). Op de iconografische collectie werd 67 maal (106 collecties) telefonisch of schriftelijk een beroep gedaan. De knipselcollectie werd door onderzoekers en journalisten, maar vooral door studenten en scholieren 916 maal (1.434 collecties) ter plekke geraadpleegd (1994: 1.242 maal en 1.290 collecties). Op de knipselcollectie werd 1.435 maal (2.605 collecties) telefonisch of schriftelijk een beroep gedaan (1994: 2.630). Openbare Bibliotheken hebben vrijwel alle een abonnement op de literaire knipselkrant van het Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum. Het museum stelde ook dit jaar zijn omvangrijke knipselcollectie ter beschikking ten behoeve van deze knipselkrant, op basis waarvan daarnaast het zgn. on-line bestand Tacoliterair van het nblc wordt samengesteld. Deze knipselkrant dient mede als basis voor een door het nblc in samenwerking met de Openbare Bibliotheek Amsterdam uitgebrachte cd-rom met literaire knipsels, waarvan regelmatig een zgn. update verschijnt. Het aantal aanvragen van fotokopieën en reproducties van documenten bedroeg 126 (1994: 62). Het aantal ten behoeve van gebruikers ver- | |
| |
vaardigde reprodukties van iconografisch materiaal bedroeg 156 (1994: 460). De hoeveelheid ten behoeve van gebruikers gemaakte fotokopieën van kranteberichten en recensies die per post werden verzonden bedroeg 21.222 (1994: 24.771). In het verslagjaar werden door bezoekers in de
leeszaal 10.190 dergelijke fotokopieën gemaakt (1994: 10.523).
In 1995 werden ten behoeve van tentoonstellingen of wetenschappelijk onderzoek zeven maal documenten en objecten in bruikleen gegeven: Stichting Theo Thijssen (Amsterdam) ten behoeve van de tentoonstelling ‘In de ochtend van het leven’; Rijksuniversiteit Groningen, ten behoeve van een tentoonstelling over het leven en werk van W. Jos. de Gruyter; Rijksarchief in Noord-Holland (Haarlem), ten behoeve van onderzoek betreffende Anton van Duinkerken; Stichting Museum Spaans Gouvernement (Maastricht), ten behoeve van de tentoonstelling ‘Gezicht van Maastricht’; Museum Tromp's Huys (Vlieland), ten behoeve van de tentoonstelling over J. Slauerhoff en Vlieland; De Nieuwe Kerk (Amsterdam), ten behoeve van de tentoonstelling ‘De Rode Droom, een eeuw sociaal-democratie in Nederland’; ptt Museum (Den Haag), ten behoeve van de tentoonstelling ‘Geheimschrift’.
In het verslagjaar werden 179 aanwinsten geregistreerd, 44 minder dan in het jaar daarvoor (1994: 223; 1993: 223; 1992: 241). Daarvan werden er 33 door aankoop verworven. De overige 146 ontving het museum als schenking, met uitzondering van 14 bruiklenen.
De iconografische collectie van het Letterkundig Museum is uitgebreid met werk van drie vooraanstaande illustrators van kinderboeken en jeugdliteratuur: B. Midderigh-Bokhorst, Carl Hollander en Mance Post.
Het grootste deel van het oeuvre van B. Midderigh-Bokhorst (1880-1972) bestaat uit illustraties voor kinder- en meisjesboeken en jeugdliteratuur. Kinderleven (1906) van Nienke van Hichtum, Roswitha (1909) van Marie Boddaert, Uit het winter-wonderland van W.G. van de Hulst (1912), Marion en Marian (1934), Laurientje (1931) en Andertje (1950) van J.M. Selleger-Elout, de Stijfkopje-serie, De Waterkindertjes van Charles Kingsley in de vertaling van Martha van Vloten, Andy's gouden stippen (1935) van A.M. Nachenius-Roegholt en de versjes van Anna Sutorius zijn slechts enkele voorbeelden van de zeer vele titels die Midderigh-Bokhorst van illustraties voorzag. Vaak tekende zij een illustratie in samenwerking met haar echtgenoot.
| |
| |
Met hem maakte zij ook series prentbriefkaarten, zgn. friezen, platen voor school en huis, omslagtekeningen en illustraties voor schoolboeken. Hij verzorgde de historische achtergronden, zij de figuren en dieren, samen signeerden zij het werk.
Midderigh-Bokhorst is, in tegenstelling tot haar tijdgenotes Rie Cramer en Henriëtte Willebeek le Mair, min of meer in de vergetelheid geraakt, hoewel het Centraal Museum te Utrecht in 1982 aandacht besteedde aan haar illustraties op modegebied.
De collectie Midderigh-Bokhorst bestaat onder meer uit pen- en inkttekeningen, een serie kinderprentbriefkaarten die zij maakte onder de naam Hannie Holt, illustraties voor Geschiedkundig leesboek door E. Vrieze en F.H.N. Bloemink, enkele schetsboekjes, diverse aquarellen en reclamefolders van haar friezen en platen voor school en huis. De collectie geeft een prachtig beeld van het veelzijdige talent van deze tekenares en illustratrice.
Carl Hollander (1934-1995), een van de belangrijkste naoorlogse kinderboekenillustrators, verwierf grote bekendheid door illustraties bij het werk van An Rutgers van der Loeff-Basenau, Astrid Lindgren (Pipi Langkous), Annie M.G. Schmidt (Minoes) en Kees Leibbrandt (Spaghetti van Menetti). Zijn samenwerking met Paul Biegel leidde tot succesvolle boeken als De kleine kapitein (1970), De rover Hoepsika (1977) en De vloek van Woeste wolf (1979). Over die samenwerking zei Biegel in Het Binnenhof van 30 september 1979: ‘Carl Hollander is een enige vent om mee te werken. Hij had zin om bootjes te tekenen en toen heb ik dat verhaal bedacht van 't jongetje dat z'n eigen schip bouwt.’
Het Letterkundig Museum heeft de gehele nalatenschap van Carl Hollander in permanent bruikleen gekregen. De collectie omvat een kleine 2.000 illustraties; de technieken van Hollander zijn pen, potlood, kleurpotlood en aquarel.
De illustratrice van kinderboeken en jeugdliteratuur Mance Post (1925) Het illustreren van Het schoentje van Roosmarijn (1955) van Han G. Hoekstra was haar eerste echte opdracht. Voor dit boek maakte Post echter geen getekende maar geknipte illustraties, een techniek die zij al snel weer losliet. Na deze eerste opdracht zouden vele volgen: titels als Onder de zeespiegel (1958) van Marie-Sophie Nathusius, Tante Ibeltje (1962) van Bertus Aafjes, de serie ‘Ons leeshoekje. Kinderen uit andere landen’ (jaren 60), de Waaidorp-serie van Annie M.G. Schmidt (jaren 70), Met de poppen gooien (1975), Grote mensen daar kan je soep
| |
| |
van koken (1976) en De jonge prinsen (1986) van Guus Kuijer, ‘Ik ga op reis’ zei de eekhoorn (1985) van Toon Tellegen en Een rooskleurig meisje (1981) van Rita Törnqvist vormen slechts een greep uit de zeer vele kinder- en jeugdboeken die Post van illustraties voorzag. Voor de goede observator is soms te zien wie voor een bepaalde figuur geposeerd heeft. Zo herkent men bijvoorbeeld Ischa Meijer als Oom Jaap in de Waaidorp-boeken en treden de kleinkinderen van Simon Carmiggelt in diezelfde serie op. De prachtige, zeer omvangrijke collectie-Post bestaat uit tientallen originele tekeningen die alle als illustratie gebruikt werden. De collectie geeft een mooie indruk van het werk van een illustratrice die al bijna veertig jaar het uiterlijk van kinder-en jeugdboeken mede bepaalt.
Een andere opmerkelijke aanwinst is de portretkop van de letterkundige Abel J. Herzberg door Miriam ter Braak, die in 1987 contact had gezocht met de door haar bewonderde schrijver. Een aantal malen poseerde Herzberg voor de kunstenares, maar hij was door zijn hoge leeftijd niet in staat dit langere tijd achtereen vol te houden. Daarom maakte Ter Braak een serie foto's van de schrijver, aan de hand van welke zij ook werkte. De kop is gegoten in aluminiumcement.
De collectie portretten van de hand van Lia Laimböck werd uitgebreid met een portret van Mensje van Keulen ten voeten uit.
Van Dorinde van Oort werden in permanent bruikleen tien portretten van diverse auteurs verworven, alle in krijt, potlood en olieverf op papier en ingelijst in beschilderde lijsten. Tot de geportretteerde auteurs behoren Maarten Biesheuvel, Adriaan van Dis, Maarten 't Hart, Vonne van der Meer en Renate Rubinstein.
In het najaar werd de collectie verrijkt met een geschenk van de Stichting Vrienden van het Letterkundig Museum. Op de jaarlijkse vriendendag bood voorzitter mr. C.J. Schneider het museum een portret, in olieverf op linnen, van de schrijver W.F. Hermans aan. Het schilderij werd in 1993 gemaakt door Ramon Jan Vet (o1958). Vet vond voor het portret van Hermans de omschrijving ‘hedendaags realisme’ op zijn plaats. Voor hem zijn vooral de ogen van Hermans belangrijk. De blik in die ogen, die geen eenduidige blik is, maar veel meer laat zien: observeren, weten, amuseren, analyseren. Vet gebruikte bij het schilderen foto's en tekeningen.
Aanwinsten voor de iconografische collectie zijn door hun visuele karakter vaak het meest aantrekkelijk voor een breed publiek. Dat laat onverlet dat de aan- | |
| |
winsten van archivalia voor literair-historisch onderzoek van groter belang zijn.
Nalatenschappen of aanvullingen daarop als die van Herman Besselaar (die jarenlang de rubriek ‘Dichtershoek’ in het Algemeen Handelsblad redigeerde), van de veelzijdige C. Buddingh', van de bijkans vergeten Kitty de Josselin de Jong, van de kinderboekenschrijver C. Joh. Kievit of van de populaire schrijver Aar van de Werfhorst zullen in de toekomst veel geheimen prijs geven. Een archief van de dichter en uitgever Laurens van der Waals, van belang zowel door zijn eigen semi-bibliofiele uitgeverij De Waelburgh als door zijn directeurschap van Nijgh & Van Ditmar (waarvan het archief aan het begin van de Tweede Wereldoorlog bijna geheel verloren ging), is een bijzonder belangrijke aanwinst, al was het alleen maar omdat dit archief als verloren werd beschouwd. Het circa tweehonderd brieven omvattende archief van de Groep Kunstenaars-centrum voor Geestelijke Weerbaarheid uit de jaren 1935-1939 (onder meer van Menno ter Braak, Albert Helman, Ed. Hoornik, Albert Kuyle en Hendrik de Vries) zal kunnen bijdragen om het engagement uit die periode beter in kaart te brengen.
Deze schenkingen hebben veel vertakkingen in de literatuurgeschiedenis. Maar ook afzonderlijke auteurs kunnen door schenkingen in een gedeeltelijk ander daglicht komen te staan, zoals Hendrik de Vries van wie het museum de nooit gepubliceerde ‘Levensroman’ verwierf, en Lucebert, van wie een groot aantal onbekende handschriften werd aangekocht.
Tot en met 26 februari was de op 8 december 1994 geopende tentoonstelling 1954. Een literaire doorsnee nog te bezichtigen. Op 21 april werd de tentoonstelling Babs' bootje krijgt een stuurman. De meisjesroman en illustrator Hans Borrebach geopend. De tentoonstelling duurde tot en met 5 november en werd daarna uitgeleend aan Museum Jannink te Enschede; daar was de tentoonstelling te zien van 9 december 1995 tot en met 5 mei 1996. Naar aanleiding van het overlijden van Annie M.G. Schmidt werd de expositie De A van Annie ingericht. Deze expositie werd geopend op zaterdag 24 juni door Joke Linders. Als onderdeel van een expositie-drieluik was vanaf 8 december een tentoonstelling te zien over ABC-boeken vanaf de negentiende eeuw tot heden: Wie A zegt. Het alfabed opgeschud. De andere twee tentoonstellingen, respectievelijk over ABC-boeken in het onderwijs en bibliofiele ABC-boeken, werden georganiseerd door het Nationaal Schoolmuseum te Rotterdam en het Museum van het Boek te Den
| |
| |
Haag. Het initiatief voor dit expositie-drieluik werd genomen door de beheerders van bewaarcollecties kinderboeken in Nederland.
In de foyer waren in het voorjaar drie kleine tentoonstellingen te zien. Van de voorgenomen expositie over A. Viruly werd afgezien vanwege de grote extratentoonstelling over Annie M.G. Schmidt. Tot en met 19 maart was nog de tentoonstelling Anne de Vries (1904-1964), kinderboekenschrijver te bezichtigen. Met een tentoonstelling over Theo van Doesburg sloot het Letterkundig Museum aan bij de Mondriaan-activiteiten: Woordbeeldingen: de expressionistische, kubistische en dadaïstische literatuur van Theo van Doesburg en consorten. De laatste kleine tentoonstelling, getiteld Nestbevuilers, geopend op I september door Ewald Vanvugt en te zien tot en met 10 december, vroeg aandacht voor 400 jaar Nederlandse critici van het koloniale bewind, van Jacob van Neck tot Jan ‘Poncke’ Princen. De tentoonstellingen trokken in totaal 27.165 bezoekers (1994: 16.659).
Er vonden naast de door het museum georganiseerde bijeenkomsten in 1995 verschillende andere literaire activiteiten plaats. Op 20 januari werd, ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de uitgeverij, door Uitgeverij J.M. Meulenhoff bv een door Lia Laimböck vervaardigd schilderij aangeboden, Maarten en Eva Biesheuvel met Kippie, Johnny en Geitje. Bij deze gelegenheid las Maarten Biesheuvel voor uit eigen werk. Reinier Sipkes zorgde voor muzikaal amusement. Op 28 februari werd de bundel Jan en Alleman en ook zijn zusje. Gedichten over lezen en schrijven gepresenteerd. Leendert Witvliet en Diet Huber lazen voor uit eigen werk en..D..Een film over schrijven, gemaakt door Harrie Geelen, werd vertoond. Op 22 mei werd in de aula de P.C. Hooft-prijs 1995 uitgereikt aan A. Alberts voor zijn verhalend proza. Willem Jan Otten hield tijdens deze bijeenkomst een feestrede en Gerrie van der Klei verzorgde, op speciaal verzoek van de laureaat, een muzikaal optreden. Ondanks anders luidende berichten in de pers zullen ook in de toekomst de prijsuitreikingen van de Stichting P.C. Hooftprijs voor Letterkunde in de aula blijven plaatsvinden. De Vakopleiding Boekenbranche maakte op 6 oktober voor haar diploma-uitreiking gebruik van de ontvangstruimten van het museum. Op 2 november vond in de aula het jaarlijks symposium plaats van de Jan Campert-stichting, getiteld ‘Toneel in Nederland - Taal of spektakel’. Sprekers waren Hans van den Bergh, Gerben Hellinga en Kester Freriks; Gerardjan Rijnders en Ger Thijs discussieerden onder leiding van
| |
| |
Carel Alphenaar, die ook de forumdiscussie voorzat. Op 10 november organiseerde de sectie Public Relations van de Nederlandse Museum Vereniging in de foyer van het museum een receptie ter afsluiting van een symposium dat plaatsvond in de Koninklijke Bibliotheek. Op 14 december vond de presentatie plaats van ‘De Leeslamp’, een veertiendelige serie programma's met schrijvers gemaakt voor lokale en regionale omroepen. De videovertoning werd afgesloten met een forumdiscussie onder leiding van Rob Zwetsloot, met onder anderen Michaël Zeeman, mevrouw M. Sanders-ten Holte, Aad Meinderts en Jan Haasbroek.
In het verslagjaar verscheen De briefwisseling tussen P.N. van Eyck-Albert Verwey (2), mei 1914-juli 1919 (Achter het Boek 27). Op zondag 5 november werd tijdens de jaarlijkse Dag voor de Vrienden het vierde Jaarboek Letterkundig Museum gepresenteerd, waarin bijdragen zijn opgenomen van Carel Blotkamp, Diana van Dijk, Stance Eenhuis, Marja Pruis, Rolf Swart, Frank van Wijk en Martin Zuithof. Ter begeleiding van de gelijknamige tentoonstelling verscheen Babs' bootje krijgt een stuurman. De meisjesroman en illustrator Hans Borrebach (1903-1991) (Schrijversprentenboek 37). Ter gelegenheid van de expositie Wie A zegt. Het alfabed opgeschud verschenen twee uitgaven bij uitgeverij Querido: A is een aapje. Opstellen over ABC-boeken van de vijftiende eeuw tot heden en Het ABC van Willem Wilmink.
In het verslagjaar verscheen een zestal uitgaven die niet in het Activiteitenplan 1995 waren opgenomen en die alle betrekking hadden op activiteiten in het Kinderboekenmuseum. De belangrijkste daarvan is Kinderboekenparade. Teksten en illustraties uit het Kinderboekenmuseum, uitgegeven in samenwerking met uitgeverij Ploegsma en financieel mogelijk gemaakt dankzij steun van Van de Kerk + Van Venrooy organisatieadviesbureau bv te Arnhem. Kinderboekenparade fungeert als catalogus van het Kinderboekenmuseum en kan ter voorbereiding op een bezoek door basisscholen gebruikt worden. In de uitgave Jan en Alleman en ook zijn zusje zijn alle gedichten opgenomen die deel uitmaken van de zgn. ‘leeswand’ in het Kinderboekenmuseum; ze zijn van nieuwe illustraties voorzien door Annet Kossen. In het Kinderboekenmuseum is een geïllustreerde, door Anne de Vries samengestelde tijdbalk opgenomen die een overzicht biedt van de kinderen jeugdliteratuur vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw tot heden - het enige element van de expositie dat uitsluitend bestemd is voor volwassenen. De
| |
| |
tekst daarvan is opgenomen in Van Hiëronymus tot heden. De teksten van de tijdbalk in het Kinderboekenmuseum. Ter gelegenheid van de Annie M.G. Schmidt-Voorlees Estafette verscheen Joke Linders' Hoe de letters kwamen en een door Peter Vos geïllustreerde rijmprent, Stekelvarkentjes wiegelied. Beide uitgaven zijn uitgegeven in samenwerking met museumdrukkerij Die Haghe in Voorburg. Met deze boekdrukkerij werd tevens, in het kader van Kinder Dichter aan huis, een poëzie-affiche uitgegeven met gedichten van Jos van Hest, Karel Eykman, Johanna Kruit, Koos Meinderts en Theo Olthuis.
Bij de expositie Babs’ bootje krijgt een stuurman verscheen een reeks van negen prentbriefkaarten met boekomslagen van Hans Borrebach. Daarnaast verscheen een serie van portretten door Dorinde van Oort. Voorts werd een kaart uitgebracht van een schilderij van Lia Laimböck, Maarten en Eva Biesheuvel met Kippie, Johnny en Geitje. Als Boomerang Freecard verscheen in een oplage van 160.000 exemplaren een portret van Annie M.G. Schmidt door Josie Arnoys, vrij naar Andy Warhol, naar een idee van Marcel Prins. |
|