Holst-van der Schalk en tal van tijdschriftpublikaties o.a. over Vestdijk, Hans Lodeizen en Constant van Wessem.
In eigen huis kwamen 13.544 geïnteresseerden (2.000 meer dan in 1992) kijken naar de vaste opstelling en naar de exposities die speciaal werden samengesteld, zoals die over (ook hier) Boutens, Hella S. Haasse, Gerrit Kouwenaar, over honderd jaar beeldende kunst en literatuur ‘Van Jan Veth tot Herman Gordijn, 1880-1980’ en over de kinderboekenschrijver W.G. van der Hulst.
De kinder- en jeugdliteratuur is een nieuwe, belangrijke loot aan de letterenboom: het museum zal in 1994 een eigen semi-permanente tentoonstelling openen. Het Kinderboekenmuseum, zoals de tentoonstelling genoemd wordt, markeert het gegeven dat het Letterkundig Museum de literatuur voor kinderen een zelfde plaats wil geven in zijn activiteiten als de literatuur voor volwassenen. Het Letterkundig Museum heeft al eerder aandacht besteed aan kinder- en jeugdliteratuur: tijdelijke tentoonstellingen bij voorbeeld over Wim Hofman, Annie M.G. Schmidt en Willem Wilmink. Ook op het gebied van de verwerving en het beheer van nalatenschappen en archieven van kinderboekenschrijvers en- illustratoren zal het Letterkundig Museum meer activiteiten gaan ontplooien. Het Letterkundig Museum legt het accent op de vorming van een collectie van unica (nadrukkelijk dus geen boeken, maar wel handschriften, illustraties enz.) en het maken van tentoonstellingen (uiteraard begeleid door educatieve activiteiten).
Naast de Schrijversprentenboeken over P.C. Boutens en Hella S. Haasse werden in 1993 ook delen in de serie Achter het Boek voorbereid: het tweede deel van de briefwisseling tussen P.N. van Eyck en Albert Verwey (1914-1919); de briefwisseling tussen Karel van de Woestijne en C.A.J. van Dishoeck (1904-1929) en een dossier rond de reorganisatie van Groot Nederland (1935).
Het tweede Jaarboek Letterkundig Museum werd gepresenteerd tijdens de nu jaarlijks in november te herhalen Dag voor de Vrienden van het Letterkundig Museum, een initiatief dat veel belangstelling trekt.
Diverse andere manifestaties van literaire aard werden naast de exposities in 1993 in het museum gehouden. Van het uitreiken van grote en kleine prijzen, het houden van lezingen en symposia tot de presentatie van tal van uitgaven.
Al die uiteenlopende onderdelen van en activiteiten met de collectie behoeven een juiste wijze van conserveren: het is een probleem waar de meeste musea vroeg of laat mee te maken krijgen. Licht, lucht en vochtigheid bedreigen de collectie. Om verzuring van papier tegen te gaan en foto's en ne-