Voorwoord
Al geruime tijd leefde bij het Letterkundig Museum de wens, de kolommen van het viermaandelijkse huisorgaan Juffrouw Ida uitsluitend open te stellen voor informatie over de activiteiten van het Museum. Het blad zou zodoende zijn wat hybridische karakter - een kruising tussen een literair-wetenschappelijke publikatie en een mededelingenblad - kwijtraken en getransformeerd worden in een museale nieuwsbrief. Literair-historische beschouwingen, bij voorkeur gebaseerd op onderzoek in de eigen archieven, zouden voortaan een plaats moeten krijgen in een heus jaarboek, waarin ze vooraf zouden worden gegaan door een summier jaarverslag. Want weliswaar worden in een jaarboek, naar het woord van Van Dale, de werkzaamheden van het verstreken jaar vermeld, het grootste gedeelte ervan wordt toch in beslag genomen door zogenaamde verhandelingen. Toegevoegd moest worden een vervolg op het, onder auspiciën van het Letterkundig Museum door de Sdu uitgegeven, repertorium Nederlandse literaire prijzen 1880-1985, omdat deze met zoveel vlijt en speurzin verzamelde gegevens niet verloren mochten gaan. In dit jaarboek is dit eerste supplement nog een koekoeksjong - het beslaat de periode 1986 tot en met 1991. Nooit werd er zoveel geprijsd als in deze zes jaar! Volgende jaarboeken zullen uiteraard niet meer dan het prijzenoverzicht van het voorafgaande jaar bevatten, waarmee het tot de proporties van een modale verhandeling zal zijn teruggebracht.
Naast de al genoemde jaarlijks terugkerende bestanddelen - jaarverslag, prijzenoverzicht - bestaat dit eerste jaarboek uit een achttal bijdragen, die overigens niet alle de wat plechtstatige en gedegen kwalificatie ‘verhandeling’ verdienen. Vier zijn er geschreven door medewerkers van het Museum, de andere zijn van de hand van andere gebruikers van het archief. Op één na: René Spork diepte uit het Haags Gemeentearchief een niet eerder gepubliceerde lezing van F. Bordewijk over Louis Couperus op.
Als we even afzien van de beide lezingen - van Bordewijk (1948) en van Termorshuizen (1991) - en ons beperken tot de serieuze verhandelingen - waartoe die van Korteweg niet behoort -, valt het op dat in vier van de vijf